Uit een wetenschappelijke studie blijkt dat het Britse kolonialisme van 1880 tot 1920 in India zo'n 165 miljoen doden heeft veroorzaakt, terwijl het biljoenen dollars aan rijkdom heeft gestolen. Het wereldwijde kapitalistische systeem was gebaseerd op Europese imperialistische genocides, die een bron van inspiratie vormden voor Adolf Hitler en leidden tot het fascisme.

Churchill en India
© Geopolitical Economy
Volgens een academische studie heeft het Britse kolonialisme gedurende grofweg 40 jaar 100 miljoen doden in India veroorzaakt.

En een vooraanstaande econoom berekende dat in de loop van bijna 200 jaar kolonialisme het Britse rijk ten minste 45 biljoen dollar aan rijkdom uit India heeft gestolen.

De genocidale misdaden die Europese rijken buiten hun grenzen begingen, inspireerden Adolf Hitler en Benito Mussolini en leidden tot de opkomst van fascistische regimes die binnen hun landsgrenzen soortgelijke genocidale misdaden begingen.

Economisch antropoloog Jason Hickel en zijn co-auteur Dylan Sullivan publiceerden een artikel in het gerespecteerde wetenschappelijke tijdschrift World Development onder de titel "Capitalism and extreme poverty: A global analysis of real wages, human height, and mortality since the long 16th century."

De wetenschappers geven in het rapport een schatting dat er in India tussen 1880 en 1920 165 miljoen overtallige doden gevallen zijn.

"Dit aantal ligt hoger dan het aantal doden uit beide Wereldoorlogen tezamen, inclusief de nazi-holocaust," zo stelden zij.

Zij voegden eraan toe: "De Indiase levensverwachting bereikte pas in 1950, na de dekolonisatie, het niveau van het vroegmoderne Engeland (35,8 jaar)."


Article Highlight
© Geopolitical Economy
Hickel en Sullivan vatten hun onderzoek samen in een artikel in Al Jazeera, onder de titel "How British colonialism killed 100 million Indians in 40 years."

Ze legden uit:
Volgens onderzoek van de economisch historicus Robert C Allen nam de extreme armoede in India onder Brits bewind toe, van 23 procent in 1810 tot meer dan 50 procent halverwege de 20e eeuw. De reële lonen daalden tijdens de Britse koloniale periode en bereikten een dieptepunt in de 19e eeuw, terwijl hongersnoden frequenter en dodelijker werden. Het kolonialisme was allesbehalve gunstig voor het Indiase volk, en leverde een menselijke tragedie op met maar weinig vergelijkbare gebeurtenissen uit de geschiedenis van de mensheid.

Deskundigen zijn het erover eens dat de periode van 1880 tot 1920 - het hoogtepunt van de Britse imperialistische macht - bijzonder desastreus was voor India. Uitgebreide volkstellingen door het koloniale regime vanaf de jaren 1880 laten zien dat het sterftecijfer in deze periode aanzienlijk steeg, van 37,2 doden per 1.000 mensen in de jaren 1880 tot 44,2 in de jaren 1910. De levensverwachting daalde van 26,7 jaar naar 21,9 jaar.

In een recente paper in het tijdschrift World Development gebruikten we volkstellingsgegevens om een schatting te maken van het aantal mensen dat tijdens deze vier wrede decennia door het Britse imperialistische beleid om het leven kwam. Betrouwbare gegevens over de sterftecijfers in India bestaan pas vanaf de jaren 1880. Als we dit als uitgangspunt nemen voor een "normale" sterfte, blijkt dat er in de periode van 1891 tot 1920 ongeveer 50 miljoen extra doden zijn gevallen onder het Britse kolonialisme.

Vijftig miljoen doden is een gigantisch aantal, en slechts een voorzichtige schatting. Uit gegevens over reële lonen blijkt dat de levensstandaard in koloniaal India in 1880 al dramatisch was gedaald ten opzichte van het eerdere niveau. Allen en andere geleerden beweren dat de Indiase levensstandaard vóór het kolonialisme wellicht "op hetzelfde niveau stond als dat van de delen van West-Europa die in ontwikkeling waren." We weten niet met zekerheid wat het sterftecijfer in India vóór de kolonisatie was, maar als we aannemen dat het vergelijkbaar was met dat van Engeland in de 16e en 17e eeuw (27,18 doden per 1.000 mensen), dan blijkt dat zich in de periode van 1881 tot 1920 in India 165 miljoen extra sterfgevallen hebben voorgedaan.

Hoewel het precieze aantal sterfgevallen onderhevig is aan de veronderstellingen die wij maken over de basissterfte, is het duidelijk dat pakweg 100 miljoen mensen voortijdig stierven tijdens het hoogtepunt van het Britse kolonialisme. Dit is een van de grootste door beleid veroorzaakte sterftecrises uit de menselijke geschiedenis. Het aantal ligt hoger dan het gecombineerde aantal doden tijdens alle hongersnoden in de Sovjet-Unie, het maoïstische China, Noord-Korea, het Cambodja van Pol Pot en het Ethiopië van Mengistu.

Dit onthutsende cijfer omvat niet de tientallen miljoenen Indiërs die stierven tijdens door mensen veroorzaakte hongersnoden die werden teweeggebracht door het Britse rijk.

Tijdens de beruchte hongersnood in Bengalen in 1943 kwamen naar schatting 3 miljoen Indiërs om van de honger, terwijl de Britse regering voedsel exporteerde en de invoer van graan verboden had.

Academische studies van wetenschappers stelden vast dat de hongersnood in Bengalen in 1943 niet het gevolg was van natuurlijke oorzaken, maar van het beleid van de Britse premier Winston Churchill.

Churchill zelf was een notoire racist die verklaarde: "Ik haat Indiërs. Het is een beestachtig volk met een beestachtige godsdienst."

Aan het begin van de jaren dertig uitte Churchill ook bewondering voor nazileider Adolf Hitler en de Italiaanse dictator die aan de wieg stond van het fascisme, Benito Mussolini.

Churchills eigen wetenschappelijke aanhangers gaven toe dat hij "bewondering uitte voor Mussolini" en, "als hij moest kiezen tussen Italiaans fascisme en Italiaans communisme, Churchill zonder aarzelen het eerste zou kiezen."


De Indiase politicus Shashi Tharoor, die ondersecretaris-generaal van de Verenigde Naties was, heeft de misdaden van het Britse rijk, vooral onder Churchill, uitvoerig gedocumenteerd.

"Er kleeft net zoveel bloed aan Churchills handen als aan die van Hitler," benadrukte Tharoor. Hij wees op "de besluiten die hij [Churchill] persoonlijk heeft ondertekend tijdens de hongersnood in Bengalen, toen 4,3 miljoen mensen stierven ten gevolge van de besluiten die hij nam of goedkeurde".

De bekroonde Indiase econoom Utsa Patnaik berekende dat het Britse rijk 45 biljoen dollar aan rijkdom uit het Indiase subcontinent heeft weggezogen.


In een interview uit 2018 met de Indiase nieuwswebsite Mint legde ze uit:
Tussen 1765 en 1938 bedroeg de onttrekking 9,2 biljoen pond (gelijk aan 45 biljoen dollar), waarbij het overschot aan Indiase exportinkomsten als maatstaf werd genomen en werd samengesteld tegen een rentevoet van 5%. De Indiërs werden nooit gecrediteerd voor hun eigen goud- en deviezeninkomsten. In plaats daarvan werden de lokale producenten hier het roepie-equivalent uit de begroting "betaald" - iets wat je in geen enkel onafhankelijk land aantreft. Het "verlies" varieerde van 26-36% van de begroting van de centrale overheid. Het zou natuurlijk een enorm verschil hebben gemaakt als de enorme internationale inkomsten die India genereerde binnen het land zouden zijn gebleven. India zou veel meer ontwikkeld zijn geweest, met veel betere indicatoren voor gezondheid en sociaal welzijn. Het inkomen per hoofd van de bevolking is tussen 1900 en 1946 vrijwel niet gestegen, hoewel India gedurende drie decennia vóór 1929 het op één na grootste exportoverschot ter wereld had.

Aangezien alle inkomsten naar Groot-Brittannië vloeiden, is een dergelijke stagnatie niet verwonderlijk. Gewone mensen stierven bij bosjes door ondervoeding en ziekte. Het is schokkend dat de Indiase levensverwachting bij de geboorte in 1911 slechts 22 jaar bedroeg. De meest veelzeggende index is echter de beschikbaarheid van voedselgranen. Omdat de koopkracht van de gewone Indiërs onder druk stond door de hoge belastingen, daalde de jaarlijkse consumptie van voedselgranen per hoofd van de bevolking van 200 kg in 1900 tot 157 kg aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, en daalde verder tot 137 kg in 1946. Geen enkel land ter wereld, zelfs niet het minst ontwikkelde, komt ook maar enigszins in de buurt van de positie waarin India zich in 1946 bevond.
Patnaik benadrukte:
De moderne kapitalistische wereld zou niet bestaan zonder het kolonialisme en de aderlating. Tijdens de industriële overgang van Groot-Brittannië, van 1780 tot 1820, bedroeg de onttrekking uit Azië en West-Indië samen ongeveer 6% van het Britse BBP, bijna evenveel als de eigen spaarquote. Na 1850 had Groot-Brittannië tekorten op de lopende rekening met het Europese vasteland en Noord-Amerika, en tegelijkertijd investeerde het massaal in deze regio's, waardoor het ook tekorten op de kapitaalrekening opliep. Deze twee tekorten vormden tezamen grote en toenemende tekorten op de betalingsbalans met deze regio's.

Hoe kon Groot-Brittannië zoveel kapitaal exporteren - dat werd gebruikt voor de aanleg van spoorwegen, wegen en fabrieken in de VS en op het Europese vasteland? De betalingsbalanstekorten met deze regio's werden vereffend door zich het financiële goud en de deviezen van de kolonies, vooral India, toe te eigenen. Alle ongebruikelijke uitgaven zoals oorlog werden ook op de Indiase begroting gezet, en wat India niet kon opvangen met zijn jaarlijkse deviezeninkomsten werd opgevoerd als schuldenlast, waarover rente werd opgebouwd.
Zie: https://geopoliticaleconomy.com/2022/12/12/britain-100-million-india-deaths-colonialism/