Terracotta
Sculptuur van terracotta gevonden op de vindplaats van Lefkandi (Euboea), gedateerd op ca. 950 v. Chr. (Archeologisch Museum van Eretria). Doet denken aan de vele verhalen over monsters na kosmische rampen.
In navolging van het vorige artikel neem ik hier een kleine tabel op met de data van de verschillende kosmische rampen op aarde, gebaseerd op de vier belangrijkste bronnen die we hebben besproken. Er zijn andere wetenschappers die onderzoek doen en schrijven over dit onderwerp die ik elders bespreek, maar ik doe mijn uiterste best (en dat is lastig) om dit overzicht zo beknopt mogelijk te houden.

Onder de tabel is een beknopte lijst opgenomen van waarnemingen van kometen, voornamelijk uit de Chinese verslagen. Deze waarnemingen zouden, mogelijkerwijs, geassocieerd kunnen worden met een vernietigende gebeurtenis ergens op de planeet. Deze lijst is ontleend aan Yeomans, Donald K. (1991), Comets: A Chronological History of Observation, Science, Myth, and Folklore, Wiley Science Edition.
tabel

  • 633 v.Chr., China: Een komeet in de vorm van een bezemster verscheen in Auriga met zijn staart wijzend in de richting van de Shu Staat. (Ho, 4)
  • 613 v.Chr., Herfst, China: Een komeet in de vorm van een bezemster trok het sterrenbeeld Grote Beer binnen. (Ho, 5)
  • 532 v.Chr., Lente, China: Een nieuwe ster werd waargenomen in Waterman. (Ho, 6)
  • 525 v.Chr., Winter, China: Een harige komeetster verscheen in de winter bij Antares. (Ho, 7)
  • 516 v.Chr., China: Een komeet in de vorm van een bezemster verscheen. (Ho, 8)
  • 500 v.Chr., China: Er werd een komeet in de vorm van een bezemster waargenomen. (Ho, 9)
  • 482 v.Chr., Winter, China: Een komeet in de vorm van een bezemster verscheen in het oosten. (Ho, 10)
  • 481 v.Chr., Winter, China: Een harige sterkomeet werd waargenomen. (Ho, 11)
  • 480 v.Chr., Griekenland: Ten tijde van de Griekse slag bij Salamis noteerde Plinius dat er een komeet in de vorm van een hoorn (type ceratias) werd waargenomen. (Barrett, 1)
  • 470 v.Chr., China: Er werd een komeet in de vorm van een bezemster waargenomen. (Ho, 12)
  • 467 v.Chr., China, Griekenland: Er werd een komeet in de vorm van een bezemster waargenomen. Deze gebeurtenis wordt vaak, maar ten onrechte toegeschreven aan komeet Halley. Dit is de komeet die Plutarch zag verschijnen voordat de meteoriet in Aegospotami, Griekenland, insloeg. (Ho, 13), (Barrett, 4)
  • 433 v.Chr., China: Er werd een komeet in de vorm van een bezemster waargenomen. (Ho, 14)
  • 426 v.Chr., Winter, Griekenland: In het noorden verscheen een komeet rond de tijd van de winterzonnewende. (Barrett, 4)
  • 373-372 v. Chr., Winter, Griekenland: Een komeet werd in het westen waargenomen op het moment van de grote aardbeving en vloedgolf in Achaea, Griekenland. Uit de Griekse beschrijvingen van de beweging van de komeet leidt Pingre af dat het perihelium zich in Maagd of Weegschaal bevond en dat de periheliumafstand vrij klein was. Pingre beschouwt deze komeet als de komeet die volgens de Griek Ephorus in twee stukken was gespleten. De verslagen van Aristoteles en Seneca suggereren dat de komeet in de winter van 373-372 v. Chr. werd waargenomen, terwijl het verslag van Diodorus Siculus, een historicus uit de tweede helft van de eerste eeuw v. Chr., suggereert dat de komeet in het daaropvolgende jaar werd waargenomen. (Barrett, 5)
De algemene achtergrond van de Griekse filosofie

We sloten het vorige artikel af met een bespreking van de werken van Homerus en hun merkwaardige verwantschap met het Gilgamesj-epos. We merkten op dat, ook al bestaat dit verband, de wereld van Homerus niet de realiteit van het Hettitische Rijk of de andere Mesopotamische rijken beschrijft; noch beschrijft het de realiteit van de Griekse stadstaten die voortkwamen uit de Griekse Donkere Eeuwen. Het beschrijft eerder een wereld die veel overeenkomsten vertoont met die van de Euraziatische steppen.

De Griekse Donkere Eeuwen beslaan de periode van de Griekse geschiedenis vanaf het einde van de Myceense paleisbeschaving, rond 1100 v. Chr., tot het begin van het Archaïsche tijdperk, rond 750 v. Chr. Lang werd gedacht dat alle contact tussen de Hellenen op het vasteland en buitenlandse mogendheden verloren was gegaan. Klassieke geleerden zagen de ontwikkeling van de Griekse beschaving als een onafhankelijk, geïsoleerd fenomeen. Maar, zoals we in het voorgaande hebben opgemerkt, bestaan er talrijke overeenkomsten tussen de Griekse - en de Mesopotamische mythen. Belangrijk was ook de invloed van de Babylonische wetenschap op de ontwikkeling van het Griekse denken, vooral met betrekking tot de wiskunde. Naar het schijnt, waren de Babyloniërs al duizend jaar voor Pythagoras bekend met zijn "stelling van Pythagoras."
Babyloniërs
Babyloniërs gebruikten de stelling van Pythagoras al duizend jaar voordat deze in het oude Griekenland werd 'uitgevonden.'
Na de wijdverspreide omwentelingen en verwoestingen aan het einde van de Bronstijd, lijken enkele eenvoudige stedelijke centra te hebben overleefd, met name in Cilicië en Syrië. Deze werden gedomineerd door de sterke tradities van de Indo-Europese Hettitische en Zuid-Babylonische rijken. De Hettitische stijl was het meest opmerkelijk vanwege de monumentale beeldhouwkunst, alsmede het Hettitische hiërogliefenschrift dat tot bijna het einde van de 8e eeuw v.Chr. in Karatepe werd gebruikt; dit schrift werd gebruikt voor het Luwisch, een taal die behoort tot de Hettitische taalfamilie.
cuneiform
De steden in het gebied dat we nu als Zuid-Syrië kennen, zoals Sidon, Tyrus en Byblos, alsmede een groep westerse Semieten die door de Grieken Phoinikes werden genoemd, kwamen in deze tijd meer op en breidden hun handel over zee uit tot Cyprus en Kreta. De drijvende kracht achter deze activiteit lijkt de zoektocht naar metalen te zijn geweest, en had als neveneffect de verspreiding van het Fenicische alfabet. Het was na de ineenstorting en verdwijning van de andere schriftvormen dat de Grieken het Fenicische schrift overnamen en het aanpasten aan de Griekse fonetiek. Het vroegste bewijs hiervoor dateert uit de eerste helft van de 8e eeuw v.Chr. Opmerkelijk is ook het feit dat dit nieuwe Griekse schrift het oudere model volgde van het oude Lineair-A- en B-schrift van de vroege Grieken (daterend uit de 11e eeuw v. Chr.), die van links naar rechts schreven, of zelfs van regel tot regel van richting wisselden, wat boestrophedon wordt genoemd (zoals de os ploegt). Dit kwam ook vaak voor in laat-Hettitische hiërogliefen en in sommige Fenicische documenten, terwijl het Semitische schrift in het Aramees, Arabisch en Hebreeuws steevast van rechts naar links werd geschreven.

De eerste voorbeelden van dit nieuwe Griekse schrift zijn te vinden in Euboea, Naxos, Pithekoussai en Athene. Bepaalde plaatsnamen weerspiegelen deze activiteit, zoals Soloi, dat "metalen staven" betekent, en Chalkis dat "bronzen huis" betekent, alsmede Tarshish dat "gieterij" betekent. Een vers in de Odyssee laat een man met de naam Mentes zien, die vanaf het eiland Taphos in de Ionische Zee reist om een lading ijzer te ruilen voor brons. (Odyssee 1.184.) Men vraagt zich natuurlijk af of de ontwikkeling van de IJzertijd werd veroorzaakt door de gemakkelijke beschikbaarheid van ijzermeteorieten die misschien al voor die tijd rijkelijk naar beneden waren gestort?

Er gebeurde dus van alles en het is duidelijk dat, voor sommigen, de ontwikkeling in de richting van meer en betere munitie verliep.

Het lijkt erop dat Assyrië één van de weinige oude machten was die na de ineenstorting van de beschaving in het Bronzen Tijdperk overeind bleef. Oh, zeker, het werd getroffen en was in een soort van verval geraakt gedurende de daaropvolgende 250 jaar of zo, maar op de een of andere manier lijkt het erin geslaagd te zijn om te overleven en, in vergelijking met omliggende gebieden, behield het zijn monarchie en verdedigde het zijn grenzen met succes tijdens die vreselijke tijden. Hun beleid was erop gericht kleinschalig te blijven en hun energie werd toegespitst op een goed getrainde en uitgeruste krijgsmacht om zich tegen pluderaars te verdedigen.

Ook deden de Assyriërs hun best om de handelsroutes in oostelijk Syrië, zuidoostelijk Klein-Azië, centraal Mesopotamië en noordwestelijk Iran nieuw leven in te blazen. Ondertussen probeerden de Phrygiërs van Noord-Anatolië het gebied van hun mede Indo-Europese Hettieten over te nemen, terwijl de Urartiërs (Armeniërs) in de Kaukasus in opkomst waren; de Cimmeriërs, Kolchiërs en Scythen floreerden in het gebied rond de Zwarte Zee.

Na de dood van Ashur-Dan besteeg Adad Nirari II, die imperialistische ambities had, de troon in Assyrië. Hij veroverde en deporteerde de lastige Arameeërs, Neo-Hittieten en Hurrieten naar verre oorden, waaronder Griekenland en zelfs Italië. Zijn opvolger, Tukulti-Ninurta II (891-884 v. Chr.), zette de expansie voort. Hetzelfde gold voor Ashurnasirpal II (883-859 v. Chr.). Hij breidde de grenzen van het groeiende rijk uit tot aan de Middellandse Zee.

Shalmaneser III (858-823 v. Chr.) was de volgende en hij zette de opbouw van het rijk voort. Hij moest de Slag bij Qarqar uitvechten tegen een alliantie van 12 naties, waaronder Egypte, Israël, Hamath, Fenicië, de Arabieren, Arameeërs en neo-Hettieten (het was duidelijk dat de mensen niet blij waren met de Assyriërs). Zijn legers beheersten verre streken als de Kaukasus, het Vanmeer en het Taurusgebergte; de Hettieten van Carchemish werden gedwongen om belastingen te betalen, terwijl de koninkrijken van Hamath en Aram Damascus werden onderworpen. In 831 v. Chr. onderwierp het Georgische koninkrijk Tabal zich aan hem. Naast zijn keizerlijke expansies consolideerde hij de Assyrische controle over de gebieden die al door zijn voorgangers waren veroverd. Tegen het einde van zijn 27-jarige heerschappij was Assyrië heer en meester over Mesopotamië, de Levant, West-Iran, Israël, Jordanië en een groot deel van Klein-Azië.

Na de dood van Shalmaneser III wordt het een saai verhaal van hebzucht en burgeroorlogen en opstanden van onderworpen volkeren - hetzelfde verhaal dat over elk rijk in elke tijd wordt verteld. Steden en naties die "gepacificeerd" waren, barstten regelmatig uit in opstand. Meerdere erfgenamen vochten onderling om de macht. Na enkele heersers te hebben overgeslagen (waaronder de kortstondige koningin Semiramis), besteeg Ashur-Dan III de troon in 772 v. Chr. maar hij bleek zwak en ineffectief. Het resultaat hiervan was dat er interne opstanden uitbraken en, interessant genoeg, een uitbraak van de pest en een verslag van een angstaanjagende zonsverduistering, die beide in oude verslagen vaak in verband worden gebracht met kosmische rampen. (Zie Mike Baillie's "New Light on the Black Death," 2006.) Ashur-Nirari V volgde hem op in 754 v. Chr. Op dat moment waren rebellie en revolutie een bijna permanent kenmerk van het rijk geworden. Tegelijkertijd, in 745 v. Chr., greep de Assyrische Tiglath-Pileser III, voorheen generaal en gouverneur, de Assyrische troon, doodde de hele koninklijke familie en begon een nieuwe periode van keizerlijke expansie. T-P III reorganiseerde het Assyrische leger tot een professionele strijdmacht en verbeterde het civiele bestuur van zijn rijk, waarmee hij de basisvorm voor alle toekomstige oude rijken creëerde. Rond deze tijd wordt in een rapport voor het eerst melding gemaakt van Ioniërs. Een van de Assyrische officieren schreef een bericht waarin stond: "De Ioniërs kwamen. Ze vielen ... de steden aan ... in zijn schepen ... midden op zee." (Leemtes door de fragmentarische aard van de tekst.) [H. W. Saggs, Iraq 25 (1963) 76-78. Burkert (1992) p. 12.]
Tiglath-Pileser III
Afbeelding van Tiglath-Pileser III op een stèle op een van de muren van zijn koninklijk paleis.
Assyrië bereikte het hoogtepunt van zijn macht tijdens de regering van Sargon II (722-705 v.Chr.) en de kleine, voorheen Hettitische staten Carchemish, Zincirli en Cilicië werden provincies van Assyrië. In 708 v. Chr. betoonden de koningen van Cyprus en Griekse steden eer en hulde aan Sargon. Het Assyrische rijk strekte zich nu uit van de Kaukasus tot Arabië en van de Kaspische Zee tot Cyprus.
Sargon II
Sargon II
Dur-Sharrukin
Gigantisch reliëf van Dur-Sharrukin waarop vermoedelijk Gilgamesj staat afgebeeld die een leeuw bedwingt.
Sargon II bewonderde Sargon van Akkad en vormde zijn koningschap naar het voorbeeld van de legendarische Gilgamesj. In verschillende overgeleverde teksten werden de prestaties van Sargon II impliciet vergeleken met de legende die in zijn tijd bekend was uit het Gilgamesj-epos. In de inscripties van Sargon bevat de veldtocht tegen Urartu gedeelten waarin het lijkt alsof Sargon niet alleen tegen de Urartiërs vecht, maar ook tegen het landschap zelf. Een gedeelte waarin de bergen worden beschreven alsof ze als zwaarden en speren oprijzen om de opmars van Sargon tegen te houden, zou de Assyrische lezers waarschijnlijk hebben herinnerd aan een soortgelijke passage in het Gilgamesj- epos, waarmee werd geïmpliceerd dat Sargon met dezelfde gevaren werd geconfronteerd als de held uit de oudheid. Een reusachtig reliëf in Dur-Sharrukin toont een gespierde man die een leeuw tegen zijn borst houdt. Hoewel het reliëf geen inscriptie draagt die zijn identiteit bewijst, beschouwen geleerden het over het algemeen als een afbeelding van Gilgamesj.

In 705 v.Chr. leidde Sargon, die toen waarschijnlijk in de zestig was, het Assyrische leger op een veldtocht tegen koning Gurdî van Tabal in Centraal-Anatolië. De campagne verliep rampzalig en resulteerde in de nederlaag van het Assyrische leger en de dood van Sargon, wiens lijk door de Anatoliërs werd meegenomen. Sargons dood maakte de nederlaag nog veel erger, omdat de Assyriërs geloofden dat de goden hem hadden gestraft voor een grote fout uit het verleden. In de Mesopotamische mythologie was het lot na de dood van degenen die stierven tijdens een veldslag en niet werden begraven, verschrikkelijk: ze waren gedoemd om eeuwig rond te dwalen en te lijden als bedelaars.
Citadel van Sargon II in Khorsabad.
Citadel van Sargon II in Khorsabad.
Citadel van Sargon II
De opgraving van de citadel van Sargon II.
Sennacherib (705-681 v. Chr.) reageerde op het lot van zijn vader door afstand te nemen van Sargon. Hij verliet onmiddellijk Sargons grote nieuwe hoofdstad Dur-Sharrukin en verplaatste de hoofdstad naar Nineveh. Als een van zijn eerste daden als koning herbouwde Sennacherib een tempel gewijd aan de god Nergal, die geassocieerd werd met dood, rampspoed en oorlog, in de stad Tarbisu. Sennacherib was bijgelovig en besteedde veel tijd met het vragen aan zijn wichelaars wat voor zonde Sargon begaan kon hebben om het lot te ondergaan dat hem beschoren was. Sennacherib getroostte zich veel tijd en moeite om het rijk te ontdoen van Sargons beelden. Sargon wordt nooit genoemd in de inscripties van Sennacherib. De dood van Sargon II tijdens de strijd en de verdwijning van zijn lichaam gaven aanleiding tot opstanden in het hele Assyrische rijk. Sennacherib onderdrukte een opstand in Tarsos in 696 v. Chr. en volgens Berossos raakten de Grieken in een zeeslag met de Assyriërs verwikkeld en werden toen verslagen.

Sennacherib is het meest bekend vanwege de rol die hij speelt in de Hebreeuwse Bijbel, waarin zijn veldtocht in Juda en de omliggende regio's wordt beschreven. Volgens de Bijbel vernietigde een engel het Assyrische leger, maar dat was blijkbaar niet waar omdat Hizkia zich aan het einde van de veldtocht aan Sennacherib onderwierp. Sennacheribs verslag van wat er in Jeruzalem plaatsgreep, begint met "Wat Hizkia betreft ... als een gekooide vogel sloot ik zijn koninklijke stad Jeruzalem op. Ik barricadeerde hem met voorposten, en de uitgang van de poort van zijn stad maakte ik taboe voor hem." Jeruzalem werd dus op de een of andere manier geblokkeerd, hoewel het gebrek aan grootschalige militaire activiteiten en geschikte uitrusting betekende dat het waarschijnlijk geen volledige belegering was. Volgens het Bijbelse verhaal stond een hooggeplaatste Assyrische functionaris met de titel Rabshakeh voor de muren van de stad en eiste de overgave, waarbij hij dreigde dat de Judeeërs tijdens de belegering 'uitwerpselen zouden eten en urine zouden drinken.' Het verslag van de blokkade die rond Jeruzalem werd opgeworpen, verschilt van de belegeringen die worden beschreven in de annalen van Sennacherib en de enorme reliëfs in het paleis van Sennacherib in Nineveh, die eerder het succesvolle beleg van Lachish beschrijven dan de gebeurtenissen in Jeruzalem. Uit de beschikbare bronnen lijkt het echter duidelijk dat een enorm Assyrisch leger zich in de buurt van Jeruzalem ophield. De blokkade eindigde zonder noemenswaardige gevechten, maar wat het enorme leger van Sennacherib ervan weerhield om de stad te overweldigen, is onzeker. In de Bijbel staat dat een entiteit die de vernietigende engel wordt genoemd, gezonden door Jahweh, het leger van Sennacherib vernietigde door 185.000 Assyrische soldaten voor de poorten van Jeruzalem te doden. De oude Griekse historicus Herodotus beschrijft de operatie als een Assyrische mislukking, doordat een "menigte veldmuizen" op het Assyrische kamp neerdaalde en cruciaal materiaal zoals pijlkokers en boogpezen verslond, waardoor de Assyriërs ongewapend raakten en op de vlucht sloegen. Sommige experts denken dat het verhaal van de veldmuizen een toespeling is op een soort plaag die het Assyrische kamp trof. Het wordt onwaarschijnlijk geacht dat de slag een regelrechte Assyrische nederlaag betekende, vooral omdat de beschrijvingen van de Babylonische kronieken uit die tijd, die anders graag melding maken van Assyrische mislukkingen, hierover zwijgen. Verder was de Assyrische campagne in de Levant grotendeels succesvol. Hizkia betaalde een nog zwaardere belasting en Sennacherib schonk aanzienlijke delen van het land van Juda aan de naburige koninkrijken Gaza, Ashdod en Ekron.

Essarhaddon (681-669 v. Chr.) had genoeg van het voortdurende gekonkel van de Egyptenaren, en trok door de Sinaïwoestijn, veroverde Egypte en vernietigde het Kushitische rijk. Hij herbouwde Babylon volledig en bereikte min of meer door middel van bedreiging en intimidatie een soort vrede.

Zijn opvolger, Ashurbanipal (669 - 629 v. Chr.), de "prachtigste koning van Nineveh," werd net als zijn voorvaderen ook wel "koning van het universum" genoemd, terwijl de Grieken hem Sardanapallos noemden. Hij bouwde enorme bibliotheken en gaf de aanzet tot een hele reeks tempels en paleizen. In een unieke autobiografische verklaring gaf Ashurbanipal aan dat zijn wetenschappelijke bezigheden tijdens zijn jeugd bestonden uit oliewichelarij, wiskunde, lezen en schrijven. Volgens de legende was Assurbanipal de enige Assyrische koning die leerde lezen en schrijven. "Ik Assurbanipal zorgde binnen [het paleis] voor de wijsheid van Nebo, het geheel van de tabletten met inscripties, van alle kleitabletten, het geheel van hun mysteries en moeilijkheden loste ik op." ["Cilinder A, Kolom I, Regels 31-33," in Smith, George. History of Assurbanipal, Translated from the Cuneiform Inscriptions. Londen: Harrison and Sons, 1871: p. 6]. Hij was een van de weinige koningen die het spijkerschrift in zowel het Akkadisch als het Soemerisch kon lezen en hij beweerde dat hij zelfs teksten van voor de grote vloed kon lezen.
Ashurbanipal
Ashurbanipal
Tijdens zijn heerschappij verzamelde Assurbanipal teksten in spijkerschrift uit heel Mesopotamië, en vooral uit Babylonië, om ze in de bibliotheek van Nineveh te herbergen. Er werden meer dan 30.000 kleitabletten gevonden die archeologen een schat aan Mesopotamisch literair, religieus en administratief materiaal hebben opgeleverd. Een grote selectie teksten met betrekking tot "voortekenen" werd opgegraven en ontcijferd. Marc Van de Mieroop wijst erop dat de Enuma Anu Enlil onder deze teksten populair was: "Het bevatte voortekenen die te maken hadden met de maan, haar zichtbaarheid, verduisteringen, en conjunctie met planeten en vaste sterren, de zon, haar corona, vlekken, en verduisteringen, het weer, namelijk bliksem, donder, en wolken, en de planeten en hun zichtbaarheid, verschijning, en posities." [Van De Mieroop, Marc (2007). A History of the Ancient Near East ca. 3000-323 BC. Oxford: Blackwell Publishing. p. 263.] Andere genres die tijdens de opgravingen werden gevonden, omvatten standaardlijsten die door scribenten en schriftgeleerden werden gebruikt, woordenlijsten, tweetalige vocabulaires, lijsten van tekens en synoniemen, lijsten van medische diagnoses, astronomische/astrologische teksten. De teksten van de scribenten bleken zeer nuttig te zijn bij het ontcijferen van het spijkerschrift. [Roaf, M. (2004). Cultural Atlas of Mesopotamia and the Ancient Near East. p. 191.]. De bibliotheek vormde blijkbaar een weerspiegeling van de waarde die Ashurbanipal hechtte aan het behoud van de Mesopotamische literatuur en cultuur.

Alleen al het feit dat Assurbanipal zich bezighield met het enorme project van het bouwen van zijn bibliotheek en deze voorzag van teksten die gelezen, gekopieerd, gearchiveerd en nog veel meer moesten worden, suggereert dat er een oproep werd gedaan aan scribenten en schriftgeleerden die dit werk konden uitvoeren. Aramese "scribenten voor rollen" werden binnengehaald om te dienen onder de eerbiedwaardige "scribenten voor tabletten." Beide klassen genoten privileges en een hoge rang. De administratie van het Assyrische rijk was gebaseerd op twee talen en twee schriften. Er moet een groeiend en zich verspreidend bewustzijn zijn geweest van de literatuur uit het verleden toen meer en meer geleerden en bibliothecarissen werden opgeleid tijdens de lange regeerperiode van Assurbanipal. Er was natuurlijk ook een groeiend bewustzijn van de waarde van lezen en schrijven in het algemeen, dat zich overal verspreid moet hebben.
kaart van het assyrische rijk
Ik zou de idee willen opperen dat dit waarschijnlijk de tijd was waarin de Ilias en de Odyssee van Homerus werden geschreven; mogelijk ook de werken van Hesiodus. Ik weet dat dit later is dan de "experts" zeggen, maar de experts zijn het er niet over eens. De gedichten zijn geschreven in Homerisch Grieks, ook bekend als Episch Grieks, een literaire taal die een mengeling bevat van kenmerken van de Ionische en Aeolische dialecten uit verschillende eeuwen; de overheersende invloed is Oost-Ionisch. Geleerden blijven verdeeld over de vraag of de twee werken (de Ilias en de Odyssee) het product zijn van één auteur. Men denkt dat de gedichten ergens rond het einde van de achtste of het begin van de zevende eeuw voor Christus werden samengesteld. Onthoud dat we voor het eerst over de Ioniërs horen tijdens het bewind van Tiglath-Pileser III (745 v. Chr.) en dat Homerus een "blinde bard uit Ionië" geweest zou zijn, wat aan de kust van Anatolië/Turkije ligt en zeker niet in Griekenland zelf, en dus waarschijnlijk onder invloed van de Assyriërs zou zijn gekomen. De meeste experts zeggen tegenwoordig dat de Ilias en de Odyssee niet eens door dezelfde auteur werden geschreven, maar ze zijn het er wel over eens dat het verenigde gedichten zijn, waarschijnlijk grotendeels samengesteld door één auteur die waarschijnlijk zwaar leunde op oudere mondelinge overleveringen. Het enige probleem daarbij is de soms woordelijke gelijkenis met het Gilgamesj-epos. Daarom denk ik dat mijn voorstel steek houdt: de gedichten werden geschreven door iemand met talenkennis die op een bepaald moment toegang had tot de bibliotheek van Assurbanipal, die regeerde van 669 tot 629 voor Christus. Dit is nog waarschijnlijker als we bedenken wat er vervolgens gebeurde.

Volken in gebieden buiten het bereik van deze keizerlijke overheersing groeiden en bloeiden en werden steeds vijandiger tegenover Assyrië. Toen Assurbanipal in 629 v. Chr. stierf, na een heerschappij van 38 tot 42 jaar, braken er binnen Assyrië burgeroorlogen uit tussen de aanspraakmakers op de troon. Deze burgeroorlogen tastten de rijkdom en mankracht van Assyrië aan. Zeer waarschijnlijk ontvluchtten veel van de hoogst opgeleide ambachtslieden en geleerden het land en zochten hun toevlucht elders. Tegelijkertijd konden de verwoeste landen en de lagere klassen niet langer voorzien in de landbouw- en belastingbehoeften van het rijk. Er waren niet genoeg mensen over om landbouw te bedrijven en troepen te leveren. Toen kwamen de Meden, de Perzen, Babyloniërs, Scythen en Cimmeriërs in de daaropvolgende jaren allemaal tegen Assyrië in opstand en uiteindelijk was het rond 605 v. Chr. allemaal voorbij.

Het belang van dit korte overzicht van de opkomst van de Assyriërs als het eerste rijk na de Donkere Eeuwen is gelegen in het effect dat het had op Griekenland en Rome. Dit effect bestond uit een brug tussen de oude Hettitische en Babylonische rijken en het Griekse rijk dat spoedig zou ontstaan. In de tijd dat de Assyriërs rondtrokken en hun keizerrijk uitbreidden, waren er vele, vele individuen en groepen uit de verschillende plaatsen die door de Assyriërs waren veroverd, die naar andere landen waren gevlucht en hun vaardigheden en cultuur met zich mee hadden genomen. Velen gingen naar Griekenland en andere gebieden rond de Egeïsche Zee, terwijl anderen mogelijk naar Italië en de kusten van de Adriatische Zee reisden. Sommigen van hen vermengden zich met inheemse volkeren en werden bekend als de Etrusken, van wie Herodotus vermoedde dat ze uit Klein-Azië kwamen. Recent DNA-onderzoek naar de verwantschap tussen runderen suggereert dat hij misschien gelijk had.

Natuurlijk zei Herodotus dat ze rond 1200 v.Chr. vanuit Lydië naar Italië emigreerden vanwege de hongersnood die toen woedde. Mijn gedachte is dat ze zeker in etappes in Italië kunnen zijn aangekomen gedurende die donkere periode. Tot slot, toen het Assyrische Rijk in een burgeroorlog verwikkeld raakte en uit elkaar begon te vallen, is het zeer waarschijnlijk dat de scribenten en ambachtslieden, en allerlei professionals, op de vlucht sloegen, dus zou er een toestroom zijn geweest van deze buitenlanders naar verschillende plaatsen in die tijd, waaronder Griekenland, vooral vanwege de ligging ervan.
Fenicische krater
Fenicische krater met decoratie in Egyptische stijl. Vermoedelijk gevonden in de Etruskische graftombe Barberini, gedateerd rond 630 v. Chr. Merk op dat de datering klopt als dit door een ambachtsman werd gemaakt die de ineenstorting van het Assyrische Rijk ontvlucht was.
De slaper ontwaakt

De vroegste tekenen van de hervatting van het leven in Griekenland na de dood en verwoesting tijdens de Donkere Eeuwen, zien we in de aanwezigheid van geïmporteerde handelsgoederen die al in de 10e en 9e eeuw v.Chr. opduiken in de archeologische vondsten. Het aantal buitenlandse goederen uit oosterse bronnen dat in Griekse gebieden werd gevonden nam gedurende de 8e en 7e eeuw toe. Juwelen, Cilicische zegels, amuletten, graven met grafgiften in Assyrische en Egyptische stijlen en meer, werden gevonden in Olympia, Samos en Delos. Ook metaalwerk werd op grote schaal verhandeld; Fenicische kraters van metaal werden gevonden in Athene, Olympia, Delphi, de Griekse kolonies in Zuid-Italië en in Etrurië, Italië. Bij alle grote heilige plaatsen Delos, Delphi en Olympia werden substantiële archeologische vondsten van oosterse voorwerpen gedaan. Deze artefacten zouden meer dan alleen handel kunnen vertegenwoordigen; ze zouden de verplaatsing kunnen vertegenwoordigen van personen en geschoolde arbeiders die zulke dingen hadden gemaakt en die op de vlucht waren geslagen voor de razende Assyriërs. Er is één ding dat steeds weer gebeurt als wereldrijken voortwoekeren waarbij mensen hun rechten worden ontnomen en elk aspect van hun leven wordt beheerst: de besten en slimsten vertrekken als ze dat kunnen en degenen die dat niet kunnen, vergeten plotseling wat ze wisten omdat ze niet willen bijdragen aan een ideologisch hatelijk regime.

De religieuze iconografie was ooit puur Grieks, maar veranderde onder de oriëntaliserende invloed. Babylonisch-Hettitische bronzen beeldjes van de krijgergod die met zijn wapen in zijn rechterhand zwaait (denk aan de plasmoïde bliksemschicht) werden al in de late Myceense periode gevonden en na het ontwaken uit de stilte van de Donkere Eeuwen werden er in de 8e eeuw meer van gevonden en gekopieerd.

Er lijkt geen twijfel over te bestaan dat de typisch "Griekse" voorstellingen van Zeus en Poseidon met hun representatieve bliksemschichten en drietanden gebaseerd zijn op de Hettitisch-Babylonische modellen. Vooral de voorstelling van de bliksemschicht is afgeleid van dit oosterse model. De naakte Syrische godinnen die hun borsten hooghouden alsof ze dodelijke wapens richten, werden echter vrij snel aangekleed en fatsoenlijk gemaakt door de Griekse transformaties. De vele maskers die werden gevonden in Griekse heiligdommen, in het bijzonder die van Ortheia in Sparta, zijn blijkbaar afgeleid van de Humbaba/Huwawa-maskers.

Bovenal berustte de bouw van grote altaren voor het offeren van slachtoffers, evenals de bouw van grote tempels als de huizen van de goden, op een oosterse invloed. Vóór de 8e eeuw schijnen er geen Griekse tempels te zijn geweest om hun goden in onder te brengen. [Walter Burkert (1992) The Orientalizing Revolution: Near Eastern Influence on Greek Culture in the Early Archaic Age. Harvard University].

In de oudheid stonden ambachtslieden bekend om hun mobiliteit dankzij hun onmisbare vaardigheden. Er zijn verschillende verhalen over de ene of de andere koning die een bericht naar een andere heerser stuurde met het verzoek om teams van architecten, bouwvakkers en metaalbewerkers uit te lenen en/of te sturen. Dit staat in de Bijbel in het verhaal van Salomo en de koning van Tyrus, hoewel het waarschijnlijk is dat de historische gebeurtenis aan een ander volk toebehoorde omdat Salomo niet echt heeft bestaan. Wat wel interessant is, is dat Tyrus een Fenicische stad was en het lijkt erop dat de Feniciërs de meest buitengewone ambachtslieden van hun tijd waren.
Tyrus - Libanon
Tyrus - Libanon
Solon moedigde volgens Plutarch de immigratie van ambachtslieden naar Athene aan door hen voordelen aan te bieden. In sommige steden werden ze vrijgesteld van belastingen. Bepaalde leenwoorden met betrekking tot de bouw vonden hun weg van het oosten naar Griekenland. De Grieken leerden blijkbaar de kunst van het bouwen met blokken, bakstenen, kalk en pleister van de oosterse ambachtslieden die uit vrije wil verhuisden of gevlucht waren tijdens de vele Assyrische oorlogen. Dit benadrukt het feit dat het vermogen van de Myceners om monumentale gebouwen neer te zetten, verloren was gegaan aan het begin van de Donkere Eeuwen.

Het woord solos voor metalen staven kan rechtstreeks worden herleid tot de late Hettieten van Cilicië. Het woord cheironax, dat "heer van de handen" betekent, is blijkbaar getranscribeerd uit het Hettitisch, wat enig idee geeft van het aanzien dat bekwame bouwers en ambachtslieden genoten. [Burkert (1992) op. cit. p. 39.] De karakterisering van bouwers als "zonen van ambachtslieden" was ook een concept dat uit Anatolië en Mesopotamië kwam. Zulke vaardigheden werden doorgegeven in families, hoewel er ook leerlingen van buiten de familie werden aangenomen die dan "zonen van" het specifieke ambacht werden. Meestal werden de technieken en vaardigheden geheim gehouden en rond deze individuen vormden zich dan gilde-achtige organisaties.

Vanaf de 8e eeuw v. Chr. bestonden er Akkadische spijkerschriften en Fenicische, Aramese en Griekse alfabetische schriften, die elk in staat waren om een continuüm aan geschriften van de Eufraat tot Italië te produceren. We weten dat het heeft bestaan, dus wat is daarmee gebeurd? Het lijkt erop dat toen de contacten met Egypte frequenter werden, er werd overgeschakeld op goedkoper en lichter papyrus. Dit kan al in 660 v. Chr. zijn gebeurd. Toch werden er spijkerschrift tabletten gevonden van Syrië tot Cyprus en Tarsos, hoewel het Aramese en Griekse schrift op papyrus toenam in gebruik. En dit is de reden die wordt gegeven voor het tragische feit dat de gehele oude Aramese en Fenicische literatuur verloren is gegaan dankzij het feit dat het op goedkoper materiaal werd geschreven.
Fenicische alfabet
Fenicische alfabet
Het herstel van Griekenland sijpelde langzaam door en er ontstonden gemeenschappen die werden geregeerd door een elitegroep van aristocraten in plaats van door een enkele god-achtige koning zoals in eerdere perioden het geval was geweest. De Griekse taal in combinatie met het Fenicische alfabet verspreidde zich over de regio, terwijl de Grieken het Middellandse Zeegebied koloniseerden.

Wie de Grieken waren en waar ze vandaan kwamen is een interessante vraag. [Drews, Robert (1988). The Coming of the Greeks: Indo-European Conquests in the Aegean and the Near East. Princeton University Press]. Er moeten zeker een paar overlevenden zijn geweest in de Griekse gebieden zelf, maar rond 950 v. Chr. vond er ook een plotselinge toename van de bevolking en materiële goederen plaats, dus iemand kwam op dat moment ergens vandaan!

De zogenaamde "Dorische invasie van Griekenland" [Hall, J.M. (2007). A History of the Archaic Greek World ca. 1200-479 BCE. Malden, MA: Blackwell Publishing] was een gebeurtenis die ook bekend staat als de "Terugkeer van de Heracleidae." De Doriërs namen niet alleen de Peloponnesus over, maar koloniseerden ook delen van Kreta. De Griekse woorden die verwijzen naar de toestroom van de Doriërs zijn katienai en katerchesthai, wat letterlijk betekent "afdalen," "naar beneden komen" of "naar beneden gaan" of, minder gebruikelijk, "naar beneden gebracht worden." Het betekent een afdaling van noord naar zuid, van hoogland naar laagland, of van aarde naar graf, of neerstortend als een vloed, of neerwervelend als een wind, of zij die per schip uit ballingschap zijn teruggekeerd. Dit neerstrijken op de Peloponnesus nodigt uit tot de Engelse vertaling "invasion," hoewel er geen bewijs is voor een invasie als zodanig. Het ging waarschijnlijk eerder om een migratie. De bewering dat ze van Hercules afstammen lijkt veel op de bewering van koning Shulgi, dat hij van Gilgamesj afstamt - gewoon een politieke manoeuvre. Uiteraard heeft de massale vernietiging die een einde maakte aan de Bronstijd bijgedragen aan de idee van een "invasie." Als we rekening houden met de gebeurtenissen die kunnen plaatsvinden tijdens en na een kosmische catastrofe, kunnen veel dingen worden verklaard

Ter ondersteuning van de "invasietheorie" wordt vaak aangevoerd dat de Lineair-B-tabletten uit het Myceense koninkrijk Pylos het sturen van roeiers en wachters naar de kust beschrijven; dit kan worden verklaard door de noodzaak om de LUCHT in de gaten te houden, niet de opmars van menselijke indringers. [Drews, Robert (1993). The End of the Bronze Age: Changes in Warfare and the Catastrophe Ca. 1200 B.C. Princeton University Press]. Ook de Egyptische farao verwachtte de komst van vijanden die nooit geïdentificeerd werden. De invasietheorie valt in duigen als men bedenkt dat er rond 1200 v. Chr. een verwoesting plaatsvond, dat het hele gebied toen vrijwel verlaten was en dat er pas rond 950 v. Chr. veranderingen begonnen op te treden: toename van de bevolking, eenvoudige versiering van aardewerk, introductie van ijzeren wapens en veranderingen in begraafpraktijken. [Mallory, J.P. (1991). In Search of the Indo-Europeans: Language, Archaeology and Myth. New York: Thames and Hudson. Blegen, Carl (1967), "The Mycenaean Age: The Trojan War, the Dorian Invasion and Other Problems", Lectures in Memory of Louise Taft Semple: First Series, 1961-1965, Princeton: Princeton University Press]. Michael Wood stelt voor om te vertrouwen op de traditie, vooral die van Thucydides:
[L]aten we de legenden niet vergeten, tenminste als modellen voor wat er gebeurd zou kunnen zijn. Ze vertellen ons over voortdurende rivaliteit met de koninklijke clans uit de heldentijd - Atreus en Thyestes, Agamemnon en Aigisthes, enzovoort ..... [Wood, Michael (1987). In Search of the Trojan War. New York: New American Library.]
Lineair-B-tablet
Lineair-B-tablet
Dat zou een goed idee kunnen zijn, want als het verhaal van de Trojaanse oorlog eigenlijk een verslag van kosmische veldslagen zou behelzen, en Atreus, Thyestes, Agamenon en Aigisthes slechts nieuwe namen voor kometen zouden zijn, dat wil zeggen namen van echte personen die in die tijd leefden en die werden verward met de komeetactiviteit, dan zou het precies kloppen. En misschien volgde er na de verwoesting slechts een geleidelijke toestroom van vluchtelingen uit andere plaatsen, af en toe aangevuld met een grotere toestroom uit onrustige gebieden, zoals later gebeurde ten tijde van de val van Assyrië.

Als we de vroege Griekse filosofen in beschouwing nemen, valt ons het meest merkwaardige feit op dat de beschaving als zodanig opnieuw moest worden gevormd, opnieuw moest worden doordacht, opnieuw moest worden georganiseerd, wat getuigt van de ongelooflijke verwoesting die de Donkere Eeuwen moeten hebben veroorzaakt. Alle ideeën en discussies die tussen deze groepen plaatsvonden, gingen over het opstellen van wetten, grondwetten, sociale normen, enzovoort, terwijl die dingen honderden jaren eerder al volledig geregeld en bekend waren. Maar de Griekse filosofen praten alsof de menselijke samenleving zojuist was ontstaan uit het slijm van de oeroceaan en de herinneringen aan wat er daarvoor bestond en heerste vaag en gedeeltelijk waren, of in ieder geval alleen gebaseerd waren op het tamelijk primitieve leven dat in de Odyssee en de Ilias wordt beschreven.

Mijn van popcultuur doordrongen kroost genoot van het Leven en Leer van Beroemde Filosofen van Diogenes Laërtius, waarbij ze vaak in schaterlachen uitbarstten. Ze zeiden dat het net was alsof ze Bill and Ted's Excellent Adventure lazen, en ze stelden zich voor hoe Keanu Reaves en George Carlin de tekst zouden vertolken. Ik citeer of parafraseer hier en daar wat uit Diogenes, maar niet zozeer over de filosofische ideeën als wel over de wetenschappelijke ideeën, waarbij ik vooral de feiten en gegevens samenvoeg volgens de ideeën van Bailey, Baillie, Clube en Napier. Ik zal misschien ook een langer hoofdstuk wijden aan de Stoïcijnse filosofen, die, denk ik, iets van de oude kennis over de realiteit van komeetbombardementen en periodieke vernietiging hebben bewaard.
Leven en Leer van Beroemde Filosofen
Leven en Leer van Beroemde Filosofen
Orphisme
Orphisme