Met veel genoegen verwelkomen we Walter Cruttenden, auteur van Lost Star of Myth and Time, als onze uitgelichte auteur van deze maand. Walter is directeur van het Binary Research Institute in Californië en heeft een achtergrond in wiskunde en wetenschap. In zijn boek onderzoekt hij de wetenschappelijke realiteit achter de mythen van oeroude culturen over de hele wereld die spraken over een enorme tijdcyclus met afwisselend donkere en gouden eeuwen. Plato noemde dat het Grote jaar. Met behulp van nieuw wetenschappelijk bewijs onderzoekt Walter in zijn boek hoe deze cyclus van hoge en lage tijdperken op feiten gebaseerd kan zijn. Om de natuurkundige aspecten achter het concept beter te begrijpen, stelt Walter dat we de dag- en jaarbewegingen van de aarde moeten observeren. In zijn artikel onderzoekt Walter hoe de jaarlijkse omwenteling van de aarde om de zon het menselijk bewustzijn significant en diepgaand beïnvloedt. Hij suggereert dat een beter begrip van de wijsheid van oude culturen het recept is voor een hogere beschaving. U kunt hier met Walter communiceren op ons forum.Een drielichamenprobleem
De populaire Netflix-serie Three Body Problem, die gebaseerd werd op de zeer reële fysica van hoe een systeem met meerdere sterren het leven op een buitenaardse wereld zou kunnen beïnvloeden, bevat een belangrijke les voor de toekomst van onze eigen zon en wereld.
Ooit werd gedacht dat dit zeldzaam was, maar nu wordt geschat dat de helft van alle sterren partnersterren heeft. Voorbeelden hiervan zijn het nabije Sirius A en B en het driesterrenstelsel Alpha Centauri, momenteel onze dichtstbijzijnde stellaire buur waarop de Netflix-serie werd gebaseerd. Met de recente ontdekking van ontelbare rode en bruine dwergsterren hebben sommige astronomen de schattingen opgeschroefd naar 80%, waarvan er nog vele onzichtbaar zijn. We zouden er verstandig aan doen om de wilde natuurkundige eigenschappen van deze stersystemen beter te begrijpen voordat we er een gaan bezoeken!
Maar een grotere vraag luidt: als begeleidende sterren gebruikelijk zijn, zou onze zon dan een partner kunnen hebben? Onlangs heeft een team wetenschappers van Caltech zich gerealiseerd dat er iets groots is dat aan ons zonnestelsel trekt. Terwijl deze astronomen zoeken naar een grote onbekende "Planeet Negen," hebben ze nog niets gevonden dat groot genoeg is om de waargenomen zwaartekrachtafwijkingen te veroorzaken. Daarom beginnen sommigen verder te denken dan een planeet en vragen zich af of onze zon misschien zwaartekrachtgebonden is aan een andere ster, de definitie van een dubbelstersysteem.
De wetenschap die ten grondslag ligt aan Three Body Problem van Liu Cixen, is dat het voor mensen die op een planeet met twee of meer zonnen leven heel moeilijk kan zijn om de seizoenen te voorspellen. En erger nog, die seizoenen kunnen sterk overdreven worden, wat rampzalige gevolgen kan hebben voor de bewoners van de planeet. Het gaat erom dat als onze zon een partnerster heeft, onze aarde onderhevig kan zijn aan periodieke klimaatveranderingen en andere kosmische verschuivingen. Als dit in een ver verleden is gebeurd, dan zijn onze herinneringen aan de laatste nabije stellaire interactie allang vervlogen, maar mythen en folklore verwijzen wel naar dergelijke gebeurtenissen.
De wetenschap
Een aanwijzing dat ons zonnestelsel nu door iets groots wordt beïnvloed, is gelegen in het vreemde gedrag van de dwergplaneten die voorbij Neptunus liggen. Deze kleine planeten, waaronder Pluto, hebben alle zeer langgerekte banen. Ook hebben hun perihelia (dichtste nadering tot de zon) de neiging om aan slechts één kant van de zon samen te komen, terwijl hun banen sterk hellen ten opzichte van het vlak van de grote planeten. Door dit vreemde gedrag gingen wetenschappers Mike Brown en Constantine Batygin van Caltech op zoek naar een grote planeet ver voorbij Neptunus, in de buitenste regionen van de Kuipergordel. Ze schatten dat zo'n planeet een massa van minstens tien aardes zou hebben, maar sommigen denken dat dit nog veel hoger is. Er is al zo'n zeven jaar wereldwijd een uitgebreide zoektocht aan de gang met telescopen en instrumenten. Wetenschappers waarschuwen dat zo'n object erg zwak en extreem moeilijk te detecteren zou kunnen zijn.
Een andere reden waarom sommigen op zoek zijn naar iets groots, misschien zelfs een begeleidende ster, groter maar verder weg, heeft te maken met het feit dat onze zon zelf steeds sneller langs de hemel beweegt. Gedurende de afgelopen tweehonderd jaar, een periode van relatief nauwkeurige moderne metingen, werd ontdekt dat de beweging van de zon langs de hemel toenam van ongeveer 50,1 boogseconden per jaar tot 50,3 boogseconden per jaar. Hoewel dit misschien niet veel lijkt, betekent het dat de snelheid waarmee de zon 360 graden (1.296.000 boogseconden - een volledige baan langs de hemel) beweegt, van 25.868 jaar naar 25.765 jaar is gegaan. Dat komt neer op een verkorting van de mogelijke binaire omlooptijd van de zon met 100 jaar gedurende slechts de laatste twee eeuwen! Dit is een groot effect met astronomische gevolgen.
Weinig mensen zijn zich bewust van de versnellende beweging van de zon, omdat deze wordt gemaskeerd door een archaïsche precessietheorie, die voorschrijft dat de zon niet kan bewegen. In 1543 publiceerde Copernicus De Revolutionibus, waarin hij het oude Griekse heliocentrische systeem (verloren gegaan in 300 v. Chr.) in ere herstelde en de zon aanmerkte als het "onbeweeglijke middelpunt van het universum." Daarmee verklaarde hij op effectieve wijze alle bewegingen van de zon, door te zeggen dat de zon alleen "leek" te bewegen ten opzichte van de equinox of achtergrondsterren als gevolg van een "wiebeling" van de aardas. Hij, en anderen die zouden volgen, zouden beweren dat alle bewegingen van de zon voortkwamen uit een wiebelende aardas en dat de zon, net als de vaste sterren, niet kon bewegen.
Een paar honderd jaar na Copernicus gaf Sir Isaac Newton ons de "lunisolaire theorie van precessie," redenerend dat het de enorme zwaartekracht van de zon moest zijn, en de nabijgelegen zwaartekracht van de maan, die beide aan een afgeplatte aarde trokken, waardoor de as ongeveer 50 boogseconden per jaar van oriëntatie veranderde. Hij veronderstelde dat alleen een as die dusdanig wiebelde, ervoor kon zorgen dat de equinox elk jaar 50 boogseconden eerder plaatsvond (waardoor de achtergrondsterren ook zoveel leken te verschuiven, ook wel precessie genoemd). Volgens hem vormde een wiebelende as de enige reden waarom we de zon achteruit langs de hemel zagen bewegen. Met andere woorden, hij dacht dat de beweging van de zon een illusie was, precies zoals Copernicus had verklaard. Dit was lang voordat iemand zich een sterrenstelsel had voorgesteld, of de idee dat de zon door het sterrenstelsel kon bewegen.
Newtons vergelijkingen klopten nooit helemaal. Ze konden met name niet verklaren waarom de zon elk jaar "sneller" langs de hemel "leek" te bewegen. Veel wetenschappers probeerden Newtons formule te verbeteren door er duizenden variabelen aan toe te voegen die verder gingen dan alleen de maan en de zon. Ze voegden krachten toe voor de andere grote planeten, asteroïden, kometen, atmosferische effecten, etc., maar toch kon de vergelijking de versnelling niet voorspellen. Uiteindelijk, rond het jaar 1900, zei de grote astronoom Simon Newcomb dat hij niet wist waarom de zon elk jaar sneller bewoog, maar hij ontdekte dat door .000222 boogseconden per jaar toe te voegen, de precessieberekening heel dicht in de buurt kon komen van het voorspellen van de werkelijke snelheid van de waargenomen beweging van de zon. Dankzij deze wiskundige oplossing konden zeelieden en anderen die de exacte positie van de zon moesten weten, beter navigeren. En zo geschiedde, totdat radio's, computers, satellieten, GPS en andere vormen van navigatie de noodzaak om de beweging van de zon te meten volledig wegnamen. Vandaag de dag hoeft bijna niemand meer de precessiesnelheid te kennen omdat niemand meer aan de hand van de zon navigeert. Het maakt dus niet uit hoeveel de zon elk jaar beweegt - of toch wel?
In het boek van Lui Cixen resulteerde het onvermogen van de Trisolarische wezens om de positie van hun drie zonnen te voorspellen in seizoenen van extreme afkoeling en opwarming, die zonder waarschuwing plaatsvonden! In zijn fictieve wereld leidde dit tot een enorm verlies aan leven en geschiedenis. Evenzo spraken veel oude culturen hier op aarde over soortgelijke schommelingen in klimaat en omstandigheden. We lezen over ijstijden en perioden van opwarming. En mythen en folklore staan vol met hoogtijdagen van verlichting, of Gouden Eeuwen, afgewisseld met donkere eeuwen, en omgekeerd. Plato noemde deze cyclus "het Grote jaar." Het staat ook bekend als de precessie van de equinox, de periode die de zon nodig heeft om door alle twaalf oeroude sterrenbeelden van de dierenriem te bewegen en terug te keren naar het beginpunt. Op dit moment, gebaseerd op de lente-equinox, staat de zon in Vissen aan de rand van Waterman, oftewel "het aanbreken van het Watermantijdperk."
De Grieken verdeelden de cyclus in ijzeren, bronzen, zilveren en gouden tijdperken en zeiden dat tijdperken, net als uitgestrekte seizoenen, verschillende tijdvakken en omstandigheden hier op aarde afbakenden. De oude Indianen geloofden hetzelfde en noemden de precessiecyclus een "Yuga-cyclus" en verdeelden deze in stijgende en dalende fasen, waarin het beter of slechter ging. Ook zij spraken over vier tijdperken; hun Kali Yuga, of donkerste tijdperk, was verwant aan het Griekse IJzeren Tijdperk, het Indiase Dwapara Yuga, wanneer de mensheid zogenaamd begint te ontwaken in wetenschappelijke kennis, was als het Griekse Bronzen Tijdperk of het Tijdperk van de Held. En hun twee hogere tijdperken, bekend als de Treta en Satya Yuga's, weerspiegelden de Griekse Zilveren en Gouden Tijdperken, die de Grieken ook beschouwden als het tijdperk van de halfgoden en het tijdperk van de goden, om het bewustzijnsniveau weer te geven dat tijdens die tijdperken gebruikelijk zou zijn geweest.
Veel van deze mythen werden gedocumenteerd door de voormalige professor geschiedenis van de wetenschap aan het MIT, Giorgio de Santillana, in zijn geweldige boek Hamlet's Mill. Op zoek naar de "oorsprong van kennis" tonen Giorgio, en zijn al even geleerde co-auteur Hertha von Dechend, aan dat meer dan dertig oude culturen dergelijke overtuigingen over een grote tijdcyclus aanhingen. Sommigen verbonden de veranderende tijdperken met de beweging van de zon of de beweging van de hemel, en sommigen beweerden zelfs dat het werd veroorzaakt door de beweging van onze zon rond een andere ster. De Mithraïsche cultuur sprak bijvoorbeeld over een zon voorbij de zon en toonde deze andere zon als Mithras die het wiel van de dierenriem draait, wederom: precessie. Hun tempels bevatten vaak een basreliëf van twee jongens, Cautes en Cautopates, waarbij de één een fakkel omhoog houdt en de ander een fakkel omlaag, waarmee de stijgende en dalende fasen van het Grote jaar worden uitgebeeld. Beschikten de Ouden over kennis van een andere ster en begrepen ze hoe deze invloed had op het leven op aarde?
Oosterse astronomie
Het Binary Research Institute (BRI) in Californië bestudeert dit idee al bijna twintig jaar en produceert documentaires, boeken, artikelen, podcasts en conferenties over dit onderwerp. Ik werk bij het BRI en we onderzoeken zowel de hemelmechanica van een bewegend zonnestelsel als de mythologische, folkloristische en historische verwijzingen naar gerelateerde tijdcycli. De meest grondige oude beschrijving van onze zon als deel van een binair sterrensysteem is te vinden in het boek The Holy Science, dat in 1894 werd geschreven door de Indiase astronoom en filosoof Swami Sri Yukteswar. De inleiding van dat boek bevat een zeer interessante paragraaf:
Oosterse astronomie leert ons dat manen om hun planeten draaien, en planeten die om hun as draaien, draaien met hun manen om de zon; en de zon met haar planeten en hun manen neemt een of andere ster voor haar dubbelganger, en draait er in ongeveer 24.000 van onze aardjaren omheen - een hemelfenomeen dat de achterwaartse beweging van de equinoctiale punten rond de dierenriem veroorzaakt.Hè?! Het zal u opvallen dat de eerste drie beweringen volledig in overeenstemming zijn met de moderne astronomie: 1. manen draaien om hun planeten, 2. planeten draaien om hun assen en 3. planeten draaien om de zon. Maar halverwege de zin vinden we twee opzienbarende verklaringen: onze zon "neemt een of andere ster als dubbelganger" (waarmee in feite wordt beweerd dat we in een binair systeem zitten), EN dit fenomeen veroorzaakt de achterwaartse beweging van het equinoctiale punt - wat suggereert dat de oorzaak van "precessie" niet alleen een wiebelende as is - maar ook - of meer nog - een bewegende zon! Deze oosterse verklaring is totaal anders dan de westerse hypothese, die stelt dat de as wiebelt omdat de zon niet kan bewegen.
Hoewel sommige astronomen de mogelijkheid onderzoeken dat onze zon ooit deel uitmaakte van een binair systeem, heb ik geen astrofysicus kunnen ontdekken die zelfs maar op de hoogte was van het oude of Oosterse concept van precessie: dat precessie - gezien als de zon die elke ~25.000 jaar achteruit beweegt langs de hemel - eigenlijk het waarneembare (wat we vanaf de aarde zien) is van onze zon die om een andere ster heen beweegt!
Op mijn instituut hebben we een precessiemodel gebouwd op basis van dit concept van de binaire zon (binair precessiemodel), dat we hebben getoetst aan het standaard Newtoniaanse model en vergeleken met de waarneembare precessie (de snelheid waarmee de zon langs de hemel beweegt) van de afgelopen tweehonderd jaar. Hoewel Yukteswar ons niet de naam of locatie van de mogelijke begeleidende ster gaf, gaf hij ons wel een baanperiode van 24.000 jaar en de data van het laatste aphelium en perihelium (verste en dichtstbijzijnde punten) als 500 n.Chr. en 11.500 v.Chr. Met behulp van deze informatie en wetende dat elke baan zou moeten voldoen aan de wetten van Kepler (lichamen versnellen als ze dichter bij elkaar komen en vertragen als ze verder uit elkaar bewegen), voorspelde het binaire model de snelheid waarmee de zon langs de hemel zou moeten bewegen, ook wel precessie genoemd, op elk punt in zijn baan. Het resultaat was verbluffend! Dit eenvoudige binaire model bleek 40 keer nauwkeuriger dan het veel meer gecompliceerde westerse model voor het voorspellen van de veranderende precessiesnelheid. Hadden Newton en Newcomb dat maar geweten!
Dit wil niet zeggen dat Newton er helemaal naast zat wat betreft de axiale wiebel. Maar we hebben wel ontdekt dat de axiale wiebel zich beperkt tot niet meer dan ongeveer twee boogseconden per jaar, wat betekent dat het grootste deel van de waarneembare precessie (zon die langs de hemel beweegt) veroorzaakt wordt door de zon die daadwerkelijk langs de hemel beweegt. Hier bestaan verschillende bewijzen voor. Bijvoorbeeld, precessie wordt gemakkelijk waargenomen ten opzichte van objecten "buiten" het kader van het bewegende zonnestelsel (bijvoorbeeld sterren), maar kan niet worden waargenomen ten opzichte van objecten "binnen" het kader van een bewegend zonnestelsel (bijvoorbeeld planeten), wat suggereert dat de waarneembare precessie wordt veroorzaakt door een bewegend zonnestelsel. Maar het beste bewijs wordt geleverd door het aantal maanomlopen per jaar te vergelijken met het aantal volle manen dat we elk jaar waarnemen. Beide zijn getallen die tot op enkele decimalen nauwkeurig bekend zijn, zoals blijkt uit ons vermogen om de tijd en plaats van zonsverduisteringen tot op enkele seconden nauwkeurig te voorspellen. De maan, die samen met de aarde beweegt en de aarde observeert (maar het niets kan schelen of de aarde al dan niet wiebelt), vertelt ons dat heel weinig van wat wij precessie noemen te wijten kan zijn aan een axiale wiebel. Het grootste deel van de beweging van de zon langs de hemel moet worden veroorzaakt door een zon die daadwerkelijk beweegt - en in feite beweegt de zon heel veel!
Wat astronomen zeggen
Precessie en klassieke hemelmechanica in het algemeen worden beschouwd als gevestigde wetenschap. Er zijn nog maar heel weinig astronomen die precessie bestuderen of zich druk maken over precessiedynamica. Ze kunnen de posities van de zon en de sterren via een groot aantal online diensten vinden en hoeven geen berekeningen uit te voeren. De dynamici die betrokken zijn bij het produceren van de gegevens kunnen af en toe variabelen toevoegen aan of aftrekken van de berekeningen (wat oorspronkelijk Newtons vergelijking was), maar niemand kijkt naar nieuwe (of heel oude) onderliggende theorieën. De meeste astrofysici geven tegenwoordig de voorkeur aan meer opwindende vakgebieden als zwarte gaten, donkere materie, donkere energie, plasmafysica, zwaartekrachtsgolven, enz.
Als astronomen wordt gevraagd of we in een binair systeem zouden kunnen zitten, zullen de meesten zeggen dat het hoogst onwaarschijnlijk is, of dat àls we in een binair systeem zouden zitten, we dat nu wel zouden moeten weten. Dit komt grotendeels omdat de meesten denken dat de zon nauwelijks beweegt (omdat precessie haar beweging verbergt), en we zouden de zon zeker zien bewegen als ze aan een andere ster was gebonden. Het oude denkkader "de zon kan niet bewegen" achtervolgt ons nog steeds!
Uit gesprekken met astronomen heb ik een korte lijst van vereisten samengesteld om in een binair systeem te zitten. Naast het waarnemen van een bewegende zon, zijn dit 1. De beste partnerkandidaat zou waarschijnlijk onze dichtstbijzijnde ster zijn, of een ster die binnenkort onze dichtstbijzijnde ster zal zijn, 2. Deze partnerster zou waarschijnlijk een zeer hoge mate van eigenbeweging vertonen, waardoor het lijkt alsof hij heel snel langs de hemel beweegt, 3. De partner zou waarschijnlijk bijna recht op ons af lijken te komen, en 4. Het massamiddelpunt (het middelpunt van de zwaartekracht) tussen onze zon en de ster is het middelpunt van de zwaartekracht. Het massamiddelpunt (middelpunt van de zwaartekracht) tussen onze zon en deze andere ster zou zich op minder dan een lichtjaar afstand moeten bevinden (wanneer onze begeleider aphelium bereikt), zodat onze zon een baan kan voltooien in ruwweg 24.000 jaar, wat ongeveer de precessieperiode is. Verbazingwekkend genoeg hebben we een kandidaat gevonden die aan alle criteria voldoet!
De ster van Barnard
Toen Sri Yukteswar in 1894 over de "dubbelster" van onze zon schreef, was de ster van Barnard, een rode dwergster met een massa van ongeveer 50.000 aardes, onze op één na dichtstbijzijnde stellaire buur (na het driesterrenstelsel Alpha Centauri), volledig onbekend. In feite werd hij pas in 1915 door E.E. Barnard ontdekt. Maar hij lijkt aan alle voorwaarden voor een begeleidende ster te voldoen.
Deze zwakke ster, die momenteel zonder telescoop niet te zien is, trok pas veel aandacht in de jaren 1960, toen mensen begonnen op te merken dat hij sneller beweegt dan elke andere ster aan de hemel. Natuurlijk zou elk object dichtbij, of het nu een planeet of een ster is, sneller moeten bewegen dan een object dat zich verder weg bevindt. Maar de ster van Barnard vormt een uitzondering. Hij staat momenteel 1,8 lichtjaar verder weg dan Proxima Centauri (de dichtstbijzijnde ster in het dichtstbijzijnde sterrenstelsel, Alpha Centauri), maar beweegt drie keer zo snel! Daarom noemen sommigen Barnards ster nu "de op hol geslagen ster." Hij voldoet duidelijk aan het vereiste van een grote eigenbeweging!
Niemand denkt dat onze zon een begeleider heeft, dus niemand koppelt de snelheid van de ster van Barnard aan iets dat met onze zon te maken heeft. De beste schatting is dat de hoge eigenbeweging van de ster van Barnard het gevolg is van een nauwe interactie met een andere ster ergens tussen tien- en twintigduizend jaar geleden. Men vermoed dat alleen een interactie van deze omvang Barnards ster de benodigde zwaartekrachtimpuls zou geven om "de snelste ster aan de hemel" te worden.
Welke ster gaf Barnards ster dan die grote impuls? Gezien de schaal van de lokale stellaire omgeving zou die geheimzinnige ster nog steeds relatief dichtbij moeten zijn. Als we de buurt doorzoeken, zien we dat een van de zeer weinige nabije sterren niemand minder is dan onze eigen zon! Bovendien is de richting waarin de ster van Barnard zich nu beweegt, recht op ons af, bijna te toevallig. De huidige baan van Barnards ster heeft er zelfs toe geleid dat sommige alarmisten suggereren dat de ster van Barnard, de op hol geslagen ster, nu op een ramkoers ligt met onze zon! Ik betwijfel dit ten zeerste, maar het is een leuk onderwerp om te Googlen! Barnards ster voldoet duidelijk aan de criteria voor nabijheid, snelheid en baan.
Commentaar: Denk aan de opmerking aan het begin van het artikel: veel van deze dubbelsterren zijn onzichtbaar. Dus hoewel Barnards ster een kandidaat kan zijn, is het ook mogelijk dat de tweelingboer een bruine dwerg is die - nog? - onzichtbaar is, ook al is de invloed ervan duidelijk meetbaar en aanzienlijk.
Sterke aanwijzingen
Naast de voor de hand liggende criteria zijn er twee andere gegevens die nog overtuigender zijn. De eerste betreft een relatief recent onderzoeksdocument, waaruit blijkt dat de ster van Barnard niet vertraagt na om het even welke nabije interactie hij wellicht gedurende de afgelopen paar duizend jaar heeft ondervonden. De ster van Barnard gaat juist sneller! Wie de wetten van Kepler begrijpt, weet dat wanneer een object een nabije interactie heeft met een ander groot object, het een initiële zwaartekrachtimpuls krijgt en vervolgens afzwakt wanneer het het nabije punt (periapsis) verlaat, waarbij de vertraging in de loop der jaren duidelijker wordt. Als twee objecten echter een zwaartekrachtrelatie onderhouden en in de fase verkeren dat ze naar elkaar toe bewegen, zullen ze beide een versnelling vertonen. Dit is precies wat we bij Barnards ster en de zon waarnemen, een behoorlijk duidelijk teken dat de twee objecten naar elkaar toe worden aangetrokken. Het is mogelijk dat Barnards ster wordt aangetrokken door iets anders dan de zon, waardoor hij versnelt, maar dat zou een nog groter mysterie zijn! Gezien zijn richting, recht op ons af, en het feit dat wij ook versnellen, lijkt het erop dat deze twee sterren iets voor elkaar voelen!
Een andere belangrijke reden om te suggereren dat Barnards ster onze begeleider zou kunnen zijn, vloeit voort uit een recente berekening van "wanneer" Barnard het dichtst bij onze zon zal komen. Onafhankelijke astronomen hebben nu berekend dat de ster van Barnard nog dichter bij ons komt dan Proxima Centauri (momenteel onze dichtstbijzijnde ster, op 4,2 lichtjaar) wanneer hij in het jaar 11.800 n.Chr. binnen 3,75 lichtjaar van onze zon komt. Deze datum komt opmerkelijk dicht in de buurt van het tijdstip waarop Yukteswar voorspelde dat onze "dubbelster" zijn volgende nabije interactie met de zon zou hebben "in 12.500 n.Chr." In feite is het verschil tussen de twee data (één werd gemaakt voordat de ster van Barnard zelfs maar was ontdekt!) ongeveer 700 jaar, wat minder is dan 3% van de voorspelde baanperiode van 24.000 jaar! Nogmaals, het is of een fantastisch toeval, of de "Oosterse Astronomie" beschikte over verloren kennis die we nu pas herontdekken.
Moderne berekeningen bevestigen voorspellingen uit de oudheid
In de serie Three Body Problem wordt gezegd dat de Trisolariërs met ongeveer één procent van de lichtsnelheid zullen reizen en ruwweg 400 jaar nodig zullen hebben om van Alpha Centauri naar ons zonnestelsel te reizen. Het boek gebruikt deze gemiddelde reistijd om een prikkelend drama op te bouwen!
Ik veronderstel dat de interstellaire snelheid van het Trisolariaanse schip eigenlijk dichter bij 1,1 procent van de lichtsnelheid ligt, maar een paar decennia speling heeft om te versnellen en dan weer af te remmen als hun ruimteschip ons systeem nadert. Dit roept de vraag op: is het realistisch om aan te nemen dat ons zonnestelsel en Barnards ster in slechts 24.000 jaar rond hun gemeenschappelijke massamiddelpunt kunnen draaien? Sterren bewegen misschien niet als ruimteschepen, maar vallen de stersnelheden die we nu waarnemen binnen dat bereik?
Voordat we die vraag beantwoorden, moeten we eerst weten dat de meeste astronomen al heel lang denken dat als we in een binair systeem zouden zitten, de omlooptijd een belachelijk getal zou zijn, zoals 60 miljoen jaar. Dit is het getal dat gebruikt werd voor de Nemesis-theorie, die eind jaren zestig door Richard Muller uit Berkley naar voren werd gebracht. Zijn theorie ging ervan uit dat de vernietiging van de dinosaurussen en andere periodieke massa-extinctiegebeurtenissen werden veroorzaakt doordat een binaire buur af en toe enorme objecten uit de Oortwolk stootte en zo een schrikbewind (kometen of asteroïden) in de richting van een onschuldige aarde stuurde. Maar er bestaat bewijs voor veel kortere periodiciteiten.
Auteur en onderzoeksjournalist Graham Hancock gelooft dat de Jonge Dryas, een plotselinge klimaatsverandering die tussen ruwweg 12.900 v. Chr. en 11.700 v. Chr. resulteerde in abnormaal lage temperaturen, wellicht veroorzaakt werd door een komeetinslag. Anderen, zoals geoloog Robert Schoch van de Universiteit van Boston, menen dat de Jonge Dryas het gevolg kan zijn geweest van een enorme zonne-uitbarsting die het klimaat op aarde beïnvloedde. In beide gevallen kunnen dergelijke gebeurtenissen zijn "uitgelokt" door een andere ster die heel dicht bij onze zon kwam. De periode van de Jonge Dryas valt overigens precies samen met de laatste keer dat Barnards ster het dichtst bij onze zon stond, naar schatting rond 11.500 v.Chr.
Technisch gezien, draaien twee sterren in een binair systeem niet om elkaar heen, maar om een gemeenschappelijk massamiddelpunt. Zo werken alle zwaartekrachtsystemen. Als je een drie meter lange halter wilt balanceren, met een gewicht van een kilo aan de ene kant en een gewicht van een halve kilo aan de andere kant, dan til je die halter op door hem een meter van de zwaardere kant vast te houden. Evenzo, als de massa van onze zon gelijk is aan het gewicht van 333.000 aardmassa's (wat het is) en Barnards ster weegt ongeveer 48.000 aardmassa's (laatste beste schatting), en de twee zijn 4,5 lichtjaar van elkaar verwijderd (gemiddeld tijdens de hele baan) dan kun je zien dat het massamiddelpunt tussen de twee objecten zich minder dan een lichtjaar van onze zon zou bevinden, zoiets als .7 van een lichtjaar. Dit betekent alleen dat onze zon niet heel ver of heel snel hoeft te bewegen om in 24 duizend jaar rond een gemeenschappelijk massamiddelpunt met Barnards ster te draaien. Ze hoeft alleen maar te blijven versnellen met haar huidige snelheid tot ze periapsis bereikt. Kortom - alle natuurkundige aspecten kloppen. Baanberekeningen zijn te vinden op de website van het BRI.
Gevolgen
Leven op een planeet binnen een dubbelstersysteem is misschien niet zo dramatisch als wordt voorspeld in de Three Body Problem, maar zou wel een cyclus veroorzaken die evenredig is met de omlooptijd. Naarmate de twee sterren dichter bij elkaar komen, zouden we waarschijnlijk niet alleen zwaartekrachtseffecten voelen, maar ook toenemende elektromagnetische effecten. Deze zouden vergelijkbaar moeten zijn met wat we tegenwoordig tijdens de cyclus van dag en nacht ervaren, of de cyclus van de seizoenen, zij het op een langere tijdschaal.
Ga maar na. Elke avond, wanneer we ons van de zon afwenden, vallen we uiteindelijk in slaap, waarbij we van een bewuste waaktoestand overgaan naar een onbewuste droomtoestand. Alles is anders. Onze wereldse activiteiten stoppen en dat geldt ook voor de meeste planten en dieren. Maar wanneer de aarde weer naar de zon draait, ontwaken we, vindt fotosynthese plaats en wordt praktisch alles aan de zonnige kant van de aarde actiever, dankzij de elektromagnetische stimulering. Dat is slechts de dagelijkse rotatiecyclus van de aarde. De seizoenen, veroorzaakt door de omwenteling van de aarde om de zon, produceren vergelijkbare effecten, met biljoenen planten en dieren die in de lente opkomen en actief worden, om vervolgens te verwelken en te sterven als de herfst en winter aanbreken. Natuurlijk houden dieren een winterslaap, migreren of gaan schuilen om de effecten van minder zonlicht te vermijden. Dit zijn allemaal gedragsveranderingen die indirect worden veroorzaakt door het wassende en afnemende elektromagnetische spectrum van onze dichtstbijzijnde ster, de zon, en die worden beïnvloed door de kanteling en de baanperiode van de aarde rond die ster.
De laatste keer dat onze zon en Barnards ster in elkaars nabijheid waren, was rond 11.500 n.Chr. Hesiod, de beroemde Griekse historicus, sprak over een lang vervlogen hoger tijdperk als een tijd waarin de mensheid in vrede en harmonie met de aarde leefde, waarbij de aarde "vrijelijk van zichzelf gaf." Denk aan een tijd waarin zelfs monoculturen niet nodig waren! Als dat waar is, moet de mensheid heel dicht bij de natuur hebben geleefd. Hesiod zei ook dat de mensheid tijdens de hogere tijdperken heel oud werd, en we vinden soortgelijke uitspraken in oude Egyptische, Chinese, Perzische en Bijbelse teksten, waar veel figuren zoals Noach, Seth of Methusalem meer dan 500 oud werden.
Moderne auteurs op dit gebied vertellen ons ongeveer hetzelfde. Volgens Joseph Selbie, auteur van The Yugas, vormen de hogere tijdperken diepe spirituele tijdperken met zeer bewuste wezens. De levensverwachting neemt toe met de Yuga's en is, zoals hij aangeeft, ongeveer verdubbeld sinds het laatste donkere tijdperk, de klassieke middeleeuwen. Er wordt gezegd dat alleen wanneer het bewustzijn gedurende de lagere tijdperken afneemt, de mensheid zoveel lijdt. Misschien vertegenwoordigde de bouwhausse van het megalithische tijdperk, met grote piramides en ziggurats die de energieën van de aarde leken te benutten, een poging om de elektromagnetische effecten van een hoger tijdperk vast te houden. Niemand weet het zeker, maar om de een of andere reden waren de eerste bouwwerken in Egypte het meest verbazingwekkend. Vreemd genoeg namen de bouwkundige capaciteiten af, totdat ze ten tijde van de Donkere Middeleeuwen bijna niets meer konden bouwen! Hetzelfde geldt voor de Indus Vallei, Harappa en Mohenjo Daro, alsook voor Mesopotamië, Sumerië, Akkad en Babylon, naast vele andere plaatsen over de hele wereld.
Een andere auteur over deze onderwerpen, Paramahansa Yogananda, auteur van Autobiography of a Yogi, vertelt ons dat in de hogere tijdperken de mens helderziend en telepathisch was, en dat dit vermogen afnam tot het uiteindelijk rond 3000 v.Chr. verloren ging. Maar hij zei wel dat het weer "algemeen bekend" zou worden vanaf 4100 n.Chr., wanneer de twee sterren dichter bij elkaar komen en de aarde het volgende hogere tijdperk, Treta Yuga, binnentreedt. De vraag doemt op of schrijven een vaardigheid is die alleen nodig is wanneer onze helderziende vermogens beginnen af te nemen?!
Conclusie
Graham Hancock en archeoloog Flint Dibble discussieerden onlangs over de vraag of een cultuur uit het hogere tijdperk of een verloren beschaving uit het verre verleden ooit werkelijk heeft bestaan. Terwijl Graham wees op bewijzen voor een kennis van geodetica, precessie, wereldwijde navigatie en soortgelijke wijsheden die het oude Egypte in staat zouden hebben gesteld om aan het begin op zijn hoogtepunt te zijn, wilde Flint meer fysiek bewijs. Vasthoudend aan een strikt Darwinistisch denkkader, waar geen rekening met grote cycli wordt gehouden, moet de traditionele archeologie meer fysieke dingen zien die voorafgingen aan Egypte en Mesopotamië. Een cultuur die in harmonie met de natuur zelf leeft, zou waarschijnlijk weinig achterlaten. Waarschijnlijk zouden ze pas weer de noodzaak van het bouwen van grote bouwwerken inzien, wanneer ze hun hogere bewustzijnsvermogens beginnen te verliezen. Zo vinden we veel vroege culturen "op hun hoogtepunt nabij het begin," zoals de grote wijlen John Anthony West opmerkte. Archeologen zullen misschien nooit voldoende fysiek bewijs van een verloren hogere beschaving vinden buiten megalithische bouwwerken (waarvan we het doel nog steeds niet begrijpen), totdat we met andere ogen gaan kijken naar wat een hoger tijdperk inhoudt.
Maar er bestaat bewijs. De Ouden gaven ons de geodetische systemen die we vandaag de dag nog steeds gebruiken om onze wereld in kaart te brengen: graden, boogminuten en boogseconden voor ruimte en uren, minuten en seconden voor tijd. We verbinden en gebruiken deze voor zowel aardse als hemelse referentiekaders. Voor het gemak gebruiken moderne astronomen nog steeds de oude dierenriem. Als iemand wil weten waar Jupiter is, zullen ze vaker zeggen: "Hij staat nu in Stier," in plaats van de coördinaten te geven in termen van rechte klimming of declinatie. Dat is gewoon makkelijker.
En als we goed kijken, zien we dat deze oude systemen kennis bevatten van de grotere yuga-cyclus. Onze klokken en horloges geven bijvoorbeeld een 24-uurssysteem van tijd weer dat een microkosmos is van de macrokosmische cyclus van 24 duizend jaar, de beweging van de zon door de ruimte (of door de dierenriem). Terwijl het Grote jaar in jaren wordt gemeten, weerspiegelen zelfs zijn fasen, 12 duizend jaar van het bewegen van de zon naar zijn metgezel toe (meer licht) en 12 duizend jaar van het daarvan weg bewegen (minder licht), ons dagelijkse tijdsysteem: 12 uur AM (toenemend licht) en 12 uur PM (afnemend licht). Deze niet-fysieke overblijfselen, een restant van uitzonderlijke intelligentie, zullen hopelijk op een dag net zoveel gewicht in de schaal leggen voor de archeoloog als elk fysiek bewijs dat op een opgravingslocatie wordt gevonden. De hemelkijkers uit de oudheid begrepen het verband tussen de bewegingen van de hemel en het leven op aarde blijkbaar veel beter dan wij vandaag de dag!
Hemelse bewegingen hebben dagelijkse, jaarlijkse en latere gevolgen! Door dit concept, dat onze voorouders zo dierbaar was, te begrijpen, kunnen we misschien de hoogte- en dieptepunten van onze rijke en prachtige geschiedenis beter begrijpen!
EINDE
Walter Cruttenden
Juni 2024
Links van de auteur:Zie: https://grahamhancock.com/cruttendenw4/
binaryresearchinstitute.org
Lost Star of Myth and Time Amazon Amazon.com Amazon.co.uk CA JP DE ES FR IT
The Great Year Adventures Amazon Amazon.com Amazon.co.uk CA JP DE ES FR IT
Aanbevelingen - van de omslag van het boek Lost Star:"...een prachtige, stimulerende, tot nadenken stemmende...benadering van de grootste problemen van de menselijke geschiedenis" -Graham Hancock
"Een overtuigende verklaring voor een belangrijk, maar angstvallig verwaarloosd mysterie..." -John Anthony West
"In dit baanbrekende boek wordt een nieuwe these uit oude teksten ontcijferd..." -John Major Jenkins
Commentaar: SOTT onderzoekt bovenstaande ideeën al tientallen jaren vanuit verschillende invalshoeken. De volgende artikelen geven een fascinerend inzicht in de bevindingen: