Met het oog op het vrijmaken van Palestijns land voor de komst van Joodse nederzettingen, gaf Israël groen licht voor geheime gewasbespuitingsoperaties, waarbij giftige chemicaliën werden gespoten om de lokale bevolking te verdrijven.
Het vergiftigen van Palestijns land
© The Cradle
In een schokkend document van afgelopen september werd onthuld dat, tijdens de Nakba in 1948, zionistische milities een grootscheepse chemische en biologische oorlogscampagne voerden om inheemse Palestijnse gemeenschappen van hun land te verdrijven, de opmars van interveniërende Arabische legers te vertragen en burgers van naburige staten te vergiftigen.

Dit gewetenloze gebruik van biologische wapens tegen civiele doelen, waarbij getracht werd de plaatselijke Palestijnse bevolking te besmetten met tyfus, dysenterie, malaria en andere ziekten door de plaatselijke watervoorraden te besmetten, werd destijds op een gecoördineerde wijze in de doofpot gestopt - een doofpot die daarna decennialang door de zionistische staat in stand werd gehouden.

Zelfs na de onthulling deden de Israëlische academici die het verhaal mede naar buiten brachten hun uiterste best om het belang ervan te bagatelliseren, door op niet overtuigende wijze aan te voeren dat het om een mislukte strategie ging die prompt overboord werd gezet en daardoor in de vergetelheid was geraakt.

Maar recentelijk vrijgegeven dossiers van de Israëlische Defensie Strijdkrachten (IDF) tonen duidelijk aan dat dit verhaal op een grove leugen berust. Ze werden vrijgegeven door het Jewish Settlements Archival Project, een initiatief van het Taub Center for Israel Studies van de New York University, en tonen overduidelijk aan dat de Israëlische bezetters vrijwel dezelfde tactieken toepasten om Palestijnse gebieden te zuiveren, om plaats te maken voor illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en elders.

Feiten ter plekke

In 1967 zegevierde Tel Aviv in de Zesdaagse Oorlog en annexeerde effectief grote delen van het omliggende gebied van Arabische buurlanden.

Israël's bezetting van deze gebieden, en met name de bouw van nederzettingen voor joodse kolonisten, was en is absoluut illegaal volgens het internationaal recht en werd herhaaldelijk veroordeeld door de Verenigde Naties. Aanvankelijk beweerden opeenvolgende Israëlische regeringen dat de nederzettingen voor rekening kwamen van individuele kolonisten en non-gouvernementele organisaties zoals de Jewish Agency en de World Zionist Organization, en benadrukten dat de staat hun uitbreiding niet goedkeurde, noch kon verhinderen.

Nogmaals, de onlangs vrijgegeven documenten tonen duidelijk aan dat dit een opzettelijke misleiding was. Het spoor begint in januari 1971, toen het kabinet van de toenmalige Israëlische premier Golda Meir bijeenkwam om de aanstaande bouw van nederzettingen te bespreken. De noodzaak van een strikte publieke geheimhouding over wat er te gebeuren stond, werd van het grootste belang geacht. Bij aanvang van de top verzocht de premier:
Voordat we verder gaan met onze discussie, wil ik iets vragen. Het was onze gewoonte om bij alles wat te maken heeft met nederzettingen, buitenposten, landonteigeningen, enzovoort, simpelweg te doen en er niet over te praten... De laatste tijd is dit ... niet meer het geval, en ik vraag de ministers omwille van ons thuisland om zich in te houden, minder te praten en zoveel mogelijk te doen. Maar het belangrijkste, voor zoveel als mogelijk is, is om minder te praten.
Dit hield ook in, dat Meir van ministers eiste dat ze niet aanwezig zouden zijn bij de openingsceremonies van de nederzettingen en niet gezien mochten worden door de media in de buurt van de locaties. In april 1972 bleef deze zwijgplicht onverminderd van kracht en minister zonder portefeuille Yisrael Galili herinnerde zijn kabinetscollega's er tijdens een vergadering aan, om "de zaak niet in de pers te behandelen, want dat zou schade kunnen veroorzaken."

Rond deze tijd begonnen de Israëliërs met de bouw van de eerste illegale joodse nederzetting, Gitit, op de Westelijke Jordaanoever. Om deze criminele onderneming op gang te brengen, moesten Palestijnen uit het nabijgelegen dorp Aqraba worden verdreven. Dit werd eerst met grof geweld geprobeerd, waarbij IDF-soldaten eisten dat ze het gebied zouden verlaten om plaats te maken voor een nieuw militair oefenterrein.

De Palestijnen negeerden hen en gingen door met het bewerken van het land, wat de Israëlische strijdkrachten ertoe aanzette om hun landbouwwerktuigen te vernielen. Toen ze nog steeds weigerden weg te gaan, kreeg de IDF het bevel om voertuigen te gebruiken om de gewassen te vernietigen en de inheemse bevolking te onteigenen. Soldaten vonden een radicale, bloedstollende oplossing: gewasbespuiting zou giftige chemicaliën laten neerdalen, dodelijk voor dieren en gevaarlijk voor mensen, teneinde hun vertrek te bespoedigen.

Toch weigerde de bevolking van Aqraba te zwichten, wat de IDF ertoe aanzette om de duivelse campagne aanzienlijk op te voeren. In april 1972 kwam het Centrale Commando van het leger bijeen met vertegenwoordigers van de afdeling nederzettingen van de Jewish Agency. Ze stelden "de verantwoordelijkheid en het tijdschema voor de bespuitingen" vast, met een zodanige concentratie dat mensen en dieren het gebied gedurende een volle week niet zouden mogen betreden "uit angst voor maagvergiftiging."

De Jewish Agency kreeg de opdracht om het vliegtuig te regelen van Chemair, een plaatselijk gewasbespuitingsbedrijf. Het expliciete doel was om "de oogst van de Palestijnen te vernietigen" en hen onder dwang voorgoed uit het gebied te verdrijven.

De daaropvolgende maand was de vernietiging dermate ernstig, dat de burgemeester van Aqraba een brief schreef aan minister van Defensie Moshe Dayan. Ze verklaarden dat het dorp 4.000 inwoners had, die tot voor kort "145.000 dunams landbouwgrond" hadden bewerkt. Nu, nadat "de autoriteiten" graan hadden verbrand en land hadden geconfisqueerd, hadden de Palestijnen slechts 25.000 dunams over.

"De schade is ondraaglijk ... hoe zullen we in staat zijn om voor onszelf te zorgen?", wanhoopte de burgemeester.

Uiteindelijk namen de Israëlische bezettingstroepen het land in mei 1973 over. Tel Aviv werd om toestemming gevraagd om "het land in beslag te nemen om er een nederzetting te vestigen," hetgeen werd toegestaan. Drie maanden later begon de bouw.

'Zorg voor dekking'

Terwijl Israëlische regeringen heimelijk de bouw van illegale nederzettingen aanmoedigden en vergemakkelijkten, is het duidelijk dat er op verschillende momenten intern onenigheid over de kwestie bestond.

In 1974 ondernam het hoofd van de Israel Lands Administration stappen om nog een Joodse nederzetting op te richten op de Westelijke Jordaanoever, Ma'aleh Adumim, nog voordat de regering een formele beslissing over de kwestie had genomen. Voormalig IDF-generaal Meir "Zarro" Zorea, die Knessetvertegenwoordiger werd, lobbyde actief bij de Jewish Agency om een passend budget toegewezen te krijgen voor de inspanningen, waarbij hij voorstelde dat de organisatie "geld doorsluist naar activiteiten in de nederzettingen en ervoor zorgt dat het na een tijdje gedekt zal zijn, wanneer ik om goedkeuring van het budget vraag."

Tijdens een daaropvolgende kabinetsvergadering was de toenmalige minister van Huisvesting, Yehoshua Rabinovitz, echter onthutst en verklaarde: "Dit heeft geen budget, en ik weet niet hoe het werk gestart kan worden zonder met ons om de tafel te gaan zitten." Premier Yitzhak Rabin probeerde hem te kalmeren door te zeggen: " Daarover zijn we op dit moment aan het vergaderen."

"Er is misschien ruimte om deze kwestie te verduidelijken, maar ik zou niet voorstellen om daar vandaag op in te gaan. Ik weet dat het wellicht niet volgens de meest strakke definities verloopt, maar ik ben er voorstander van dat ze beginnen met de uitvoering van deze infrastructuurwerken," voegde hij eraan toe.

Later drong de eerder genoemde Yisrael Galili er bij de ministers op aan om Ma'aleh Adumim te definiëren als "een A-klasse gebied," waardoor de nederzetting en haar Joodse kolonistenbevolking meer voordelen zouden krijgen van de regering, ondanks het feit dat de nederzetting binnen illegaal bezet gebied zou liggen. De officiële toekenning van deze classificatie door de Israëlische regering aan de nederzetting zou per definitie neerkomen op een feitelijke goedkeuring, in tegenstelling tot haar officiële publieke standpunt.

"Het verbaast me dat je niet begrijpt dat dit hele onderwerp een van de ingenieuze methoden is om een proces te temperen dat intern in Israël zeer gevaarlijk zou kunnen zijn," legde Galili uit.

Deze schokkende gesprekken bleven een halve eeuw verborgen, voordat het Jewish Settlements Archival Project ze vrijgaf aan de wereld. Het is bijna onvermijdelijk dat er nog veel meer belastende documenten verzegeld blijven in de kluizen van de IDF. De archieven van het project eindigen tijdens de zomer van 1977 en vanaf 23 januari 2023 bestaan er 144 illegale Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, waaronder 12 in Oost-Jeruzalem, waar 450.000 kolonisten wonen.

Zoveel land stelen en daarbij zoveel mensen op de vlucht jagen, was een enorme onderneming die vaak op hevig lokaal verzet stuitte, en dat verzet duurt tot op de dag van vandaag voort. Gezien de doeltreffendheid gedurende zovele jaren van chemische en biologische oorlogsvoering bij het stelen van Palestijns land, is er geen reden om aan te nemen dat deze gruwelijke aanpak door de jaren heen niet steeds opnieuw werd toegepast.

Zie: https://thecradle.co/article-view/26684/israels-bloodcurdling-poison-policy-to-replace-palestinians-with-jewish-settlers