Hitler postzegel
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd fascisme in de VS en Groot-Brittannië een scheldwoord. Dat bleef het , zodanig dat de inhoud van het begrip volledig verloren is gegaan. Het is geen systeem van politieke economie maar een belediging.

Als we tien jaar in de tijd teruggaan naar de periode van voor de oorlog, zien we een heel andere situatie. Als men alle geschriften van de beschaafde maatschappij van 1932 tot 1940 of zo leest, treft men een consensus aan dat vrijheid en democratie, samen met het verlichte liberalisme van de 18e eeuw, volledig ten dode opgeschreven waren. Ze zouden vervangen moeten worden door een versie van wat de geplande samenleving werd genoemd, waarvan fascisme één optie uitmaakte.

Een boek met die titel, uitgegeven door het prestigieuze Prentice-Hall, verscheen in 1937 en bevatte bijdragen van topacademici en invloedrijke personen. Het werd destijds door alle respectabele media met lof toegejuicht.

Geplande maatschappij
Iedereen in het boek legde uit hoe de toekomst zou worden opgebouwd door de knapste koppen, die hele economieën en samenlevingen zouden leiden, de besten en slimsten die alle macht zouden hebben. De overheid zou bijvoorbeeld in alle huisvesting moeten voorzien, en ook in voedsel, maar met medewerking van particuliere bedrijven. Dat lijkt de consensus in het boek te zijn. Fascisme werd behandeld als een legitiem pad. Zelfs het woord totalitarisme werd zonder afkeuring en eerder met respect gebruikt.

Uiteraard raakte dit boek in de vergetelheid.

U zult merken dat het gedeelte over economie bijdragen bevat van Benito Mussolini en Jozef Stalin. Ja, hun ideeën en politieke heerschappij maakten deel uit van de heersende dialoog. In dit essay, waarschijnlijk van de hand van professor Giovanni Gentile, minister van Openbaar Onderwijs, stelde Mussolini kort en bondig het volgende: "Fascisme kan beter corporatisme genoemd worden, want het is de perfecte samensmelting van staatsmacht en de macht van bedrijven."

Professor Giovanni Gentile essay
Na de oorlog werd dit alles nogal gênant en dus grotendeels vergeten. Maar de sympathie die veel sectoren van de heersende klasse in de VS voor het fascisme hadden, bleef bestaan, zij het onder nieuwe benamingen.

Als gevolg daarvan werd de les van de oorlog, dat de VS boven alles voor vrijheid moest staan en het fascisme als systeem volledig moest afwijzen, grotendeels begraven. En aan generaties werd geleerd om fascisme te beschouwen als niets anders dan een eigenzinnig en mislukt systeem uit het verleden, waardoor het woord een belediging blijft waarmee men naar alles wat reactionair of ouderwets wordt geacht, kan smijten, wat nergens op slaat.

Er bestaat waardevolle literatuur over dit onderwerp en het is de moeite waard om die te lezen. Een boek dat bijzonder inzichtelijk is, is The Vampire Economy van Günter Reimann, een financier uit Duitsland die de drastische veranderingen in industriële structuren onder de nazi's heeft opgetekend. Binnen slechts enkele jaren, van 1933 tot 1939, werd een natie van ondernemerschap en kleine winkeliers omgevormd tot een door bedrijven gedomineerde machine, die de middenklasse uitroeide en kartelvorming toepaste op de industrie ter voorbereiding op de oorlog.

Het boek werd nog vóór de invasie van Polen en het begin van de oorlog in heel Europa in 1939 gepubliceerd en slaagt erin om de grimmige realiteit over te brengen net voordat de hel losbrak. Persoonlijk sprak ik de auteur (echte naam: Hans Steinicke) kort voordat hij stierf, om toestemming te krijgen om het boek te mogen posten, en hij was verbaasd dat het iemand interesseerde.

"De corruptie in fascistische landen is onvermijdelijk het gevolg van de omkering van de rollen van de kapitalist en de staat als bezitters van economische macht," schreef Reimann.

De nazi's stonden niet vijandig tegenover het bedrijfsleven als geheel, maar wel tegenover traditionele, onafhankelijke, kleine familiebedrijven die niets bij konden dragen aan natievorming en oorlogsplanning. Het cruciale instrument om dit te bereiken was de oprichting van de nazipartij als de centrale regulerende instantie voor alle ondernemingen. De grote bedrijven beschikten over de middelen om zich aan de regels te houden en om goede relaties op te bouwen met politieke meesters, terwijl de ondergekapitaliseerde kleine bedrijven tot uitsterven werden gedwongen. Onder de naziregels kon men bankieren op voorwaarde dat het regime voor de klanten ging.

"De meeste zakenmensen in een totalitaire economie voelen zich veiliger als ze een beschermer hebben binnen de staats- of partijbureaucratie," schrijft Reimann. "Ze betalen voor hun bescherming, net zoals de hulpeloze boeren in de feodale tijd. Het is echter inherent aan de huidige machtsverhoudingen dat de ambtenaar vaak onafhankelijk genoeg is om het geld aan te nemen, maar geen bescherming biedt."

Hij schreef over
"het verval en de ondergang van de werkelijk onafhankelijke zakenman, die de baas was over zijn onderneming en zijn eigendomsrechten uitoefende. Dit type kapitalist verdwijnt, maar een ander type bloeit op. Hij verrijkt zichzelf door zijn partijbanden; hijzelf is lid van de partij, toegewijd aan de Führer, begunstigd door de bureaucratie, verankerd vanwege familie- en politieke banden. In een aantal gevallen werd de rijkdom van deze partijkapitalisten gecreëerd door de naakte machtsuitoefening van de partij. Het is in het voordeel van deze kapitalisten om de partij te versterken die hen sterker heeft gemaakt. Overigens gebeurt het soms dat ze zo sterk worden dat ze een gevaar vormen voor het systeem, waarop ze geliquideerd of gezuiverd worden."
Dit gold in het bijzonder voor onafhankelijke uitgevers en distributeurs. Hun geleidelijke faillissement diende om alle overlevende mediakanalen, die wisten dat het in hun belang was om de prioriteiten van de nazipartij na te kakelen, op effectieve wijze te nationaliseren.

Reimann schreef:
"Het logische resultaat van een fascistisch systeem is dat alle kranten, nieuwsdiensten en tijdschriften min of meer directe organen van de fascistische partij en staat worden.
Het zijn overheidsinstellingen waarover individuele kapitalisten geen controle en zeer weinig invloed hebben, behalve als ze loyale aanhangers of leden van de almachtige partij zijn."

"Onder fascisme, of elk ander totalitair regime, kan een redacteur niet langer onafhankelijk handelen," schreef Reimann. "Meningen zijn gevaarlijk. Hij moet bereid zijn om elk 'nieuws' van staatspropaganda-agentschappen af te drukken, zelfs als hij weet dat het volledig in strijd is met de feiten, en hij moet echt nieuws, dat zich bezint op de wijsheid van de leider, onderdrukken. Zijn redactionele artikelen kunnen alleen verschillen van die van een andere krant als hij dezelfde ideeën in andere bewoordingen uitdrukt. Hij heeft geen keuze tussen waarheid en onwaarheid, want hij is slechts een staatsambtenaar voor wie 'waarheid' en 'eerlijkheid' niet als een moreel probleem bestaan, maar identiek zijn aan de belangen van de partij."
Onderdeel van het beleid omvatte agressieve prijscontroles. Deze werkten niet om de inflatie te onderdrukken, maar waren op andere manieren politiek van nut. "Onder zulke omstandigheden wordt bijna elke zakenman een potentiële crimineel in de ogen van de regering," schreef Reimann. "Er is bijna geen fabrikant of winkelier die niet, opzettelijk of onopzettelijk, één van de prijsdecreten heeft overtreden. Dit heeft tot gevolg dat het gezag van de staat afneemt; aan de andere kant maakt het de staatsautoriteiten ook meer gevreesd, want geen enkele zakenman weet wanneer hij zwaar gestraft kan worden."

Vervolgens vertelt Reimann vele prachtige, zij het huiveringwekkende, verhalen over bijvoorbeeld de varkensboer, die te maken kreeg met prijsplafonds voor zijn product en deze omzeilde door een dure hond te verkopen naast een laaggeprijsd varken, waarna de hond werd teruggebracht. Dit soort manoeuvres werden heel gewoon.

Ik raad dit boek ten zeerste aan als een briljante kijk op het functioneren van het bedrijfsleven onder een fascistisch regime. Het Duitse geval was fascisme met een racistische en anti-joodse draai ten behoeve van politieke zuiveringen. In 1939 was het niet helemaal duidelijk dat dit uiteindelijk zou uitmonden in grootschalige en doelgerichte uitroeiing op een enorme schaal. Het Duitse systeem uit die tijd leek veel op het Italiaanse geval, dat fascisme was zonder de ambitie van volledige etnische zuivering. Daarom verdient het onderzoek als model voor de manier waarop fascisme zich in andere contexten kan openbaren.

Het beste boek dat ik tot nu toe over de Italiaanse zaak heb gelezen, is de klassieker As We Go Marching van John T. Flynn uit 1944. Flynn was een alom gerespecteerd journalist, historicus en geleerde in de jaren 1930 die na de oorlog grotendeels uit het zicht raakte vanwege zijn politieke activiteiten. Maar zijn uitmuntende wetenschap heeft de tand des tijds doorstaan. Zijn boek ontrafelt de geschiedenis van de fascistische ideologie in Italië vanaf een halve eeuw daarvoor en verklaart het centraliserende ethos van het systeem, zowel op politiek als op economisch gebied.

Na een erudiet onderzoek van de belangrijkste theoretici geeft Flynn een prachtige samenvatting.

Fascisme, schrijft Flynn, is een vorm van sociale organisatie:

1. Waarin de overheid geen beperking van haar macht erkent - totalitarisme.

2. Waarin deze ongeremde overheid wordt geleid door een dictator - het leiderschapsprincipe.

3. Waarin de overheid georganiseerd is om het kapitalistische systeem te laten functioneren onder een immense bureaucratie.

4. Waarin de economische samenleving is georganiseerd volgens het syndicalistische model; dat wil zeggen, door producerende groepen die georganiseerd worden in ambachtelijke en professionele categorieën onder supervisie van de staat.

5. Waarin de regering en de syndicalistische organisaties de kapitalistische samenleving besturen volgens het geplande, autarkische principe.

6. Waarin de overheid zichzelf verantwoordelijk houdt voor het voorzien van de natie van voldoende koopkracht door overheidsuitgaven en leningen.

7. Waarin militarisme wordt gebruikt als een bewust mechanisme van overheidsuitgaven.

8. Waarin imperialisme is opgenomen als een beleid dat onvermijdelijk voortvloeit uit militarisme en andere elementen van fascisme.

Elk van deze punten verdient een wat langer commentaar, maar laten we ons vooral richten op nummer 5, met zijn focus op syndicalistische organisaties. In die tijd waren dat grote bedrijven die bestuurd werden met de nadruk op het organiseren van de arbeidskrachten in vakbonden. In onze tijd zijn deze vervangen door een managersoverklasse in de technologie en farmacie, die het oor hebben van de overheid en nauwe banden hebben ontwikkeld met de publieke sector, waarbij ze allemaal afhankelijk zijn van elkaar. En hierdoor wordt dit systeem in wezen corporatistisch genoemd.

In de huidige gepolariseerde politieke omgeving blijft links zich zorgen maken over ongebreideld kapitalisme, terwijl rechts altijd alert is op de vijand van volledig socialisme. Elke partij heeft fascistisch corporatisme gereduceerd tot een historisch probleem dat vergelijkbaar is met heksenverbranding, volledig overwonnen maar bruikbaar als een historische referentie om een hedendaagse belediging tegen de andere partij te kunnen vormgeven.

Als gevolg daarvan, en gewapend met partijdige bête noires die geen enkele overeenkomst vertonen met een werkelijk bestaande dreiging, is bijna niemand die politiek geëngageerd en actief is zich er volledig van bewust dat er niets bijzonder nieuws kleeft aan wat de Grote Reset wordt genoemd. Het is een corporatistisch model - een combinatie van het slechtste van het kapitalisme en socialisme zonder grenzen - van het bevoorrechten van de elite ten koste van de velen, en daarom komen deze historische werken van Reimann en Flynn ons nu zo bekend voor.

En toch, om de een of andere vreemde reden, is de tastbare realiteit van het fascisme in de praktijk - niet de belediging maar het historische systeem - nauwelijks bekend, noch binnen de populaire noch binnen de academische cultuur. Dat maakt het des te makkelijker om een dergelijk systeem in onze tijd opnieuw in te voeren.
Jeffrey A. Tucker is oprichter, auteur en voorzitter van het Brownstone Institute. Hij is ook senior economisch columnist voor Epoch Times, auteur van 10 boeken, waaronder Life After Lockdown, naast vele duizenden artikelen in de wetenschappelijke en populaire pers. Hij spreekt op verschillende plekken over onderwerpen op het gebied van economie, technologie, sociale filosofie en cultuur.
Zie: https://brownstone.org/articles/the-machinery-of-fascism-revisited/