Iraanse en Israëlische vlaggen
Terwijl de retoriek van de mullahs duidelijk anti-Israëlisch getint is, liggen de betrekkingen tussen de twee landen veel gecompliceerder dan men zou denken. In feite bestaan er twee tegengestelde groepen in Iran, één met de intentie om met alle alle middelen met de rest van de wereld zaken te doen, terwijl de andere ernaar streeft om volkeren van kolonisatie te bevrijden. De eerste groep onderhield altijd zakelijke banden met Israël, terwijl de tweede tegen Israël vecht, en tegen het imperialisme van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.

Het conflict tussen Israël en Iran verschilt van dat tussen de Arabische bevolking van Palestina en Joodse immigranten. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, waren de Perzen nooit de vijand van de Joden. Sterker nog, in de oudheid was het Cyrus de Grote die de Joden in staat stelde te ontsnappen uit Babylon, waar ze als slaven leefden.

Na de Tweede Wereldoorlog, toen de Verenigde Staten de hand legde op de restanten van het Britse Rijk, reorganiseerde de Amerikaanse president Dwight Eisenhower het Midden-Oosten. Om het te kunnen domineren stelde hij twee regionale machten aan om hem te vertegenwoordigen: Iran en Israël. De twee landen waren zowel vrienden als rivalen.

Eisenhower stuurde zijn minister van Buitenlandse Zaken, John Foster Dulles (de broer van CIA-directeur Alan Dulles) naar Syrië om een Iraans-Syrische alliantie te organiseren die de Israëlische ambities in bedwang moest houden. Een wederzijds defensieverdrag werd op 24 mei 1953 door Damascus en Teheran ondertekend. Destijds was de Syrische president, generaal Adil Chicakli, pro-Brits en anti-Frans. Vandaag de dag bestaat dit verdrag nog steeds [1].

Tegelijkertijd raakte Groot-Brittannië in een conflict verwikkeld met de Iraanse premier van Shah Reza Pahlevi, Mohammad Mossadegh, die de olieproductie wilde nationaliseren. Met de hulp van de Verenigde Staten organiseerde Londen een kleurenrevolutie ("Operatie Ajax" [2]). MI6 en de CIA betaalden duizenden mensen om de straat op te gaan en Mossadegh ten val te brengen. Als reactie op de "roep" van zijn volk verving de vorst zijn premier door nazi-generaal Fazlollah Zahedi [3].

Samenwerking tussen het autocratische regime van de Sjah en Israël begon in 1956 met de bouw van de Elian-Ashkelon-pijpleiding. Bovendien stuurde de Mossad in 1957 een team van "revisionistische zionisten" [4], onder leiding van Yitzak Shamir, om de gevreesde politieke politie SAVAK op poten te zetten [5].

In 1956 werd door de afbrokkelende koloniale machten De Verenigde Staten en Groot-Brittannië de hulp van de koloniale staat Israël ingeroepen om beslag te leggen op het Suezkanaal, dat Egypte wilde nationaliseren. Na deze operatie bedankte het Frankrijk van de socialist Guy Mollet Israël door in het geheim zijn atoomonderzoek met het land te delen. Dit onderzoek werd buiten medeweten van de Verenigde Staten voortgezet.

Toen de VS er echter van overtuigd raakte dat Tel Aviv de bom aan het ontwikkelen was, zorgden ze ervoor dat Iran de bom ook kreeg. In 1974, bracht de Franse president Valéry Giscard d'Estaing Iran in het Eurodif-consortium. Het beloofde Iran verrijkt uranium te leveren en zijn wetenschappers op te leiden. Twee jaar later gaf de Amerikaanse president Gerald Ford Iran toestemming om zijn eigen bom te ontwikkelen.

Terwijl in de westerse media de Sjah van Iran steevast werd voorgesteld als een heerser die respectvol met de mensenrechten omging, werd de publieke opinie al voorbereid op de revolutie toen Imam Khomeini zijn toevlucht zocht in Parijs. Op 19 december 1978 ontdekte TF1 plotseling de martelpraktijken van de SAVAK. Zie deze video.

In 1978 stonden de Verenigde Staten afwijzend tegenover de militaire ambities van Sjah Reza Pahlevi, die een bedreiging vormden voor de Israëlische macht en besloten een nieuwe premier met een nieuw beleid te installeren. Zbigniew Brzeziński, de veiligheidsadviseur van president Jimmy Carter, besloot om te vertrouwen op de sjiitische geestelijken, waarvan de bezittingen van sommigen op dat moment door de Sjah genationaliseerd waren (de "Witte Revolutie"). Volgens hem bezat Ayatollah Rouhollah Khomeini, wiens preken middels audiocassettes door het hele land werden verspreid, de autoriteit om de premier van de monarch te worden. Ondanks oppositie van minister van Buitenlandse Zaken Cyrus Vance, organiseerde hij Khomeini's verbanning naar Parijs, waar hij vier maanden verbleef voordat hij door Air France met een speciaal vliegtuig naar Teheran werd overgevlogen. De Verenigde Staten hadden de Sjah ervan overtuigd dat ze de situatie onder controle hadden en enkel van plan waren om zijn oppositie te bestrijden. Ze hadden de Savak zelfs gevraagd om de filosoof Ali Shariati (een persoonlijke vriend van Frantz Fannon en Jean-Paul Sartre) in Londen te vermoorden, zodat diens antikolonialistische ideeën hun strategie niet zouden verstoren. De Sjah had ermee ingestemd om tijdelijk afwezig te zijn terwijl Washington thuis het probleem aanpakte.

Maar op de dag van zijn terugkeer, 1 februari 1979, juichte een menigte van een miljoen mensen de Ayatollah toe. Vanaf het vliegveld begaf hij zich naar de begraafplaats, waar net 800 Iraanse slachtoffers van politieke onderdrukking begraven waren. Tot verbazing van de westerlingen hield hij een gewelddadige anti-imperialistische toespraak. Er was geen sprake meer van een revolutie binnen het Perzische Rijk, maar van de oprichting van een Islamitische Republiek.
Khomeini
Op de begraafplaats Behesht-e Zahra riep Ayatollah Khomeini het leger met klem op het land te bevrijden van de Angelsaksen. De man die door de CIA werd aangezien voor een wankele predikant, was in feite een redenaar die de menigte ophitste en iedereen ervan overtuigde dat zij allen de wereld konden veranderen.
Israël legde onmiddellijk beslag op de Iraanse helft van de Eilat-Ashkelon-pijpleiding. Er volgde een langdurig geschil dat pas veel later in het geheim werd beslecht.

Khomeini betwistte de erkenning van Israël als koloniale staat, liet beslag leggen op het ambassadeterrein en droeg het over aan de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie.

In 1985 wilde Robert McFarlane, veiligheidsadviseur van de Amerikaanse president Ronald Reagan, wapens leveren aan de contrarevolutionairen van Nicaragua, de Contra's, zonder medeweten van het Congres. Daartoe benaderde hij eerst de Israëlische premier Shimon Peres. De twee waren het erover eens dat het niet mogelijk was om een revolutionaire Arabische staat als Libië hierbij te betrekken, maar misschien wel Iran. Via het parlementslid Hassan Rohani (de toekomstige president van Iran) namen ze contact op met de president van de Iraanse assemblee, de hodjatoleslam Hashemi Rafsanjani. Rafsanjani stemde in met de aankoop van wapens om de Irakese agressie te bestrijden, en om een deel ervan aan de Contra's over te dragen. Deze deal leidde ertoe dat Rafsanjani, die al een grootgrondbezitter was, de rijkste man van zijn land werd [6].

In 1988 gebruikte Irak chemische massavernietigingswapens tegen het Iraanse leger en bevolking. Dit resulteerde in een enorm aantal kreupelen. Zelfs vandaag de dag is de tolerantiedrempel voor luchtvervuiling in Iran bijzonder laag. Vaak geeft de staat een waarschuwing af en moet de stad Teheran voor meerdere dagen worden ontruimd. Ik herinner me dat mijn vriend, de grote journalist Nader Talebzadeh, die me voor de televisie interviewde, plotseling de set verliet en zijn longen uit zijn lijf hoestte, waarop hij in het ziekenhuis werd opgenomen. Als reactie op het lijden van zijn volk, verklaarde Ayatollah Rouhollah Khomeini dat
massavernietigingswapens in het algemeen in strijd waren met zijn visie op de Islam. Sindsdien heeft Iran zijn nucleaire, biologische en chemische militaire onderzoeksactiviteiten stopgezet. Deze ethische beslissing zorgde ervoor dat de oorlog iets langer duurde. In 1992 organiseerde Hashemi Rafsanjani, inmiddels professioneel wapenhandelaar en president van Iran, geheime uitwisselingen met het Argentinië van president Carlos Menem. Omdat hij openlijk samenwerkte met de Verenigde Staten, stuurde hij troepen om onder NAVO-bevel te vechten in Bosnië-Herzegovina. Ook leverde hij Argentijnse wapens aan de Bosniërs. Officieel trok hij Khomeini's antikolonialistische visie op de wereld niet in twijfel, maar steunde de Bosnische president, Alija Izetbegović. Israëlische militairen namen eveneens deel aan de operaties.

De wapenhandel tussen Iran en Argentinië werd onderbroken door Israël, dat de aanval op haar eigen ambassade in Buenos-Aires (1992) organiseerde, gevolgd door de bomaanslag op het AMIA-gebouw (1994) [7] en tenslotte de moord op de zoon van de Argentijnse president Carlos Menem, Carlitos (1995) [8].

In 2001 liet Washington zijn evenwichtspolitiek in het Midden-Oosten varen. Voorbij waren de betrekkingen tussen Israël en Iran (1953-79), Israël en Irak (1979-91) en Israël en Saoedi-Arabië (1991-2001). Het Pentagon wilde chaos zaaien in het "ruimere Midden-Oosten" (met uitzondering van Israël), d.w.z. van Afghanistan tot Marokko [9]. Degenen die achter deze nieuwe strategie zaten, hadden alles uit de kast gehaald om deze op te leggen: de aanslagen van 11 september.

In 2003 werd Mahmoud Ahmadinejad, voormalig Bewaker van de Revolutie, president van Iran. Hij zette het beleid van zijn voorgangers overboord en keerde terug naar de idealen van Ayatollah Rouhollah Khomeini. Hij raakte immer in conflict met de religieuze autoriteiten en zelfs met de Opperste Leider. Hij industrialiseerde zijn land, zorgde voor sociale woningbouw en probeerde sjiitische bevolkingsgroepen in het Midden-Oosten te helpen hun eigen onafhankelijkheid te vinden. In 2005 stelde hij de onuitgesproken alliantie met Israël ter discussie en legde uit dat de staat Israël zou verdwijnen, net als Apartheid-Zuid-Afrika. Reuters vervalste zijn woorden en schreef dat hij de vernietiging van het Israëlische volk had aangekondigd [10]. In 2006 organiseerde hij een conferentie over de Holocaust in Teheran. Hij wilde daarmee niet de waarheid te ontkennen, maar juist aantonen dat de staat Israël geen genoegdoening vormde voor de misdaden van de nazi's, maar in plaats daarvan een Brits koloniaal project was. Israël beweerde vervolgens dat dat antisemitisch was, wat het absoluut niet is.

Tegelijkertijd lanceerde Israël een wereldwijde mediacampagne waarin werd beweerd dat Iran zijn militaire nucleaireprogramma had hervat. Dit was gebaseerd op het feit dat president Mahmoud Ahmadinejad
een uitgebreid civiel nucleair programma had gelanceerd. Hij was namelijk voornemens om een andere manier te ontdekken om energie te produceren; door kernfusie in plaats van kernsplijting dat bij de productie van atoombommen wordt gebruikt. Iran was op dat moment voornemens om de Derde Wereld te helpen ontwikkelen door ontsnapping aan de westerse controle over koolwaterstoffen. Voor Iran begon een zeer lange strijd binnen internationale instellingen [11]. Naast het pseudo-militaire nucleaire programma van Iran, begon Israël met het hekelen van Irans pseudo-imperialisme in Irak.

De overeenkomst die op 2 maart 2008 in het geheim in Bagdad werd gesloten tussen William Fallon, bevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten voor het Midden-Oosten (CentCom) en president Mahmoud Ahmadinejad werd verbroken door de Amerikaanse vicepresident Dick Cheney. Het Amerikaanse leger wenste juist Irak met Iran te verzoenen [12]. Dick Cheney, die betrokken was geweest bij de aanslagen van 11 september, wilde echter niet afwijken van de Rumsfeld/Cebrowski-doctrine en ontketende daarom een kleurenrevolutie tijdens de tweede verkiezing van Mahmoud Ahmadinejad [13].

President Ahmadinejad
Op 23 september 2010 riep president Mahmoud Ahmadinejad bij de Verenigde Naties op tot een internationaal onderzoek naar de aanslagen van 11 september 2001, wat paniek in het Witte Huis veroorzaakte.
In 2013 veranderde de situatie opnieuw. De Amerikaanse president Barack Obama wilde een eind maken aan de Rumsfeld/Cebrowski-doctrine, die tientallen jaren en miljoenen doden zou vergen voordat er sprake kon zijn van enige hoop op een rendement op de investering. Daartoe wilde hij de banden aanhalen met de Iraanse figuren die betrokken waren geweest bij de Iran-Contra affaire, met andere woorden, met het team van Hashemi Rafsanjani. In Oman knoopte hij geheime contacten aan [14]. Uiteindelijk beloofden zijn gesprekspartners [15] te voorkomen dat Ahmaninedjads team een kandidaat zou stellen bij de volgende presidentsverkiezingen, zodat Hassan Rohani zou kunnen winnen. Tegelijkertijd trok Barack Obama zich in augustus terug uit Syrië, waar hij
beweerde een grens te hebben getrokken, en liet zijn oorlogszuchtige Franse partner François Hollande alleen achter.

Vanaf het moment dat hij werd gekozen, liet Hassan Rohani opnieuw de idealen van Imam Rouhollah Khomeiny varen en begon te onderhandelen over de verkoop van Iraanse olie aan de Europeanen. Steekpenningen werden door Oostenrijk betaald. Anderszijds werd de een na de ander, allen medewerkers van voormalig president Ahmadinejad, opgepakt en veroordeeld door de islamitische rechterlijke macht. Zijn vicepresident, Hamid Beghaie, werd gearresteerd op grond van een geheime aanklacht, berecht achter gesloten deuren en veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf [16]. Het kabinet van president Rohani stelde vervolgens voor om een sjiitische federatie op te zetten met de verschillende sjiitische gemeenschappen in Jemen, Irak, Syrië en Libanon, kortom, het herstel van het Perzische Rijk. Tegelijkertijd gingen de 5+1-onderhandelingen in Genève van start. Binnen een paar dagen werd overeenstemming bereikt. Op 24 november 2013 werd een eerste document gepresenteerd. De Chinese en Russische ministers, Wang Yi en Sergey Lavrov, verklaarden dat het akkoord gemakkelijk op te stellen was omdat alle partijen wisten dat Iran niet over een atoombom beschikte en daar ook niet naar streefde. Een lang jaar van stilte volgde, waarbij de oorspronkelijke tekst pas op 14 juli 2015 werd ondertekend.

Enige tijd later, in 2016, sloot Hassan Rohani een stil gehouden overeenkomst met Israël om het geschil over de pijpleiding Eifat-Ashkelon op te lossen. In 2018 nam de Knesset geruisloos een wet aan die elke publicatie over de eigenaren van de pijpleiding bestraft met 15 jaar gevangenisstraf.

Generaal Soleimani
Generaal Qassem Soleimani, symbool van de anti-imperialistische revolutie van Iran.
De nieuwe Amerikaanse president, Donald Trump, realiseerde zich dat hij niet op vriendschappelijke basis kon omgaan met zijn ambtgenoot, Hassan Rohani. In ieders ogen, en vooral die van de Iraniërs, is Iran de onwrikbare vijand van de Verenigde Staten. Dus verscheurde Trump zonder waarschuwing op 8 mei 2018 de nucleaire overeenkomst. Washington en Teheran speelden deze komedie op dezelfde manier als ze destijds hadden gedaan met Reagan en Rafsanjani: officieel haten ze elkaar, privé worden er zaken gedaan. De Iraniërs, die nog steeds de broekriem moeten aanhalen, ontdekten met verbazing op sociale media de ongelooflijke levensstandaard die hun leiders en hun gezinnen erop nahouden.

De twee groepen die in Iran al een halve eeuw met elkaar in de clinch liggen - internationale zakenlieden en anti-imperialistische strijders - kristalliseerden zich vervolgens rond president Hassan Rohani en generaal Qassem Soleimani. De laatste presenteerde een alternatief: de "As van Verzet." Uit naam van de Revolutionaire Garde bewapende en trainde hij buitenlandse sjiitische groepen, niet om ze te verenigen, maar om ze de middelen te geven om onafhankelijkheid te bereiken. Van Ansar Allah (Jemen) tot Hezbollah (Libanon), zou elke groep verantwoordelijk zijn voor zichzelf, coördinerend met anderen, maar de bevelen van Teheran weigerend. De mannen die door Soleimani werden opgeleid, behaalden overwinningen op Daesh, op sommigen van hun eigen regeringen en tegen het westen. Soleimani zelf werd de populairste man van het Midden-Oosten. Officieel hield hij zich niet met politiek bezig, maar zijn toespraken zetten de Arabische en Perzische bevolking in vuur en vlam. Als hij zich verkiesbaar had gesteld, zou hij zeker tot president gekozen zijn. Door de veteranen van de Iran-Contra-affaire werd toen besloten om hem uit de weg te ruimen. Op 3 januari 2020 werd hij op het vliegveld van Bagdad vermoord door een Amerikaanse raketaanval. De verantwoordelijjkheid voor de operatie werd opgeëist door president Donald Trump, maar de lokale consensus was dat de aanval in Tel Aviv was opgezet. De Iraanse president, Ebrahim Raissi, kon zonder problemen worden gekozen.

De Israëlische aanval op het Iraanse consulaat in Damascus moet niet worden gezien als een aanval op het team van president Ebrahim Raissi, maar als een aanval op de Revolutionaire Garde.

Zie: https://www.voltairenet.org/article220773.html