Khadafi
© Joseph Eid/AFPLibische leider Muammar Kadhafi • 10 april 2011
De natie herinnert zich nog de soevereiniteit die het land voor 2011 genoot...
Twaalf jaar geleden deed de zogenaamde Arabische Lente Libië aan, maakte een einde aan het bewind van Muammar Kadhafi en stortte het land in chaos, waarbij het verdeeld raakte langs tribale en regionale scheidslijnen. Kadhafi zelf werd vermoord door toedoen van door het westen gesteunde milities.
De verkapte militaire NAVO-invasie van Libië

Wat in februari 2011 begon als een kleine en beperkte burgerbetoging tegen de Kadhafi-regering in Oost-Libië, draaide uit op een door het westen gesteunde inspanning tot regimewisseling, waarbij de NAVO overging tot een militaire interventie onder het mom van "bescherming van de burgerbevolking."

De VN-Veiligheidsraad werd door de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk gedwongen Resolutie 1973 aan te nemen, waarmee de deur werd opengezet voor het gebruik van geweld tegen Libië, simpelweg omdat de westerse mogendheden Kadhafi van de troon wilden stoten, wat op zichzelf genomen een flagrante schending van de resolutie inhield. De rest is geschiedenis.

Verwarde Libiërs werd wijsgemaakt dat democratie, welvaart en vrijheid binnen handbereik lagen. Maar toen het eenmaal zover was, ontdekten ze dat Khadafi dan wel van het toneel verdwenen was, maar dat hij in zekere zin Libië met zich meegenomen had.

Jaren later bevindt het land zich in een impasse met weinig vooruitgang op het gebied van vrijheid en stabiliteit. Veel van de soevereine beslissingen worden door anderen genomen, terwijl gewapende milities het land domineren en optreden als stromannen van buitenlandse mogendheden.

Waarom Libiërs het gevoel hebben alsof hun land zucht onder bezetting

De meeste Libiërs hebben het gevoel dat hun land haar onafhankelijkheid heeft verloren en onder een nieuwe vorm van bezetting is komen te staan. Politici kunnen nauwelijks beslissingen nemen zonder buitenlandse bemoeienis. Dezelfde landen die Libië meer dan tien jaar geleden destabiliseerden, belemmeren nu de vooruitgang van het land.

Nationale soevereiniteit en een onafhankelijk binnenlands en buitenlands beleid waren de twee belangrijke pijlers van Khadafi's heerschappij. Tijdens zijn veertigjarige bewind als leider van de olierijke Noord-Afrikaanse staat slaagde hij erin om deze tot onderdeel van de Libische nationale identiteit te maken. Als gevolg daarvan raakten de Libiërs huiverig voor allerlei buitenlandse inmenging in de zaken van hun land en stonden argwanend tegenover vrijwel alles wat uit het westen komt, in het bijzonder Italië, de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk. Deze vier landen speelden een sinistere rol in de geschiedenis van Libië, die voor een groot deel niet wordt vergeten. Al deze landen worden beschuldigd van het schenden van Libië's soevereiniteit.

Vóór de door het westen afgedwongen regimewisseling van 2011 en de daaropvolgende burgeroorlog vierde Libië vier jaarlijkse feestdagen, die elk een keerpunt in de trotse geschiedenis van het land markeerden en de jongere generaties herinnerden aan het belang van een onafhankelijke soevereine natie. Buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, soms zelfs staatshoofden, woonden deze symbolische nationale evenementen bij om het belang ervan te benadrukken.

Het trotse oude Libië

Zo markeert 28 maart de verdrijving van de Britse troepen die een strategische luchtmachtbasis in Tobruk in Oost-Libië bezet hadden gehouden. In 1970, slechts zes maanden nadat hij aan de macht was gekomen, beval Kadhafi alle buitenlandse troepen het land te verlaten onder dreiging van publieke oproer. Op 11 juni van datzelfde jaar evacueerden Amerikaanse troepen hun enorme militaire basis net buiten Tripoli. De luchtmachtbasis Wheelus kreeg, gezien de grootte en het dienstenaanbod, de bijnaam 'Klein Amerika.' Het had het grootste militaire ziekenhuis buiten de VS, een bioscoop, een bowlingbaan en een middelbare school. Op het hoogtepunt strekte Wheelus zich uit over zo'n 50 vierkante kilometer aan de Middellandse Zeekust, waar Libiërs niet mochten komen! Wheelus was de thuisbasis van om en nabij de 15.000 militairen en hun gezinnen. Piloten hadden toegang tot vijf schietbanen in het nabijgelegen Al-Wytia in de Libische woestijn. Wheelus werd ongevormd tot de huidige Mitiaga Airport.

Tot 2011 vierde Libië 7 oktober als herdenkingsdag van de verdrijving in 1970 van zo'n 20.000 Italiaanse kolonisten. Zij vormden vanaf september 1911 het civiele gezicht van de Italiaanse bezetting van Libië. Op een gegeven moment bezaten of controleerden deze Italianen vrijwel de volledige handel in belangrijke goederen, reparatiewerkplaatsen en kleine molens. In Oost-Libië bezaten ze het meest vruchtbare land waarop Libiërs slechts als goedkope arbeidskrachten werkten. Velen van hen werden betaald met voedsel en onderdak in plaats van met geld, terwijl de kolonisten ambachtelijke werkplaatsen bezaten die lokale ambachtslieden in dienst namen maar hen een hongerloon betaalden.

Eenzelfde lot als de buitenlandse militaire bases was weggelegd voor de bank- en oliesector. Voor de revolutie van Kadhafi in 1969 werd de banksector gedomineerd door de Italianen en Britten. Vanaf december 1970 werden alle buitenlandse banken genationaliseerd volgens wet Nummer 153, die dat jaar werd aangenomen. Hetzelfde model werd toegepast op de olie-industrie. Om te beginnen kregen alle oliemaatschappijen die in het land actief waren Arabische namen, terwijl in 1973 de nieuwe Oliewet werd ingevoerd die voorzag in de nationalisering van het grootste deel van de olie-exploratie, -productie en -export.

Het voormalige regime beschouwde het als zijn plicht om de Libiërs te herinneren aan hun trotse geschiedenis van strijd tegen de koloniale machten die hun land binnenvielen, met name de Italiaanse kolonisatie, die tussen 1911 en 1943 aan bijna een half miljoen Libiërs het leven kostte, waaronder de leider van het verzet, Omar Mukhtar, die in 1931 gevangen werd genomen en opgehangen.

Na jaren van druk en onderhandelingen slaagde Libië erin om te doen wat geen enkel ander land ooit voor elkaar heeft gekregen: Italië dwingen om excuses aan te bieden voor zijn koloniale wreedheden en herstelbetalingen te doen. In 2008 ondertekenden Tripoli en Rome het Verdrag van Vriendschap, Samenwerking en Partnerschap om hun grieven uit de koloniale periode te vereffenen en tegelijkertijd een antikoloniaal voorbeeld te stellen. Op grond van dit verdrag beloofde Rome om Tripoli over een periode van 25 jaar een half miljard dollar te betalen in de vorm van ontwikkelingsprojecten zoals wegen, ziekenhuizen, een spoorwegnetwerk, studiebeurzen voor Libische studenten en de teruggave van gestolen kunstvoorwerpen.

Het niet langer trotse nieuwe Libië

Het nieuwe Libië wil zich "zijn verre of recente geschiedenis" niet graag herinneren, laat staan vieren, zegt een historicus uit Tripoli die anoniem wenst te blijven. Hij voegt eraan toe dat "geschiedenis een integraal onderdeel is van de nationale persoonlijkheid," die in de loop der tijd wordt opgebouwd door "de jongeren te onerwijzen en de ouderen te informeren" over het verleden van hun land. Zijn collega Milad, die ook bang is om zijn achternaam te onthullen uit angst voor represailles, is het daarmee eens en voegt eraan toe dat "een van de grote erfenissen van het Kadhafi-tijdperk erin bestond om de Libiërs een gevoel van trots te verschaffen door nationale gebeurtenissen uit het verleden te eren."

Sinds oktober 2011 is er geen enkele nationale herdenking of viering meer geweest in het land. Erger nog, de politiek van Libië, inclusief verkiezingskwesties en economische aangelegenheden, wordt aangestuurd door buitenlandse landen of door hun plaatselijke stromannen.

Libië is vandaag de dag de thuisbasis van meer dan 20.000 buitenlandse troepen, huurlingen en gewapende groepen die verschillende lokale facties ondersteunen die vechten om macht en invloed. Voor veel Libiërs is dit "onvoorstelbaar," zei Ali Mahmoud van de Universiteit van Tripoli. Mahmoud vroeg zich af "hoe Libië gastheer kon worden voor buitenlandse troepen tientallen jaren nadat het land deze eruit had geschopt?"

De meerderheid van de Libiërs is ontevreden over de aanwezigheid van buitenlandse troepen op Libische bases in Misrata, Benghazi, Al-Watya, ten zuidwesten van Tripoli, en andere locaties. Ze beschouwen het als een vorm van bezetting.

Gevoel van verkapte bezetting

In de ogen van de gewone Libiërs wordt hun land inderdaad indirect bezet, zowel "militair als politiek," zegt Samia Al-Hussain (niet haar echte naam), een advocate uit Benghazi. De geplande verkiezingen van 2021 werden voor onbepaalde tijd uitgesteld omdat de ambassadeurs van de VS en Groot-Brittannië geen presidentsverkiezingen wilden waarbij Saif Al-Islam Kadhafi, de zoon van Muammar, als koploper uit de bus zou komen.

De jongere Kadhafi geniet nog steeds brede steun in het hele land en kreeg in 2021 toestemming van de rechtbank om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap, nadat dit aanvankelijk was verboden. Als er verkiezingen hadden plaatsgevonden, zoals gepland in december 2021, zou hij de onvermijdelijke winnaar zijn geweest. Om dit te voorkomen spraken zowel de voormalige Britse ambassadeur, Caroline Hurndall, als haar Amerikaanse tegenhanger, Richard Norland, zich publiekelijk uit tegen zijn kandidaatstelling.

Geconfronteerd met de woede van het publiek zag het parlement, in tegenstelling tot het ministerie van Buitenlandse Zaken, zich gedwongen om Hurndall persona non grata te verklaren, specifiek vanwege haar commentaar op de verkiezingen. Maar, nog een indicatie van de verkapte bezetting, ze heeft het land nooit verlaten tot haar termijn afgelopen oktober afliep. Norland kreeg niet eens een berisping van het Libische ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals in andere landen het geval zou zijn geweest. Waarom? Omdat hij Amerika's ambassadeur is.

Ondanks het feit dat Al-Hussain in het anti-Khaddafi kamp zit, wees ze op de onlangs onthulde geheime ontmoeting tussen de nu voortvluchtige voormalige minister van Buitenlandse Zaken, Najal al-Mangoush, en haar Israëlische ambtgenoot in Rome afgelopen augustus. Ze vraagt zich af:
"Welke Libische belangen zou een dergelijke normalisering dienen en waarom zou een Libische ambtenaar eraan denken om een vertegenwoordiger van de Zionistische staat te ontmoeten, als dit niet van buitenaf wordt opgedragen?"
Ze voegde eraan toe dat Libië "er enorm trots op is" dat het de Palestijnen door hun geschiedenis heen heeft gesteund. Honderden Libiërs meldden zich vrijwillig aan om te vechten in de eerste Palestina-oorlog in 1948. Al-Hussain vindt ook dat de reactie van Libië op de Gaza-oorlog "minder is dan verwacht" van een land waar Palestina een heilige zaak vormt. De meeste Libiërs vinden dat hun land meer zou moeten doen, ondanks dat de regering zo'n 50 miljoen dollar aan hulp heeft gedoneerd aan Gaza.

Musbah Adokali, een rechtenstudent in Bani Walid, een Kadhafi-bolwerk, denkt dat de Libische leiders bevelen van buitenaf krijgen en tegen de wil van het volk handelen. Hij wijst op wat er gebeurde met de Libische staatsburger Abu Agila Mas'ud, die ontvoerd werd en naar de VS werd gebracht om terecht te staan voor deelname aan de bomaanslag op Pan AM Flight 103 35 jaar geleden. De student zei dat "dit gebeurde op bevel van de VS," anders zou het niet gebeurd zijn. "Als dit geen bezetting is, dan weet ik niet wat dat dan wel is," concludeerde Musbah.

Zie: https://www.rt.com/africa/589579-libya-gaddafi-nato-occupation/