komeet
Ik weet dat ik in het vorige deel zei dat ik in dit deel meteen zou beginnen met de bespreking van filosofen en filosofie, maar nu ik mijn 400 pagina's tekst doorlees, realiseer ik me dat er eerst nog een paar andere onderwerpen aan bod moeten komen. Het zal duidelijk worden waarom het essentieel is om te weten wat er gaande was om volledig te begrijpen wie de Griekse filosofen waren en waar ze voor stonden.

Cú Chulainn: De komeet met de duizend gezichten

harige ster
Was de Ierse held Cú Chulainn eigenlijk een komeet?
Het waren de Egyptenaren die voor het eerst de beschrijving 'harige ster' gebruikten die vervolgens, in het Grieks, kometes of 'de harige' werd. Een niet-geïdentificeerde hiëroglief die jarenlang werd geïnterpreteerd als 'vrouw met verfomfaaid haar' kan in feite direct verwijzen naar een komeet, aangezien deze hiëroglief bijna identiek is aan die van de hemelgodin Nut, met uitzondering van de toevoeging van het wapperende haar. (Clube en Napier (1982), p. 167.)
In de Mesopotamische, Griekse, Egyptische, Keltische en Indiaanse mythologie (en andere) kunnen we de kenmerken van kometen ontwaren, hun hemelse 'Olympus,' om zo tot een enigszins redelijk begrip van hun avonturen te komen. De voorstellingen van goden in de vorm van dieren en goden met dierenkoppen zien we terug in de vele vormen en configuraties die de koppen en staarten van kometen aannemen, om nog maar te zwijgen van hun elektrische activiteiten. En natuurlijk waren sommige kometen aan de oeroude hemel regelmatige, herkenbare bezoekers, die de belangrijkste goden werden.

Uit elkaar vallende kometen kregen partners, kinderen en uitgebreide families. Kometen konden 'maagdelijke geboorten' hebben, ouders konden hun kinderen verslinden of omgekeerd. De naam van de belangrijkste komeet is terug te vinden in de verschillende culturen en de beschreven tijd, waarin de stichter van de dynastie van de goden in z'n eentje aan de hemel stond: de reuzenkomeet die misschien 70.000 jaar geleden het zonnestelsel binnenkwam. Naarmate de jaren verstreken, vermengden de verhalen zich op verwarrende manieren. Maar toch, de primaire kenmerken blijven duidelijk zolang de 'bovennatuurlijke' elementen er niet uitgehaald worden (iets wat ik zelf deed tijdens de begindagen van mijn onderzoekswerk). Mike Baillie geeft een voorbeeld aan de hand van de Keltische god Cú Chulainn:
Cú Chulainn werd ... een monsterlijk ding, afzichtelijk en vormloos, ongekend. Zijn schenkels en gewrichten, elke knokkel en knik en elk orgaan van hoofd tot voet, schudden als een boom in de vloed of een rietstengel in de stroom. Zijn lichaam maakte een woeste draai binnenin zijn huid, zodat zijn voeten en schenen en knieën naar achteren draaiden en zijn hielen en kuiten naar voren. De gebalde pezen van zijn kuiten verschoven naar de voorkant van zijn schenen, elke grote knobbel zo groot als een gebalde vuist van een krijger. Op zijn hoofd strekten de pezen van zijn slapen zich uit tot aan zijn nek, elke machtige, immense, peilloze knobbel zo groot als het hoofd van een maand oud kind. Zijn gezicht en gelaatstrekken werden een rode kom: hij zoog één oog zo diep in zijn hoofd dat een wilde kraanvogel het niet uit de diepte van zijn schedel op zijn wang kon prikken; het andere oog viel er langs zijn wang uit. Zijn kaak vervormde zich op een vreemde manier: zijn wang trok zich terug uit zijn kaken tot de slokdarm verscheen, zijn longen en lever flapperden in zijn mond en keel, zijn onderkaak gaf de bovenkaak een leeuwendodende klap. Zijn hart dreunde luid in zijn borst als het gebrul van een waakhond tijdens het eten, of het geluid van een leeuw tussen beren. Kwaadaardige nevels en vuuruitbarstingen - de fakkels van de godin Badb - flikkerden rood in de dampende wolken kokend boven zijn hoofd, zo hevig was zijn woede. Het haar van zijn hoofd kronkelde als de kluwen van een in een kloof gestoken rode doornstruik; als er boven hem een koninklijke appelboom met al zijn koninklijke vruchten zou worden geschud, zou er nauwelijks een appel de grond bereiken, maar elke appel zou op een lok van zijn haar worden gespietst terwijl het van woede op zijn hoofdhuid overeind stond. De stralenkrans van de held rees uit zijn voorhoofd, lang en breed als de wetsteen van een krijger, lang als een snuit, en hij ging als een bezetene tekeer, ratelend met zijn schild, zijn wagenmenner aansporend en de menigte treiterend. Toen, groot en stevig, stabiel en sterk, hoog als de mast van een nobel schip, rees uit het dode midden van zijn schedel een rechte straal zwart bloed op, donker en magisch rokend... (Kenny (1986), 'A Celtic Destruction Myth: Togail Bruidne Da Derga', geciteerd door Baillie in zijn inleiding tot The Celtic Gods (2005)
Deze beschrijving van Cú Chulainn staat niet in de bewerkte kinderversies van de mythen. Deze beschrijft Cú Chulainns 'riastradh,' of razernij, die Baillie een "bovennatuurlijke woede" ["warp-spasm"] noemt. Het punt is dat Cú Chulainn als heftig schuddend wordt beschreven, bedekt met bulten en bobbels, angstaanjagende geluiden makend, zijn haar verwrongen en rechtopstaand met "dampende wolken kokend boven zijn hoofd" en met "een straal donker bloed die uit zijn schedel spuit." Dat beschrijft in feite een komeet die zeer, zeer dicht in de buurt is en die in elektrische wisselwerking staat met de atmosfeer en het magnetisch veld van de aarde.

komeet
Vervolgens stapt Cú Chulainn in zijn "donder-strijdwagen," die vol zit met allerlei stekels en stukjes metaal die de vijand aan stukken moeten rijten, waarna de strijdwagen "snel als de wind ... over de vlakte" wordt getrokken door twee paarden met wapperende manen. Cú Chulainn begint mensen te doden, eerst honderd tegelijk, dan tweehonderd, dan driehonderd, enzovoort. De wielen van zijn strijdwagen zakken zo diep in de aarde, dat ze keien, rotsen, vlaggenstenen en grind aan stukken scheuren, waardoor er een dijk ontstaat die hoog genoeg is om als vestingmuur te dienen. Hij maaide nog meer mensen neer en liet de lichamen zes diep achter. Volgens dit specifieke verhaal maakte hij deze "rondreis in Ierland" zeven keer en "deze slachting ... is een van de drie niet te tellen slachtingen op de Táin (een van de grote legendarische heldendichten van Ierland.) ... alleen de opperhoofden werden geteld. ... in dit grote bloedbad op de vlakte van Muirtheimne velde Cú Chulainn honderddertig koningen, niet één op de drie kon ontsnappen" zonder enige verwonding.

De meeste mensen zijn niet op de hoogte van dit aspect van Cú Chulainn, aangezien de dame die de verhalen vanuit het Iers naar het Engels vertaalde (Lady Augusta Gregory), dacht dat "de groteske verslagen van Cú Chulainn's "vervorming" alleen maar betekende dat hij in tijden van grote inspanning of gevaar meer dan menselijke kracht had, dus veranderde zij dat alles in "de verschijning van een god." Baillie reageert hierop:
Bij het aandachtig lezen van deze commentaren lijkt de idee dat de volledige beschrijving van de razernij van Cú Chulainn gereduceerd werd tot 'meer dan menselijke kracht' een onderwaardering. Dat hij 'het uiterlijk van een god aannam,' doet ook geen recht aan de gruwelijkheid. ... Maar het lijkt erop dat bij het bestuderen en proberen te begrijpen van de mythen, de bovennatuurlijke elementen - die nergens op lijken te slaan - als een vergulding worden gezien. Ze worden gezien als overdrijvingen, of opvulling, of het product van een te rijke fantasie. Het zijn dus vaak de kleine stukjes die worden genegeerd, of weggelaten uit de verhalen ... met als gevolg dat de verhalen doorgaans alleen de natuurlijke elementen bevatten. Koning Arthur, een Keltische god, wordt uiteindelijk alleen beschreven als een koning; Cú Chulainn wordt een heldhaftige Ierse jongeling. Zo worden lezers aangespoord om deze helden te beschouwen als mensen van vlees en bloed, terwijl ze in werkelijkheid altijd bovennatuurlijk waren, of, zo men wil, goden. (Baillie & mccafferty (2005), The Celtic Gods: Comets in Irish Mythology, p. 15.)
Legenden van de Zondeval en genetische mutaties

De Zondvloed
De zondvloed van Nicolas Poussin (c. 1664).
Onze beschaving is al ongeveer tweeduizend jaar lang bekend met de zondvloedlegenden uit de Bijbel; pas in de 19e eeuw werden we ons ervan bewust dat dit verhaal afkomstig was van een nog oudere bron: de Soemeriërs. Rond het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw begonnen etnologen en andere deskundigen de zondvloedlegenden van de Noord-Euraziatische volkeren te verzamelen en te vergelijken met soortgelijke verhalen van andere volkeren.

Ze ontdekten dat de Noord-Euraziatische volkeren niet alleen spraken over een overstroming van water, maar ook over bombardementen van vuur en talrijke kwaadaardige zonnen in de lucht, die omschreven werden als 'brandende bergen.' Er waren ook vuurspuwende slangen in de lucht en aardbevingen die dagen duurden, hevige stormen, stortregens die dagenlang aanhielden en kokende golven zo 'hoog als een tent,' of vermengd met stenen. Er waren beschrijvingen van gebrul uit de lucht en andere afschuwelijke geluiden, gevolgd door grijze duisternis overdag en nachten zo zwart als pek. Sneeuwstormen die maanden voortduurden, maakten de scenario's compleet. Het moge duidelijk zijn dat deze verhalen niet helemaal overeenkwamen met de relatief goedaardige - ook al bedekte het de hele wereld - Zondvloed van Noach, die het gevolg was van 40 dagen en nachten aanhoudende regen en fonteinen die vanuit de 'kolken der diepte" omhoog schoten.

De verschrikkelijke kosmische catastrofe had langdurige gevolgen voor al het leven op onze planeet en was duidelijk in een of ander opzicht een wereldwijde gebeurtenis.

Spiralen en kosmische duikers

Een selectie van de verhalen van de noordelijke Euraziërs - voornamelijk diegenen die in het gebied tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee woonden (het huidige Azerbeidzjan, Armenië en Georgië) - werd tezamen met een deel van het geologische en archeologische bewijsmateriaal gebundeld door Heinrich Koch in een boek met de titel The Diluvian Impact. (2000) Het is een aanrader, met een klein voorbehoud: hij lijkt een aantal gebeurtenissen door elkaar te hebben gehaald.

Niettemin vond ik er de oorsprong van bepaalde verhalen, die volgens Yuri Stoyanov (The Other God (2000)) de oudste vormen van dualisme zouden inhouden. Ik sla hier het lange uittreksel van de oermythe van de drie zonnen, die de mythecycli van de Paleo-Siberische volkeren doordringt, over. Het is een angstaanjagend verhaal en zeker het lezen waard, maar het brengt ons niet bij ons hoofdonderwerp, dus zal ik het weglaten.

Het is duidelijk dat we in deze ervaringen met kometen, die worden beschreven als strijd tussen verschillende kwade en edele krachten, de oorsprong vinden van het Arische dualistische principe dat aan de basis lag van gnostische religieuze formaties zoals die van de Mani, de Bogomils en de Katharen. Koch suggereert dat dualisme een onfeilbaar teken is van de cataclysmische ervaring. Blijkbaar gelooft daarna niemand die bij zijn volle verstand is nog in een goede en liefdevolle god die meester is van het universum.

Weerwolven, vampiers en kannibalen, o jee!

Naast de verhalen die door Koch werden verzameld, is er ook een aanverwant boek dat de verhalen van Indianen verzamelt: Man and Impact in the Americas door E.P. Grondine. Een zeer interessant aspect van beide genoemde boeken wordt gevormd door de beschrijving van genetische mutatie in de mythen.

Zowel in beide Amerika's als in Eurazië bevatten de verhalen over de inslagen en overstromingen verwante legendes over reuzen, dwergen en kannibalen, die niet de aanstichters van de cataclysmen, zoals men zou kunnen afleiden uit de Nephilim in de Bijbel, maar eerder een uitvloeisel daarvan zijn.

Over het algemeen gaan deze verhalen over zeer agressieve, oorlogszuchtige, mensachtige monsters. De oude Indiaanse mythen over de Windigo zijn terug te voeren op komeetrampen. Tegenwoordig wordt de Windigo vanzelfsprekend voorgesteld als een kwaadaardige, kannibalistische geest die bezit kan nemen van het lichaam van mensen en hen kan laten veranderen in een monster, vergelijkbaar met de legenden over weerwolven; maar wat als het geen bezetenheid is, maar eerder een verwijzing naar mutatie?

Deze monsters werden sterk geassocieerd met langdurige perioden van kou en hongersnood die het gevolg kunnen zijn van komeetgebeurtenissen, terwijl uit medisch onderzoek volgt dat een ketogeen dieet en aanpassing aan kou genetische upregulatie of downregulatie kan veroorzaken. Over het algemeen zijn deze effecten gunstig en neuroprotectief, maar misschien hangt het af van de individuele genetische opmaak? Windigo's en hun Euraziatische tegenhangers werden ook beschreven als hebzuchtig en nooit tevreden met het moorden; ze waren altijd op jacht naar nieuwe slachtoffers.

De Elektrofonische cosmische logos

Met betrekking tot de idee van genetische mutaties die gepaard gaan met cataclysmen door kometen, las ik een interessant artikel over de mogelijkheid dat de Toengoeska-gebeurtenis genetische veranderingen zou hebben veroorzaakt. De samenvatting stelt:
De genetische impact vormt een van de grote mysteries van de Toengoeska-gebeurtenis. Er werden enkele genetische afwijkingen gerapporteerd in de planten, insecten en mensen in het Toengoeska-gebied. Opmerkelijk genoeg werd het verhoogde aantal biologische mutaties niet alleen in het epicentrumgebied gevonden, maar ook langs de baan van het Toengoeska Ruimtelichaam (Tunguska Space Body (TSB)). Daarbij werden geen sporen van radioactiviteit aangetroffen die met zekerheid in verband konden worden gebracht met de Toengoeska-gebeurtenis. De belangrijkste hypothesen over de aard van de TSB, een steenachtige asteroïde, een komeetkern of een koolstofhoudende chondriet, verklaren gemakkelijk de afwezigheid van radioactiviteit, maar geven geen aanwijzingen hoe de genetische anomalie verklaard kan worden. De keuze tussen deze hypothesen is, wat de genetische anomalie betreft, te vergelijken met de keuze tussen "de blauwe duivel, de groene duivel en de gevlekte duivel," om met wijlen academicus N. V. Vasiljev te spreken. Als echter een ander mysterieus fenomeen, elektrofonische meteoren, wordt opgeworpen, wordt de oorsprong van de genetische anomalie van Toengoeska minder mysterieus. (Silagadze (2003), 'Tunguska Genetic Anomaly andElectrophonicMeteors'.
De auteur stelt voor om te veronderstellen dat elektrofonische effecten die veroorzaakt worden door kometen/meteoren, genetische veranderingen in biologische organismen teweeg kunnen brengen. Het onderzoeksdocument noemt ook een genetische mutatie van een mens waarbij het Rh0D-gen betrokken was. De conclusie is dat er sprake was van een "onbekende stressfactor" en dat het elektromagnetische straling zou kunnen zijn die gepaard zou gaan met elektrofonische meteoren.

Rapporten over lawaaiige meteoren gaan minstens terug tot het jaar 817, toen een Chinese waarnemer een meteoor documenteerde met een geluid "als een zwerm vliegende kraanvogels." In 1676 nam de Italiaanse astronoom Geminiano Montanari er een waar die klonk als "het gerammel van een grote kar die over stenen rijdt." Montanari's berekeningen gaven aan dat de meteoor zich ruim eenenzestig kilometer hoog in de lucht bevond, wat - zoals hij heel goed wist - te ver weg was om het geluid direct te kunnen horen, hoewel hij - gelukkig - de gegevens toch vastlegde. Later, in 1833, resulteerde een hevige Leoniden- meteorenstorm in meer meldingen van meteoren die zwiepten, gierden of "leken op het geluid van een klappertjespistool." Wederom werd het onmogelijk geacht dat het geluid zo snel had kunnen reizen, dus werden de meldingen genegeerd.

Deze vreemde meldingen bleven onverklaard, totdat Colin Keay van de Universiteit van Newcastle in Australië in 1980 suggereerde dat meteoren die door het magnetische veld van de aarde heen vallen radiosignalen opwekken die voor het menselijk oor hoorbaar zijn. Keay stelde dat vallende meteoren zeer laagfrequente radiosignalen genereren die met de snelheid van het licht naar de grond reizen, waar ze allerlei dingen in de omgeving laten trillen, van je bril tot je haar!

Dat betekent dat je, precies op het moment dat je de meteoor ziet, ook knetterende, fluitende of zwiepende geluiden kunt horen; geluiden als van een straalvliegtuig, of wat dan ook. Dat wil zeggen dat je niet echt geluid hoort van de vuurbol, maar eerder geluid van plaatselijke objecten die trillen als reactie op de intense VLF-uitstoot van de vuurbol. Dat is ook de reden waarom het verschijnsel door de ene persoon wel en door de andere niet kan worden gehoord. ELF- en VLF-elektromagnetische velden kunnen worden opgewekt door komeet- of meteorexplosies, net zoals een EMP kan worden opgewekt door een kernexplosie. (Colin Keay's lijst met publicaties over elektrofonische meteoren kan hier worden gevonden.)

En ja, er waren meldingen van getuigen die het Toengoeska-object hoorden voordat het verscheen. Ze zeiden dat het klonk als lage donder, een hol gebrul.

Wat genetische mutaties betreft, zal ik de lange discussie over de effecten van ELF/VLF-straling op genen hier achterwege laten, behalve de conclusie dat gen HSP70 na een dergelijke blootstelling niet langer variatie kan bufferen:
Daarom zullen sommige mutaties worden ontmaskerd en zullen individuen met een abnormaal fenotype in de populatie verschijnen. Als een mutatie gunstig blijkt te zijn onder de nieuwe omgevingsomstandigheden, zullen de gerelateerde eigenschappen behouden blijven, zelfs nadat de HSP70 zijn normale functie heeft hervat. (Silagadze (2008), op. cit.) (cursief van mij)
Ik denk dat de oude berichten over wat genetische mutaties moeten zijn geweest na ontmoetingen van de aarde met hemellichamen waarschijnlijk waar waren en behoorlijk opmerkelijk. Toengoeska stelde zogezegd niet zoveel voor. Wie weet wat een serieus bombardement zou kunnen opleveren.

Hemelse bedoelingen

In een onderzoeksdocument dat gericht was aan de European Office of Aerospace Research and Development, van 4 juni 1996 en getiteld 'The Hazard to Civilization From Fireballs and Comets,' schreef Victor Clube:
Asteroïden die dicht langs de aarde trekken worden pas sinds ongeveer 20 jaar volledig door de mensheid onderkend. Voorheen werd de gedachte dat substantiële niet-waargenomen objecten dicht genoeg in de buurt zouden kunnen komen om een potentieel gevaar voor de aarde te vormen met evenveel spot behandeld als de niet-waargenomen ether. Wetenschappers zijn er natuurlijk op uit om algemene principes vast te stellen (zoals relativiteit) en de veronderstelde onbewogen, uniformitarianistische omgeving van de aarde vormde al in vrij hoge mate de heersende leer. Het resultaat was dat wetenschappers die meer dan lippendienst bewezen aan objecten die dicht genoeg bij de aarde in de buurt kwamen, zulks deden in een sfeer van nauwelijks verholen minachting. Zelfs nu is het voor leken moeilijk om de enorme intellectuele klap te begrijpen die onlangs het grootste deel van het Wetenschappelijke Lichaam voor de kiezen heeft gekregen en waarvan het zich nu probeert te herstellen. [De inslagen van komeet Shoemaker-Levy op Jupiter.]

Het huidige rapport gaat dan ook over die andere hemellichamen, die sinds het begin van de beschaving door de mensheid werden vastgelegd, die de aarde missen, of erop inslaan en die eveneens werden veracht. Tegenwoordig staan deze respectievelijk bekend als kometen (>1 kilometer groot) en meteoroïden (<10m).

In het verleden werden nationale elites vaak geconfronteerd met het vooruitzicht van het einde van de wereld en moesten de paniek onderdrukken - om er vervolgens te laat achter te komen dat de gebruikelijke controlemiddelen doorgaans falen. Zo wordt van een geïnstitutionaliseerde wetenschap verwacht dat ze de kennis over de dreiging achterhoudt; van een zelfgereguleerde pers wordt verwacht dat ze elke ramp licht opvat; terwijl van een geïnstitutionaliseerde religie wordt verwacht dat ze zich verzet tegen voorbestemming en het algemene geloof in een fundamenteel welwillende godheid veilig stelt. [...]

Er zijn fundamentele tegenstrijdigheden die moeten worden verwerkt als gevolg van deze onverwachte situatie. Zo kan de vermeende cultuur van ondernemerschap en verlichting die ten grondslag ligt aan de twee eeuwen die culmineerden in het ruimtetijdperk en die de mensheid ertoe bracht kometen en vuurbollen te verwerpen, momenteel worden beschouwd als de opmaat voor een diepgaande verschuiving van het denkkader: het herstel van een milieuperspectief dat meer in overeenstemming is met datgene wat voorafging aan de Amerikaanse onafhankelijkheid en waarin serieus aandacht werd geschonken aan kometen en vuurbollen. [cursief van mij]

...de christelijke, islamitische en joodse culturen hebben sinds de Europese Renaissance allemaal een onredelijke anti-apocalyptische houding aangenomen, zich blijkbaar niet bewust van de ontluikende wetenschap van rampen. Het lijkt er nu op dat de geschiedenis zich herhaalt: het ruimtetijdperk was nodig om de platonistische stem van de rede nieuw leven in te blazen, maar deze komt ditmaal naar voren binnen een moderne antifundamentalistische, anti-apocalyptische traditie waarop regeringen, net als voorheen, wellicht geen controle kunnen uitoefenen. ... Cynici (of moderne sofisten) zouden met andere woorden zeggen dat we de hemelse dreiging niet nodig hebben om de bedoelingen van de Koude Oorlog te verhullen, maar dat we de Koude Oorlog nodig hebben om de hemelse bedoelingen te verhullen! [nadruk in het origineel].
De Köfels-inslaggebeurtenis

Hier zal ik de fascinerende bespreking van de Köfels-inslaggebeurtenis, die in spijkerschrift werd opgetekend op een tablet dat werd gevonden tussen de overblijfselen van het Koninklijk Paleis in Nineveh, overslaan. Het bevindt zich nu in het Britse museum als catalogusnummer K8538. Het was een kopie van een eigentijdse Soemerische waarneming van een Aten-asteroïde met een diameter van meer dan een kilometer, die op 29 juni 3123 v. Chr. insloeg in Köfels in Oostenrijk.

planisferium
Ik sla ook de bespreking van de geschiedenis van de astronomie en astrologie over, die wordt beschreven in het boek Comets van de astronomen Bailey, Clube en Napier.

Einde van de Vroege Bronstijd

Bijna 500 jaar lang vormden de Hettieten de dominante macht in Anatolië, het gebied dat grotendeels het huidige Turkije beslaat, hoewel ze lange tijd volledig in de vergetelheid waren geraakt en alleen werden herinnerd in volledig onnauwkeurige weergaven in de Bijbel. Moderne studies onthullen dat de Hettieten zelf geen bijzonder creatief of innovatief volk waren, maar dat ze de meeste inspiratie voor hun sociale, religieuze, literaire en artistieke voorstellingen haalden uit de culturele tradities van zowel vroegere beschavingen, als beschavingen uit diezelfde tijd uit het Nabije Oosten.

Hun grootste erfgoed is dat ze, door de elementen van hun buren te absorberen, deze in stand hielden. Dit is typerend voor een regime dat 'nieuw' of anders is binnen een bepaalde bevolking: ze proberen hun legitimiteit te valideren door zich op de een of andere manier te verbinden met de tradities van de oorspronkelijke bevolking.

Hierbij moeten we opmerken dat de komst en opkomst van de Hettieten in Anatolië volgt op een periode van historische discontinuïteit, d.w.z. waarschijnlijk als gevolg van vernietiging door kometen, gezien alles wat we hebben geleerd over wat er zich in die tijd in de lucht afspeelde.
Wetenschappers hebben het eerste bewijs gevonden dat een verwoestende meteoorinslag in het Midden-Oosten de mysterieuze ineenstorting van beschavingen meer dan 4.000 jaar geleden zou kunnen hebben veroorzaakt. Onderzoek van satellietbeelden van Zuid-Irak heeft een cirkelvormige depressie aan het licht gebracht, die volgens wetenschappers alle kenmerken van een inslagkrater vertoont. Als dit bevestigd wordt, zou dit erop wijzen dat het Midden-Oosten getroffen werd door een meteoor met het geweld van honderden kernbommen. De huidige krater ligt op wat 4.000 jaar geleden een ondiepe zee zou zijn geweest en elke inslag zou verwoestende branden en overstromingen hebben veroorzaakt. Het desastreuze effect hiervan zou het mysterie kunnen verklaren waarom zoveel vroege culturen rond 2300 v. Chr. plotseling in verval raakten. ...

De vage omtrek van de krater werd ontdekt door Dr Sharad Master, geoloog aan de Universiteit van Witwatersrand in Johannesburg, op satellietbeelden van de regio Al 'Amarah, zo'n 16 kilometer ten noordwesten van de samenvloeiing van de Tigris en de Eufraat en dat het thuisland van de Moerasarabieren is. ... Dr. Benny Peiser, die doceert over de gevolgen van meteoorinslagen aan de John Moores University in Liverpool, zei dat [als dit bevestigd zou worden, het] een van de belangrijkste ontdekkingen van de afgelopen jaren zou zijn en het zou onderzoek bevestigen dat hij en anderen hebben uitgevoerd. Hij zei dat kraters die onlangs in Argentinië werden gevonden, dateren uit ongeveer dezelfde periode - wat suggereert dat de aarde rond dezelfde tijd getroffen kan zijn door een regen van grote meteoren. (Matthews, 'Meteor Clue to End of Middle East Civilisations', The Sunday Telegraph, 4 november 2001. Hier te lezen.)
Honderden jaren na de gebeurtenis werd in een spijkerschriftverzameling van 'wonderen,' voorspellingen van voortekenen die de ineenstorting van Akkad voorspelden, opgetekend dat "vele sterren uit de lucht vielen" (Bjorkman 1973:106). Dichter bij de gebeurtenis, misschien al in 2100 v. Chr., zinspeelde de auteur van de Curse of Akkad op "vlammende potscherven die uit de lucht regenden" (Attinger 1984). Davis (1996) wees ons op de inslagtheorie van Clube en Napier en vroeg: "Waar is het archeologische en geologische bewijs voor de rol van hun 'Tauriden-demonen' in de menselijke geschiedenis?" De abrupte klimaatverandering van 2200 v. Chr. plaatst, ongeacht een onwaarschijnlijke inslagverklaring, de hemisferische en sociale ineenstorting in een wereldwijd, maar uiteindelijk kosmisch kader. (Weiss (1997), Late Third Millennium Abrupt Climate Change and Social Collapse in West Asia and Egypt, p. 720.)
Het is niet verrassend dat van alle verschillende factoren en gegevens die onderzocht werden om aanwijzingen te vinden die de ecologische en sociale omwentelingen aan het einde van de Vroege Bronstijd zouden kunnen verklaren, rampen het onderwerp vormen dat door archeologen en historici het meest vermeden wordt. Toch zijn de meeste archeologen zeker op de hoogte van het enorme werk van Claude Schaeffer, Stratigraphie Comparée et Chronologie de l'Asie Occidentale, dat een ongelooflijke verzameling archeologisch bewijs bevat van uitgebreide aardbevingen en andere catastrofale schade in nederzettingen uit de Bronstijd in het Nabije en Midden-Oosten. (Schaeffer (1898-1982) was een Franse archeoloog. Zijn werk leidde tot de ontdekking van de religieuze teksten van Ugarit. Ugarit was een havenstad in het noorden van Syrië).
Claude Schaeffer, de meest eminente Franse archeoloog van de 20e eeuw, was de eerste onderzoeker die bewijs presenteerde voor wijdverspreide seismische catastrofes in grote delen van Klein-Azië en de Levant rond 2300 v. Chr. Op basis van een vergelijkende studie van vernietigingslagen op meer dan 40 vindplaatsen, ordende en classificeerde hij aardbevingshorizonten als synchrone en onderling verbonden ijkpunten in de archeologische stratigrafie en chronologie. In veel Anatolische en Nabije-Oosterse nederzettingen, zoals Troje, Alaca Hüyük, Boghazköy, Alishar, Tarsos, Ugarit, Byblos, Qalaat, Hama, Megiddo, Tell Hesi, Beit Mirsim, Beth Shan, Tell Brak en Chagar Bazar, werden aanwijzingen gevonden voor grote aardbevingsschade in strata uit de Vroege Bronstijd (Gammon 1980; 1982).

De meeste wetenschappers namen de belangrijkste onderzoeksresultaten van Schaeffer echter niet in aanmerking. In het recente en meest uitgebreide leerboek over de ineenstorting van beschavingen in het 3e millennium v. Chr., wordt zijn onderzoek niet eens genoemd (Dalfes et al. 1997). Men zoekt tevergeefs naar een verwijzing naar zijn theorie over de ineenstorting van de Vroege Bronstijd. Deze terughoudendheid is des te merkwaardiger, gezien het feit dat Schaeffer bij mijn weten ook de eerste archeoloog was die beweerde dat een duidelijke verschuiving in het klimaat synchroon liep met de ineenstorting van de beschaving... "au Caucase et dans certains régions de l'Europe protohistorique, des changements de climat semblent, à cette période, avoir amené des transformations dans l'occupation et l'économie du pays". (vertaling: "in de Kaukasus en in sommige delen van protohistorisch Europa lijken klimaatveranderingen op dit moment veranderingen te hebben gebracht in de bezetting en economie van het land." (Schaeffer (1948: 555/556), geciteerd door Peiser (1998), 'Comparative Analysis of Late Holocene Environmental and Social Upheaval: Evidence for a Global Disaster around 4000 BP', in Natural Catastrophes During Bronze Age Civilizations: Archaeological, Geological, Astronomical, and Cultural Perspectives, Peiser et al. (eds.), pp. 117-139).
De Hettieten

hettieten
Wat was er gaande in de periode tussen het einde van de Vroege Bronstijd en het einde van de Late Bronstijd?

Er zijn grote aantallen Hettitische en Luwische teksten gevonden; dit zijn de vroegste complete teksten in welke Indo-Europese taal dan ook. De Hettieten speelden een belangrijke rol in het overbrengen van de gewoonten, tradities en instellingen die voor het eerst werden aangetroffen in de vroegste samenlevingen van Mesopotamië. De Hettitische religie bestond uit een samenstelling van rituelen en overtuigingen van de inheemse Hattiërs, de Indo-Europeanen, Hurrieten en andere vroeg-Mesopotamische elementen. De Hettitische literatuur was eveneens samengesteld uit Hattische, Soemerische, Akkadische, Babylonische en Hurritische verhalen.

Volgens de standaardopvatting begon de beschaving in Mesopotamië met de komst van landbouw, het wiel, steden, het schrift (om een boekhouding bij te houden), enzovoort. Het wordt als een gegeven beschouwd dat de controle over grote aantallen mensen, het vermogen om ze te mobiliseren in legers om grote aantallen andere mensen te doden en om zo de middelen te hebben om grote rijken te vestigen, neerkomt op 'beschaving.' David W. Anthony schrijft:
[A]rcheologen begrijpen migratie over het algemeen niet goed, en migratie is een belangrijke vector van taalverandering ... Migratie verdween in de jaren 1970 en 1980 volledig uit de verklarende gereedschapskist van westerse archeologen. Maar migratie vertegenwoordigt een enorm belangrijk menselijk gedrag ...

Wetenschappers merkten meer dan honderd jaar geleden op dat de oudste goed gedocumenteerde Indo-Europese talen - keizerlijk Hettitisch, Myceens Grieks en de oudste vorm van Sanskriet, of Oud-Indisch - werden gesproken door militaristische samenlevingen, die in de oude wereld leken te verrijzen in strijdwagens getrokken door snelle paarden. ...

Als Indo-Europese sprekers de eersten waren die strijdwagens hadden, dan zou dit hun vroege expansie kunnen verklaren; als zij de eersten waren die paarden domesticeerden, dan zou dit de centrale rol kunnen verklaren die paarden speelden als symbolen van kracht en macht in de rituelen van de oud-Indische Ariërs, Grieken, Hettieten en andere Indo-Europese taalvolkeren.

...Inscripties plaatsen Hettitischsprekenden in Anatolië al in 1900 v. Chr. De Hettitische hoofdstad Hattusas werd verbrand tijdens een algemene ramp die de Hettitische koningen, hun leger en hun steden omstreeks 1180 v. Chr. ten val bracht. De Hettitische taal verdween toen snel; blijkbaar sprak alleen de heersende elite het ooit. ... (Anthony (2010), The Horse, The Wheel and Language)
strijdwagen
De Myceense beschaving verscheen ook vrij plotseling, ongeveer gelijktijdig met de opkomst van het Hettitische rijk. Wat wel duidelijk is, is dat ze niet uit dezelfde plaats afkomstig waren omdat de talen zo verschillend waren. Grieks - zoals vastgelegd in de Lineaire B tabletten - was de taal van de krijger-koningen die heersten in Mycenaea en - verrassend, verrassend - werden vernietigd in dezelfde periode als het Hettitische rijk. Er zijn talloze aanwijzingen dat Myceens Grieks een binnendringende taal was in een land waar niet-Griekse talen werden gesproken. De Griekssprekenden die opdoken in Griekenland, dat pas Griekenland werd toen ze daar aankwamen, kwamen duidelijk ergens anders vandaan.

Leeuwenpoort
Myceense Leeuwenpoort. Let op de vergelijkbare architectuur met die van de Hettieten hierboven.
Oude Mesopotamische mythen

Hier sla ik een lange reeks uiteenzettingen over oude mythen uit mijn tekst over en neem alleen de volgende op:

Er zijn andere mythen, blijkbaar niet afkomstig van de Hettieten, die bewaard zijn gebleven in de Hettitische archieven. Deze teksten waren literair omdat ze omwille van de eigenheid werden opgeschreven en geen deel uitmaakten van de rituele uitvoeringstraditie (zoals de mythe van de verdwijnende god). De belangrijkste van deze geïmporteerde mythen was de Hurritische cyclus met in de hoofdrol Kumarbi, de 'vader van de goden.'

Deze Theogonie gaat over de strijd tussen opeenvolgende generaties goden: Alalu wordt overwonnen door Anu; Anu wordt overwonnen door Alalu's zoon, Kumarbi, die Anu's geslachtsdelen afbijt en inslikt en zo geïmpregneerd raakt met de Stormgod Tesjub, de rivier de Tigris en Tasmisu. De tekst is fragmentarisch, dus er is niet veel meer bekend over de afloop, maar we kunnen er wel naar raden omdat hij opvallend veel lijkt op de Theogonie van de Griekse dichter Hesiodus.

De goden van drie opeenvolgende generaties in de mythe van Kumarbi komen precies overeen met Ouranos, Kronos en Zeus. En in elk van deze gevallen markeert dit het begin van een nieuw tijdperk. Het belangrijkste verschil tussen de tradities van het Nabije Oosten en die van Griekenland, is dat de eerste een generatie eerder beginnen met betrekking tot de mannelijke goden: Alalu heeft geen tegenhanger in de Theogonie van Hesiodus, die begint met Ouranos. Volgens de versie van Hesiodus behoren alle goden tot één familie: Gaea, de moeder en vrouw van Ouranos.

In de versie uit het Nabije Oosten komen de strijdende goden uit twee verschillende families en verschijnen in afwisselende generaties. Voor mij suggereert dit dat de Griekse versie de oudste is, omdat deze wel degelijk de 'eerste generatie' bevat, alleen is het Gaea, de moeder van Ouranos, die later ook zijn vrouw wordt. Als we rekening houden met de theorie dat de reuzenkomeet uiteenvalt in vele brokstukken, of goden, dan is het heel logisch dat ze allemaal tot één familie behoren.

Bovendien zou het element van Gaea - Aarde - en Ouranos - Hemel - die samen betrokken zijn bij de productie van de elementen van het conflict, de dynamische interacties tussen een komeet en de aarde weerspiegelen. Dit is precies wat wordt weerspiegeld in het gedicht van Hesiodus, dat niets te maken heeft met ritueel; het vertelt een verhaal en stelt een genealogisch kader vast voor de komeetgoden. Herodotus vertelt ons over Hesiodus:
[2:53] ... Gisteren of eergisteren pas, bij wijze van spreken, kwamen de Grieken te weten waar elk van de goden vandaan komt, of ze allemaal al eeuwig bestaan en hoe ze er allemaal uitzien. Ik denk immers dat Hesiodus en Homerus niet meer dan vierhonderd jaar voor mijn tijd leefden en dat zij degenen waren die de stamboom van de goden voor de Griekse wereld hebben gemaakt, hen hun namen hebben gegeven, hen hun eer en expertisegebieden hebben toegewezen en ons hebben verteld hoe ze eruitzagen. Alle dichters die vóór Homerus en Hesiodus zouden hebben geleefd, kwamen volgens mij na hen. [4:32] ... Hesiodus echter heeft het over de Hyperboreeërs, en Homerus ook in de Epigoni. (Waterfield (1998), The Histories, vertaling)
Deze laatste opmerking is erg interessant, omdat het een oude Homerische connectie suggereert met noordelijke volkeren en de mogelijke oorsprong van de Myceeërs en Hettieten.

Trevor Bryce merkt in zijn boek Life and Society in the Hittite World (2002) op dat een gemeenschappelijk kenmerk van deze oude mythencycli van de Hettieten is dat, hoe resoluut het kwaad ook verslagen wordt, zelfs tot het punt dat het volledig gefragmenteerd en overal verspreid raakt, net als in Terminator II, hij erin slaagt om zichzelf weer in elkaar te knutselen en terug te komen. Dat wil zeggen dat de overwinning van de Stormgod slechts tijdelijk is. In één verhaal paart de vijandelijke Kumarbi met een bergtop om een diorietmonster voort te brengen dat kampioen moet worden.
Laat voortaan Ullikummi zijn naam zijn. Laat hem naar de hemel opstijgen naar het koningschap. Laat hem de mooie stad Kummiya (de geboortestad van de stormgod) onderdrukken. Laat hem Tesjub neerslaan. Laat hij hem fijnhakken als kaf. Laat hij hem vermalen als een mier. Laat hem Tasmisu afbreken als een broze rietstengel. Laat hem alle goden uit de hemel verstrooien als meel. Laat hem ze verpletteren als lege aardewerken kommen. Laat hem elke maand, elke dag hoger groeien. (Hoffner (1990), op. cit., geciteerd door Bryce (2002).
De komeetachtige beeldspraak in het bovenstaande fragment is vrij duidelijk. Bryce schrijft:
Als hij dusdanig groot is geworden dat de zee nog maar tot zijn middel reikt, ziet de zonnegod hem en is zeer verontrust. Hij meldt het nieuws aan Tesjub, die besluit de strijd met het monster aan te gaan. Maar als hij hem ziet is hij vervuld van ontzetting: 'Wie kan nog langer de strijd van zo iemand aanschouwen? Wie blijft er vechten? Wie kan nog langer de verschrikkingen van zo iemand aanschouwen?' Tesjub staat machteloos tegenover zo'n tegenstander. Zijn zuster Shaushka benadert vrijwillig Ullikummi en probeert hem voor zich te winnen door haar liederen en haar charmes. Tevergeefs. Voor wie zing je?" vraagt een grote zeegolf haar. In wiens belang vul je je mond met wind? Ullikummi is doof; hij kan niet horen. hij is blind in zijn ogen; hij kan niet zien. hij heeft geen mededogen. Dus ga weg, Shaushka, en vind je broer voordat Ullikummi echt onverschrokken wordt, voordat de schedel van zijn hoofd echt angstaanjagend wordt. (Bryce (2002), op. cit., pp. 226-227.)
Wederom zien we de komeetachtige aard van de god, een god wiens hoofd angstaanjagend kan worden op dezelfde manier als Cú Chulainn werd beschreven tijdens zijn "bovennatuurlijke woede."
komeet
De voor de hand liggende vraag die geleerden over deze mythen stellen, is: Waarom zijn ze überhaupt bewaard gebleven? Ze geven zeker geen spirituele of morele lessen. En het antwoord is natuurlijk dat ze dingen vastlegden die echt gebeurden en iedereen wist dat: een gigantische komeet kwam het zonnestelsel binnen, brak in talloze nog steeds enorme stukken, zoals kometen plegen te doen, en kwam, omdat hij zich in een baan om de aarde bevond, periodiek in aanraking met onze planeet met catastrofale gevolgen.

Encke
Komeet Encke tijdens het fragmenteren.
Zoals gezegd boden de goden uit het Nabije Oosten, evenals de Griekse goden, hun smekelingen niets moreels of spiritueel verheffends; het waren gewoon mensen, maar dan op een grote schaal. De goden kenden liefde, woede, jaloezie, angst en konden leugenaars en bedriegers zijn. Ze genoten van seks, dansen, muziek en paardenrennen; ze werden gekalmeerd door komedie, toneelstukken en atletiekwedstrijden. In tegenstelling tot mensen waren ze echter begiftigd met onsterfelijkheid en grootse krachten. Ze konden zowel natuurkrachten als sociale instellingen vertegenwoordigen. Bovendien konden ze vanwege hun aard onmogelijk in een starre hiërarchie worden gerangschikt omdat je nooit wist wanneer deze of gene uit zijn patroon zou breken en een ravage zou aanrichten onder de rest!

Het belang van de goden bij rechtvaardigheid, moraal en juist gedrag was niet omwille van die deugden, maar omdat het in hun eigen belang was dat de menselijke samenleving hun gedrag zou ordenen. Een mens die zijn leven leefde in gehoorzaamheid aan bepaalde waarden was beter in staat om de goden te dienen. Geloften en contracten vormden de basis van de sociale orde en de goden hadden er dus belang bij dat deze werden nageleefd. Men begreep dat de toorn van de god ook iedereen zou treffen die in contact kwam met de 'zondaar.' In het gebed van koning Mursili II lezen we:
Het is inderdaad waar dat de mens zondig is. Mijn vader zondigde en beledigde het woord van de Stormgod, mijn Heer. Hoewel ik zelf op geen enkele manier gezondigd heb, is het inderdaad waar dat de zonde van de vader op zijn zoon valt, en de zonde van mijn vader is op mij gevallen. ...

Wanneer iemand de woede van een god opwekt, is het dan alleen op hem dat de god wraak neemt? Neemt deze ook geen wraak op zijn vrouw, zijn kinderen, zijn nakomelingen, zijn familie, zijn mannelijke en vrouwelijke slaven, zijn vee en schapen tezamen met zijn oogst? Zal hij hem niet volledig vernietigen? Toon speciale eerbied voor het woord van een God! (King of the Hittite Empire (New Kingdom), ca. 1321 - 1295 v. Chr. Uit de Instructions to Temple Officials, KUB XIII 4 en CTH 264)
Wederom zien we de vernietigende, komeetachtige aard van de goden. De opgetekende Hettitische gebeden vertonen het karakter van een juridische verdediging die in een rechtbank wordt gepresenteerd. In de eerste regels van de Hettitische mythe van Appu lezen we over een godheid "die rechtvaardige mensen altijd in het gelijk stelt, maar slechte mensen als bomen omhakt." Bryce stelt dat de naamloze godheid ongetwijfeld de Zonnegod is, de hoogste heer van de gerechtigheid, wiens tegenhanger in Babylon Sjamasj was. Hij stond steevast op de eerste plaats in de lijsten van godheden die getuige waren bij het sluiten van verdragen.

Van alle overgeleverde Hettitische koninklijke gebeden is meer dan de helft gericht aan de zonnegoden. Hiervoor kunnen twee redenen worden aangevoerd: 1) vlammende kometen en vuurbollen die op de aarde insloegen en die als zonachtig of mogelijk als zonen van de zon werden beschouwd; 2) de afwezigheid van zonlicht door de belading met komeetstof en de daaruit voortvloeiende mislukte oogsten. Een ander punt dat opgemerkt moet worden, is dat het lijkt dat een opperste heer van rechtvaardigheid, een alziende zonnegod, een godheid was die overal in de oude wereld in zekere zin als alomtegenwoordig werd erkend. Desondanks komt de notie van een spiritueel alomtegenwoordige god, of één die absoluut oppermachtig is over alles in de tijd, eenvoudigweg niet voor in de religieuze traditie, wat opnieuw suggereert dat dit geen 'god' was in de betekenis van het woord zoals we dat vandaag de dag begrijpen.

Naarmate de Hettieten hun politieke invloed uitbreidden, breidden ze ook hun pantheon van goden uit. Als ze een stad veroverden, verwijderden ze de beelden van de lokale goden en brachten die naar hun eigen tempels. Zo verklaarden ze dat ze de nieuwe godheid hadden geadopteerd en hopelijk zou de nieuwe godheid hen ook adopteren. Men zou kunnen zeggen dat de Hettieten veel verder gingen dan de relatief systematische goddelijke pantheons van hun buren en zij gingen er prat op dat Hatti 'het land van duizend goden' was.

Het eindresultaat was dat hun goddelijke bijeenkomsten in meerderheid uit buitenlandse goden bestonden. Dit was natuurlijk niet zonder voordelen. Het was een dimensie van de tolerantie die de Hettitische koningen onder hun onderworpen volkeren probeerden te cultiveren; het was "bewuste politiek geconditioneerde religieuze tolerantie." (Akurgal (1962), The Art of the Hittites, p.76.) De afwezigheid van een officiële religie of dogma kan een van de redenen zijn geweest waarom de Hettieten zo lang overleefden en de macht bereikten die ze bezaten. Tijdens de laatste periode van het rijk werden op de hoogste niveaus pogingen ondernomen om politieke orde op te leggen aan de religieuze overtuigingen van de bevolking. Misschien was dat een van de factoren die bijdroeg aan de ondergang van het rijk?

De Stormgod

bliksemschicht
Afbeelding Bron: plaat .550, The Art of the Ancient Near East door Pierre Amiet)
[http://www.daimonas.com/pages/trident-briefly.html]
Let op de plasmavork 'bliksemschicht' in zijn hand.
Zoals te verwachten, was de Stormgod, in de kunst afgebeeld met een bijl en een bliksemschicht, heer en meester in het oude Nabije Oosten. Het was zijn toorn die het land verwoestte en rijken, steden, oogsten en mensen vernietigde. Hij was Taru, Tarhung, Tesjub, Adad/Hadad, Ba'lu, en ongetwijfeld had de veel latere Jahweh van de Joden veel met hem gemeen; zijn belangrijkste krachten en functies waren die van de Griekse Zeus. Het merkwaardige aan deze stormgod is dat hij nooit werd beschouwd als een universele god van alle volkeren; in elke afzonderlijke regio was hij een god die specifiek was voor alleen de mensen van die regio, hun god, en zij waren zijn volk waar hij 'overheen ging' in zijn razende woede en hij zou zeker zijn woede richten op een ieder waarvan hem was gevraagd die te vernietigen, als ze maar de juiste gebeden konden opzeggen, de juiste rituelen konden uitvoeren en zich op de juiste manier konden gedragen om zijn bescherming in te roepen. Opnieuw zien we de reactie op willekeurige, kosmische vernietiging.

Samenvattend kunnen we stellen dat de Hettitische religie - en de religies van het Nabije Oosten in het algemeen - niet zozeer gericht was op theologie of overdenking; het waren puur en alleen pogingen om een omgeving te begrijpen die werd geteisterd door herhaalde wrede en willekeurige vernietiging vanuit de lucht.

Hier wil ik iets zeggen over het probleem van informatieoverdracht. We hebben het hier over een hoofdgebeurtenis van 13.000 of meer jaar geleden, en vervolgens over talloze daaropvolgende gebeurtenissen die ofwel een feitelijk fysiek bombardement van de planeet inhielden, of gebeurtenissen vertegenwoordigden die samenhingen met het bombardement van de planeet, ofwel gebeurtenissen die bestonden uit belading met stofdeeltjes en aanverwante klimatologische stress tezamen met waarschijnlijke veelvoorkomende meteoorstormen. Het is duidelijk dat de overdracht van informatie over een periode van 13.000 jaar problematisch is. Het is pas sinds 3-4.000 jaar dat we over geschreven verslagen beschikken en, voor het grootste deel, werden de restanten ernstig verminkt door moderne interpretaties. Dit betekent dat gedurende ongeveer tweederde van die tijd, voor zover we weten, orale systemen de hoofdrol speelden in de overdracht van legendes over vernietiging.

Gilgamesj

Het Gilgamesj-epos
Het Gilgamesj-epos: Gilgamesj en zijn vriend Enkidu vechten tegen het monster Humbaba, op een Assyrische cilinderzegel uit de jaren 600 v.Chr.
Ik heb de Hettieten voornamelijk besproken vanwege het probleem dat het Gilgamesj-epos oplevert. De vraag die ons hier interesseert luidt: waarom lijkt de Hettitische versie van het Gilgamesj-epos zo sterk op de Odyssee? De overeenkomsten kunnen niet worden verklaard door te suggereren dat soortgelijke verhalen op ver van elkaar verwijderde tijdstippen en locaties zijn ontstaan. In sommige gevallen zijn de overeenkomsten bijna letterlijk.

Oorspronkelijk was de naam Bilgamesj, maar werd al in een vroeg stadium veranderd, dus is het 'Gilgamesj.' Precies zoals Baillie heeft beschreven, zijn de experts die het epos en de mythen bestuderen tot de conclusie gekomen dat Gilgamesj waarschijnlijk echt heeft bestaan, een koning die regeerde over de Soemerische stad Uruk in de periode van 2700 v. Chr. tot 2500 v. Chr. Er zijn echter geen inscripties bekend die dit bevestigen. Er is slechts één persoon met wie hij in verband wordt gebracht in een verhaal dat door inscripties wordt bevestigd, namelijk koning Enmebaragessi. Maar verder dan dat gaat het niet. Gilgamesj werd in verband gebracht met de uitbreiding van de Ziggurat in Uruk, maar de inscriptie die dit beweert, dateert pas van 1800 voor Christus.

Aangenomen wordt dat de verhalen over Gilgamesj al tijdens zijn leven de ronde deden en later werden opgeschreven. De vroegste geschreven verhalen over hem dateren uit de regeerperiode van koning Shulgi rond 2000 voor Christus, dus minstens 500 jaar later. Deze verhalen werden in het Soemerisch opgeschreven en koning Shulgi beweerde dat de goden en de oude koningen van Uruk (waaronder Gilgamesj) zijn voorouders waren en legitimeerde zo zijn koningschap. Eén hymne die in die tijd werd geproduceerd, bestaat uit een over en weer gaande lofzang op elkaar, in de monden van Gilgamesj en Shulgi gelegd. Kortom, we kunnen denken dat de verhalen die in deze tijd werden geproduceerd weinig meer dan politieke propaganda voorstelden, gebaseerd op een reeds bestaande mythe over een zeer machtig wezen zoals Cú Chulainn, d.w.z. een komeet. Maar na het einde van de dynastie van Shulgi verdween de officiële steun voor de cultus van Gilgamesj.

Het is waarschijnlijk dat Shulgi opdracht had gegeven tot het schrijven van de vroegste Gilgamesj-verhalen (hoewel het epos zoals we het nu kennen toen nog niet bestond), terwijl de authentieke tradities bewust werden samengesteld met het oog op het bevorderen van de agenda van deze ambitieuze koning. Er bestaan in feite geen tabletten uit deze periode, alleen latere kopieën, waarvan sommige uitgebreider zijn dan andere en sommige tegenstrijdige details bevatten. We kunnen er natuurlijk niet zeker van zijn dat we alle verhalen hebben, maar tot nu toe bestaan de afzonderlijke epen uit de volgende:

Gilgamesj en Agga - Dit korte verhaal beschrijft een vreemde confrontatie tussen Agga van Kish (zoon van de eerder genoemde Enmebaragessi) en koning Gilgamesj van Uruk, na een bijeenkomst van oudsten en jonge mannen. Gilgamesj heeft een "angstaanjagend aura" dat in feite het leger van koning Agga vernietigt, hoewel Gilgamesj Agga spaart. De "angstaanjagende aura" die een leger vernietigt, doet uiteraard denken aan een komeetgebeurtenis à la Cú Chulainn, om nog maar te zwijgen van Mozes. De echo's van dit verhaal die in het latere epos bewaard zijn gebleven, worden gevormd door het overleg met de oudsten en de jonge mannen, en Gilgamesj die Humbaba spaart in plaats van Agga.

Humbaba
Humbaba
Gilgamesj en Huwawa (Humbaba) - Dit verhaal staat in twee versies bekend, een lange en een korte, met variaties van stad tot stad waar het wordt aangetroffen. Gilgamesj ziet een lijk in de rivier drijven en dit wekt zijn angst voor de dood op. Hij stelt zijn dienaar Enkidu voor om op een heldhaftige zoektocht te gaan om zijn roem te verzekeren en zo een zekere onsterfelijkheid te bereiken. De gekozen taak is om naar het Cederwoud te gaan en de monsterlijke bewaker, Huwawa, te doden.

De Zonnegod zorgt voor een paar behulpzame demonen en een bemanning van vijftig man wordt geselecteerd voor de reis. (Dit begint al te klinken als Perseus tegen Medusa plus de Argonauten). Ook dit verhaal bevat een aantal vreemde aura's, maar deze keer zijn ze van Huwawa. Het effect van de aura's op Gilgamesj is dat hij overweldigd en verdoofd raakt en angstaanjagende visioenen ervaart. (Schaduwen van de profeten uit het Oude Testament!) In de ene versie beschrijft hij de visioenen en moedigt Enkidu hem aan om door te gaan en de zoektocht te voltooien. In een andere versie is het Enkidu die de visioenen heeft en Gilgamesj probeert af te raden om door te gaan. Gilgamesj bedriegt Huwawa (er bestaan variaties op de soorten bedrog), en Huwawa geeft zijn aura's op en Gilgamesj slaat hem in de boeien.

Vervolgens krijgt Gilgamesj medelijden met Huwawa en wil hem vrijlaten, maar Enkidu vindt dat geen goed idee; hij doodt Huwawa en stopt zijn hoofd in een zak om aan de god Enlil te geven (vleugjes Perseus en Medusa en David en Goliath). Enlil vervloekt echter beide avonturiers voor het doden van de goddelijk aangestelde bewaker van het Cederwoud en verdeelt de zeven aura's over de Natuur. Het meeste hiervan komt terug in het latere volledige epos van Gilgamesj. Niettemin vormt Humbaba/Huwawa voor ons doel hier een interessante vergelijking met Cú Chulainn. Zijn gezicht was "als dat van een leeuw." Als hij naar iemand kijkt, is het met de blik des doods." Zijn gebrul was als dat van een vloed, zijn "mond is de dood en zijn adem is vuur!" Zijn gezicht wordt beschreven als samengerolde ingewanden, wat teruggrijpt op de 'bovennatuurlijke woede' van Cú Chulainn. (Zie afbeelding hierboven.)

Gilgamesj en de Hemelstier - dit verhaal is in geen enkele versie goed bewaard gebleven. Het begin, het grootste deel van het midden en het einde ontbreken. De tekst begint met de Godin Inanna die weigert dat Gilgamesj rechtspreekt in haar heiligdom. Ze eist de Hemelsstier van haar vader, Anu. In eerste instantie weigert hij, maar ze dreigt alle andere goden aan te roepen, waardoor Anu bang wordt en toegeeft. Hij geeft haar de Stier en Inana stuurt deze naar Uruk. Waarschijnlijk doden Gilgamesj en Enkidu de Stier. Dit verhaal is opgenomen in het latere epos uit het midden van de Babylonische periode, hoewel het waarschijnlijk geen deel uitmaakte van de vroegste versie van het volledige epos. De Hemelstier is duidelijk een verhaal over een komeet. De Hemelstier is ook bekend uit de Egyptische mythologie. De Ierse sage waarin Cú Chulainn zijn bovennatuurlijke woede krijgt, heet de 'Táin Bó Cúailnge' (de Runderroof van Cuailnge) en omvat grote gevechten (waaronder Cú Chulainns 'bovennatuurlijke woede') om een prachtige bruine stier.

Gilgamesj en de Hemelstier
Gilgamesj en de Hemelstier
Gilgamesj in de Onderwereld - Vroege teksten zijn fragmentarisch en wat naar voren komt, is dat het een klaagzang over de dood is. Eén passage stelt: "De grote berg Enlil, de vader van de goden, ... verordende het koningschap als de lotsbestemming van Gilgamesj, maar verordende niet zijn eeuwige leven." Dan, verderop: "Hij lag op het bed van het voorbestemde lot, niet in staat om op te staan." Het is moeilijk om hier veel uit op te maken omdat het zo fragmentarisch is. Maar we stellen vast dat Enlil wordt beschreven als een "grote berg." Misschien was het de komeet Gilgamesj die als zijn "voorbestemd lot" uiteenviel en verdween.

Naast deze kleine selectie van specifieke Gilgamesj-verhalen, werden in het later geformuleerde Gilgamesj-epos andere traditionele Soemerische literaire producties opgenomen die oorspronkelijk niet met Gilgamesj verbonden waren. Het vroege leven van Enkidu, zoals het in het Gilgamesj-epos wordt verteld, lijkt gebaseerd te zijn op een portret van de primitieve mens zoals beschreven in een tekst getiteld 'Lahar en Asnan,' waarin we lezen: "De mensheid van die tijd kende niet het eten van brood, kende niet het dragen van kleding. De mensen liepen rond met huiden om hun lichaam, dronken water uit sloten." De schepping van Enkidu door de Moedergodin, zoals beschreven op het eerste tablet van het Gilgamesj-epos, is mogelijk een ander verhaal dat nog niet elders werd ontdekt.

kop van een komeet

De Zondvloed van Oetanapisjtim
- In de standaardversie van het epos vraagt Gilgamesj aan Oetanapisjtim hoe hij, net als de goden, het eeuwige leven heeft bereikt, hoewel hij duidelijk een gewone sterveling was. Oetanapisjtim vertelt hem dan "een verborgen iets, een geheim van de god," en dat was hoe hij de Grote Zondvloed overleefde. Dit verslag van Oetanapisjtim komt uit de Akkadische 'Mythe van Atrahasis,' die zo'n 1600 v. Chr. werd samengesteld.

Het verhaal gaat over de schepping van de mensheid, hoe de mensheid luidruchtig, corrupt, te talrijk, enz. werd, dus beramen de goden een plan om de hele mensheid uit te roeien. Er is een grote Zondvloed die alleen Atrahasis en zijn familie overleven. Wat Oetanapisjtim aan Gilgamesj vertelt, vormt slechts een korte versie van de Atrahasis-mythe, omdat de langere versie, die niets met Gilgamesj te maken heeft, een lange rechtvaardiging voor de vernietiging van de mensheid bevat, terwijl Oetanapisjtim de gebeurtenissen slechts als de grilligheid van de goden presenteert.

Het merkwaardige is dat de Zondvloedmythe op geen enkele manier de actie van het Gilgamesj-verhaal bevordert en in feite slechts een lange afdwaling bevat. De originele oud-Babylonische versie van het Gilgamesj-epos bevatte slechts een toespeling op de Zondvloedmythe. We mogen echter van geluk spreken dat de mythe van Atrahasis werd opgenomen in het Gilgamesj-epos, aangezien deze mythe an sich niet goed in teksten bewaard is gebleven.

Het is duidelijk dat het Gilgamesj-epos is ontstaan door het samenvoegen van delen van basisverhalen over Gilgamesj, vergelijkbaar met de vele verhalen over Cú Chulainn en andere delen van ongerelateerde mythen en verhalen. Dit vond, naar het schijnt, plaats over een periode van duizend jaar! De standaardversie is gebaseerd op een eerder Gilgamesj-epos, dat voor het eerst werd opgesteld in de Oud-Babylonische periode - 1800-1600 v.Chr. - en waarvan verschillende varianten bestonden. Er zijn andere fragmenten uit latere perioden, die gevonden werden in Anatolië, Syrië en Kanaän. In Anatolië werd het epos ook aangepast of vertaald in het Hurritisch en Hettitisch tijdens de Midden-Babylonische periode (ca. 1595 - ca. 1155 v. Chr. Dit begon nadat de Hettieten de stad Babylon hadden geplunderd.)

Samenvattend lijkt het erop dat het oorspronkelijke epos een creatieve samenvoeging was van reeds bestaande mythische literatuur over eerdere interacties met kometen, waarvan geen enkele gericht was op het thema dat de auteur/redacteur van het uiteindelijke epos blijkbaar bezighield.

Het Gilgamesj-epos staat vol avonturen en ontmoetingen met wezens, interessante mensen en zelfs goden en godinnen, met als verbindend thema menselijke relaties en emoties. We vinden eenzaamheid tegenover vriendschap, liefde tegenover verlies, wraak en spijt, en vooral de angst voor vergetelheid door de dood.

Het lijkt erop dat de filosofische inslag van het volledige epos het grootste deel van zijn bestaan, zo niet zijn gehele bestaan, beperkt bleef tot voornamelijk literaire kringen. Het was gedurende zo'n 1500 jaar duidelijk bekend in Mesopotamische schrijverskringen, en in Anatolië en Syrië-Palestina gedurende het 2e millennium v. Chr. Het epos lijkt echter niet iets te zijn geweest dat algemeen bekend was bij grote massa's mensen; het was nooit een synoniem en bracht ook geen spreektaal voort.

Geen enkele koning beweerde ooit zo sterk of zo wijs te zijn als Gilgamesj was. Geen enkel geschrift noemt Gilgamesj en Enkidu als toonbeelden van vriendschap zoals David en Jonathan uit de Bijbel. In alle voortbrengselen van geschriften uit de Mesopotamische cultuur komen de weinige toespelingen op Gilgamesj alleen voor in wetenschappelijke geschriften. Er zijn bijna geen artistieke afbeeldingen van enig element uit het verhaal, behalve het doden van Humbaba. Deze daad komt voor op enkele tientallen cilinderzegels en enkele decoratieve voorwerpen en reliëfs uit de 15e tot 5e eeuw v. Chr. Het doden van de Hemelstier komt ook voor op enkele cilinderzegels uit het midden van het tweede millennium tot de 7e eeuw v. Chr.

Het laatste fragment van het epos dateert uit de eerste eeuw v. Chr. Het lijkt erop dat, met het verval en de uiteindelijke verdwijning van het spijkerschrift, het Gilgamesj-epos gedoemd was tot de vergetelheid, zelfs in literaire kringen. Met uitzondering van de vertalingen in het Hettitisch werd vrijwel niets van de Mesopotamische literatuur in andere talen vertaald. Er is een absoluut gebrek aan verwijzingen naar Gilgamesj in de Syro-Phoenicische culturen van het eerste millennium, wat raadselachtig is omdat de spijkerschriftliteratuur in dit gebied verder wijd en zijd bekend was in het tweede millennium voor Christus ( aangezien Akkadisch de taal van de internationale diplomatie was). De Hebreeuwse Bijbel bevat toespelingen op andere personen en thema's die ontleend werden aan Mesopotamische bronnen, waaronder het zondvloedverhaal, maar geen enkele vermelding van Gilgamesj, of iemand zoals hij.

In een van de oudste verhalen over de Griekse 'goden' - de Odyssee - vinden we echter een epos dat in veel opzichten buitengewoon veel lijkt op het Gilgamesj-epos, maar toch in een heel andere cultuur werd geplaatst, met Odysseus in de rol van Gilgamesj.

De Hellenistische Grieken waren geïnteresseerd in de oude geschiedenis van Mesopotamië, maar niet in de oorspronkelijke Mesopotamische vorm. Berossus schreef in het Grieks over "de geschiedenissen van hemel en aarde en zee en de eerste geboorte en de koningen en hun daden" tussen 280-261 v. Chr. Hij haalde zijn informatie uit spijkerschriftdocumenten en Gilgamesj kreeg waarschijnlijk alleen een vermelding omdat hij op een koningslijst stond: naam en regeringsduur.

De afgelopen jaren zijn sommige geleerden met dit probleem aan de slag gegaan en kwamen op de idee dat het Nabije Oosten een doordringende invloed had op de vroeg-Griekse literatuur, met name op Homerus en Hesiodus. Het verhaal van de verdwijnende god is hier een goed voorbeeld van. Dit is één van een groep oude Anatolische mythen, geen Soemerisch of Hurritisch verhaal (voor zover tot nu toe bekend). Het basisverhaal is vergelijkbaar met dat van Persephone. Het verhaal gaat over het verdwijnen van vruchtbaarheidsgoden en de daaruit voortvloeiende verdorring van het land en verlies van vruchtbaarheid.

Einde van de Late Bronstijd

Laten we nu naar ongeveer 1200 v. Chr. gaan, het einde van de Bronstijd. Claude Schaeffer ontdekte dat vindplaatsen uit de Bronstijd in een groot gebied in het Nabije en Midden-Oosten bewijs vertoonden van vier destructieve perioden. De drie meest prominente waren 2300 v. Chr., 1650 v. Chr. en 1200 v. Chr.

De gebeurtenis van 1200 v. Chr. maakte een einde aan het Bronzen Tijdperk. De Shang-dynastie in China en de Myceense beschaving in Griekenland verdwenen op hetzelfde moment. (1190 v. Chr., maar wie let daar op?)

Het probleem is dat zelfs de grootste aardbevingen slechts lokale effecten hebben, wat een van de redenen is dat de analyse van Schaeffer terzijde werd geschoven en tegenwoordig grotendeels wordt genegeerd. De alternatieve verklaring, dat de aarde tijdens het Bronzen Tijdperk niet één, maar meerdere keren werd getroffen door brokstukken uit de ruimte, waarschijnlijk van een in stukken gebroken komeet, past precies bij het bewijs. Zoals we hebben opgemerkt, hoeven kometen, meteoren of asteroïden de aarde niet te raken om grote gebieden te verwoesten; denk aan Toengoeska.

De archeologie onthult een wijdverspreide ineenstorting van de oostelijke mediterrane wereld aan het begin van deze periode, waarbij steden werden verlaten en/of vernietigd. Veel verklaringen schrijven de val van de Myceense beschaving en de ineenstorting van het Bronzen Tijdperk toe aan een klimaat- of milieuramp, gecombineerd met een invasie van Doriërs, of van de Zeevolkeren, of de wijdverspreide beschikbaarheid van nieuwe ijzeren wapens.

In de periode onmiddellijk voor het uitbreken van de rampen zijn er bewijzen van grootschalige opstanden en pogingen om bestaande koninkrijken omver te werpen. Dit wijst op economische en politieke instabiliteit. Dit lijkt te zijn verergerd door de toestroom van omringende volkeren die hongersnood en ontberingen ondergingen als gevolg van klimaatveranderingen die lijken samen te hangen met een verhoogde toestroom van kometen.


Commentaar: Nog een voorbeeld van de Human-Cosmic Connection?


In het Griekse donkere tijdperk, met de ineenstorting van de paleisachtige centra van Mycenaea, werden er geen monumentale stenen gebouwen meer gebouwd en werden er geen muren meer beschilderd; er werd niet meer geschreven in het Lineaire B schrift; aardewerk werd eenvoudig qua stijl en minimaal in hoeveelheid; vitale handelsverbindingen gingen verloren en steden en dorpen werden verlaten.

De bevolking van Griekenland werd drastisch gereduceerd en de wereld van georganiseerde staatslegers, koningen, ambtenaren en herverdelingssystemen verdween. Sommige gebieden herstelden zich sneller dan andere; er bestond nog steeds landbouw, weverij, metaalbewerking en pottenbakken gedurende deze eeuwen, maar het was op een verbijsterend gereduceerd niveau, zowel qua volume als qua techniek. Het lijkt erop dat noodzaak de moeder van de uitvinding was en dat moeilijke tijden leidden tot het voortbestaan van slimmere, creatievere en meer sociaal geëngageerde individuen. Tegelijkertijd bevorderen zulke periodes ook het voortbestaan van machiavellistische bedriegers - autoritaire leiders op zoek naar volgelingen. Je zou kunnen zeggen dat een ramp zowel het beste als het slechtste van de mensheid zuivert.

Het vroegste bewijs voor het maken van ijzer bestaat uit een klein aantal ijzerfragmenten met de juiste hoeveelheden koolstofbijmenging, die werden gevonden in de Proto-Hittitische lagen in Kaman-Kalehöyük en werden gedateerd op 2200-2000 v. Chr. IJzeren werktuigen werden tegen 1800 v. Chr. in zeer beperkte hoeveelheden in Centraal-Anatolië gemaakt en werden algemeen gebruikt door elites, maar niet door de gewone man, tijdens het Nieuwe Hettitische Rijk (∼1400-1200 v. Chr.). Het was tijdens de Griekse Donkere Eeuwen dat het smelten van ijzer opnieuw werd geleerd, uitgebuit en verbeterd, uiteindelijk ter vervanging van wapens en pantsers die voorheen uit het zwakkere brons werden gegoten en gehamerd. Het lijkt erop dat de Grieken deze kennis hadden verworven van de Hettieten.

Het oude Griekenland wordt verondersteld de bakermat van de moderne westerse beschaving te zijn. Dit komt omdat de klassieke Griekse cultuur tot op zekere hoogte werd overgenomen door het Romeinse Rijk, dat vervolgens zijn hegemonie over de oude wereld verspreidde, inclusief de filosofische ideologie van Griekenland, die overging in het christendom met een oriëntaalse invloed van het jodendom. Maar we moeten niet vergeten dat deze allemaal sterk beïnvloed waren door Mesopotamië, gefilterd door de Hettieten, die beslist niet afkomstig waren uit Mesopotamië.

Over het algemeen wordt gezegd dat het klassieke Griekenland ongeveer in de 8e eeuw v. Chr. begon, toen een 'oosterse invloed' werd geïmporteerd, inclusief het schrift, die het begin van de Griekse literatuur mogelijk maakte, d.w.z. Homerus en Hesiodus en later Herodotus en anderen. Dit begin van de Griekse beschaving begon na een 'donker tijdperk' waarvan we met recht kunnen denken dat het een periode betrof na wereldwijde stress en verstoring door komeetbombardementen. Vermoedelijk volgde dit donkere tijdperk op de ineenstorting van de Myceense beschaving (die haar eigen schrift had), en viel samen met de algemene, algehele ineenstorting - min of meer in zijn geheel - van de beschaving uit de Bronstijd.

Homerus werd verondersteld Grieks te zijn, terwijl de Homerische verhalen het fundament van de Griekse cultuur en beschaving zouden moeten zijn. Toch leken de Grieken en Trojanen die door Homerus werden afgebeeld helemaal niet op de Grieken die deze verhalen later als deel van hun erfgoed accepteerden. In de Ilias en Odyssee noemt Homerus de verschillende groepen Achaeërs, Argiven en Dananen; ze noemden zichzelf geen Grieken.

Het Homerische Griekenland (hoewel het natuurlijk niet het Griekenland was zoals wij het kennen) was meer een stammenmaatschappij die verbonden was door taal; het leek veel meer op de Centraal-Aziatische nomadenmaatschappij, of zelfs de Noorse maatschappij, dan wat we vandaag kennen als de georiëntaliseerde Griekse maatschappij met haar stadstaten. In de wereld van Homerus was er een heersende klasse, de Basileis, en hun verantwoordelijkheden bestonden onder andere uit het geven van advies en raad aan de persoon die koning, oorlogsleider en rechter zou worden (inclusief religieuze taken).

De macht van de koning was gebaseerd op het principe van 'eerste onder gelijken' en werd beperkt door de Aristoi, of adel, die deel uitmaakten van een adviesraad. Er was ook de agora, een vergadering van de krijgersklasse die het recht had om over zaken te stemmen. Vrouwen genoten een hoge status, ondanks het feit dat de samenleving een patriarchale structuur had en een gemeenschappelijke voorouder en koning erkende. De belangrijkste bezigheden van het leven bestonden uit vechten, jagen, hoeden, rudimentaire landbouw en het najagen en genieten van 'mannelijke activiteiten.' Gastvrijheid was de belangrijkste deugd en barden werden zeer gewaardeerd. Kortom, er was een groot gebrek aan een formele regering of een economisch systeem. De meeste transacties van goederen lijken gebaseerd te zijn geweest op wederkerigheid. Het waren zeker niet de 'stadstaten' van Griekenland, noch vertoonde het enige gelijkenis met de stadstaten van Mesopotamië.

De gebeurtenissen die in de Ilias en de Odyssee worden beschreven zouden van rond 1190 v. Chr. dateren, wat precies in een periode van een ernstige kosmische aanval en klimaatverslechtering zou vallen; de compositie door Homerus dateert van rond 800 v. Chr. (hoewel sommigen hem dateren uit de tijd van de Trojaanse oorlog). De oorlog zou zijn ontstaan uit een ruzie tussen godinnen: Athena, Hera en Aphrodite. We bespeuren meteen het komeetelement en vragen ons af of het bij de Trojaanse oorlog überhaupt wel om een echte oorlog tussen mensen ging.

Natuurlijk zijn de mythologen, historici en archeologen er zeker van dat er zoiets als de Trojaanse oorlog heeft plaatsgevonden en besteden veel tijd aan het uitzoeken ervan om het onmogelijke mogelijk te maken. Hoe dan ook, de datering van de Ilias en Odyssee in 1190 v. Chr. is te danken aan het feit dat dit de geschatte tijd is van die 'oorlog,' waarvan we nu sterk vermoeden dat het om een veldslag in de lucht ging. Ik wil hier opmerken dat de boomringen van Baillie laten zien dat de tijd van de grootste stress dateert van 1159 v. Chr. slechts 30 jaar na 1190 v. Chr.
De boomringgegevens wijzen op wereldwijde milieutrauma's tussen 2354 en 2345 v. Chr., 1628 en 1623 v. Chr., 1159 en 1141 v. Chr., 208 en 204 v. Chr. en 536 en 545 n. Chr. Baillie beweert dat de jaarringen eerst de Bijbelse Zondvloed registreren, daarna de rampen die Egypte troffen tijdens de Exodus, hongersnoden aan het einde van de regering van Koning David, een hongersnood in China die een einde maakte aan de Ch'in (sic) dynastie en tenslotte de dood van Koning Arthur en Merlijn en het begin van de Donkere Middeleeuwen in het hele gebied dat nu Groot-Brittannië beslaat.
Zijn conclusie komt als een schok. Niet alleen vielen de vijf episodes samen met het begin van 'donkere eeuwen' voor de samenleving, maar ze werden ook veroorzaakt door komeetinslagen. Als Baillie gelijk heeft, heeft de geschiedenis waarschijnlijk de belangrijkste verklaring voor de intermitterende vooruitgang van de beschaving over het hoofd gezien. Erger nog, ons moderne vertrouwen in een goedaardige hemel is onbezonnen en ons onvermogen om het voortdurende gevaar van kometenzwermen in te schatten, is het resultaat van een kortzichtig vertrouwen in slechts 200 jaar 'wetenschappelijke' gegevens. Ons excuus is dat het christendom de vreselijke waarschuwingen van de vroegere wijzen waarschijnlijk heeft onderdrukt in een poging om hun invloed te bagatelliseren, zoals Baillie opmerkt. Het Bijbelse verslag van de Exodus en gelijktijdige annalen uit China spreken over komeetactiviteit die aan onheil voorafgaat. Eerdere schrijvers hebben zich afgevraagd of de hagel, of gloeiend hete stenen die de Egyptenaren troffen, het gevolg waren van de uitbarsting van Santorini, de vulkaan in de Egeïsche Zee die de Minoïsche beschaving vernietigde. De rookpilaar die de Israëlieten leidde, kan de pluim daarvan zijn geweest. Maar een enkele vulkaan is een onwaarschijnlijke oorzaak van een wereldwijde neergang. Baillie gaat nog een stap verder en stelt dat een serie komeetinslagen van ongeveer de grootte van de 20-megaton explosie bij Toengoeska in Siberië genoeg zou kunnen zijn om aardbevingen, vloedgolven, vulkaanuitbarstingen en uitwasemingen van de oceaanbodem te veroorzaken. Dit zou verklaren waarom kometen worden gezien als voortekenen, evenals het ontstaan van overstromingen en giftige mist - alle gemeld ten tijde van de Exodus en tijdens de andere vijf catastrofes die Baillie noemt. (Rudder (1999), 'Fire, Flood and comet', New Scientist Book Review, p. 42.) [cursief van mij]
De wereld van Homerus beschrijft niet de wereld van de Griekse stadstaten. Het beschrijft ook niet de wereld van het Hettitische Rijk, noch de andere Mesopotamische rijken die het verhaal van Gilgamesj deelden, dat volgens Mary R. Bachvarova vermoedelijk als model stond voor Homerus zoals zij betoogt in haar boek From Hittite to Homer: The Anatolian Background of Ancient Greek Epic, (2016. Cambridge University Press).

De vroegste versies zijn Soemerisch, dateren uit minstens 2150 tot 2000 v. Chr. en waren eerder een verzameling verhalen dan één lang epos. Pas rond de 17e of 18e eeuw v. Chr. werd het een verhaal met vele avonturen; dit was de tijd van het ontstaan van het Hettitische rijk, dat ongeveer 500 jaar lang een grote macht vormde. Na ongeveer 1180 v. Chr. viel het rijk uiteen, hoewel verschillende onafhankelijke 'Neo-Hittitische' stadstaten overleefden tot de 8e eeuw v. Chr. Zou Homerus daar zijn inspiratie vandaan kunnen hebben gehaald? Het verschil in tijd tussen de vroegste complete epische versie van de gecombineerde, oorspronkelijk afzonderlijke, verhalen van Gilgamesj en de Homerische versie die de Odyssee werd, beslaat zo'n duizend jaar.

Niettemin wijst Trevor Bryce in Life and Society in the Hittite World (2002) op de buitengewone vergelijkingen tussen de verschillende werken en benadrukt de uitzonderlijke trouw aan, op zijn minst, bepaalde mythische thema's. De experts vinden dit opmerkelijk als we bedenken dat de Mesopotamische rijken al enige tijd onder het stof lagen voordat Homerus het verhaal opschreef en het was pas met Berossus, die in de 3e eeuw v. Chr. schreef, mogelijk in opdracht van Antiochus I, dat teksten uit Babylon vertaald werden. Ze zijn er dus zeker van dat Homerus niets kan hebben overgenomen van het latere samengestelde Gilgamesj-epos. Deze puzzel verdient zeker nader onderzoek

Het proces waarmee het Gilgamesj-epos werd samengesteld, wordt grotendeels begrepen zoals hierboven beschreven. Zelfs de verschillende delen worden herkend. Maar het waren de Hettieten die het in de vorm van een vertaling voor ons bewaarden. Wat er ook gebeurd is, Homerus nam deze verhalen, en soms zelfs exacte opeenvolgingen van gebeurtenissen en woorden, over en gebruikte ze als het geraamte voor zijn Odyssee.

Wat ik kan bedenken dat het meest lijkt op wat hij deed, is de manier waarop het Oude Testament werd geschreven aan de hand van de werken van Berossus, Manetho en Plato, zoals beschreven door de bijbelgeleerde Russell Gmirkin (Berossus and Genesis, Manetho and Exodus: Hellenistic Histories and the Date of the Pentateuch (Copenhagen International Series 15), New York, 2006 en Plato and the Creation of the Hebrew Bible (Routledge) New York, 2016). Gmirkin stelt voor dat de bijbelse verzameling uiteindelijk in twee fasen werd samengesteld: de eerste, het werk van de Zeventig onder koninklijke sponsoring in Alexandrië; de tweede in latere fasen in Palestina, niet alleen voor de vorming van een nationale literatuur, maar ook als onderwijsprogramma om gehoorzame burgers op te leiden).
"De Hebreeuwse Bijbel in haar geheel kan het best begrepen worden als een literaire tekst bedoeld voor de opvoeding van de ziel, gebruik makend van alle instrumenten uit het Platonische psychologische arsenaal: poëzie, mythe en zang, theologie en gebeden, optocht en spektakel, theater, drank en dans en overtuigende retoriek die de patriotten aansprak, de nobelen en verhevenen prees en de goddelozen en ongehoorzamen veroordeelde, die bedreigd werden met straffen in dit leven en verschrikkingen in het volgende" (p. 267).
Om een eigen voorbeeld te geven: stel je voor dat het verhaal van Perseus en de Gorgon wordt getransformeerd in het verhaal van David en Goliath. Meer dan dat, bestond er een verband tussen het verschrikkelijke gezicht van Mozes, in vergelijking met het verschrikkelijke gelaat van Huwawa, de bewaker van het Cederwoud. Huwawa werd beschreven als een reus die werd beschermd door zeven lagen angstaanjagende schittering. Hij werd gedood door Gilgamesj en Enkidu in een verhaal dat veel lijkt op het doden van Goliath door David en Medusa door Perseus. In welke richting stroomt de invloed?

Hoe dan ook, wat uiteindelijk uit dit donkere tijdperk voortkwam, was de vroege Griekse beschaving: stadstaten die vergelijkbaar waren met de stadstaten van de oude Soemeriërs een paar duizend jaar daarvoor.

In de periode dat de Grieken opkwamen als een macht in de oude wereld, werd de natuurlijke wereld gezien als een doelgericht, overdonderend en overweldigend systeem van krachten die groter waren dan het leven en die in een oogwenk negatief konden reageren op menselijke wezens. Dit is de kijk op de wereld die luid en duidelijk naar voren komt in de werken van Homerus. De mensen uit die tijd stelden dit beeld van de werkelijkheid niet ter discussie en moraliteitskwesties waren dus niet bespreekbaar: je gedroeg je volgens de leefregels die in de Odyssee worden beschreven en door Odysseus worden geïllustreerd, of je onderging het lot van de vrijers.
Toen antwoordde Odysseus hem met een boze blik van onder zijn wenkbrauwen: "Eurymachus, zelfs al zou je mij als vergelding alles geven wat je vaderen je hebben nagelaten, zelfs alles wat je nu bezit, en er nog andere rijkdommen aan toevoegen van waar je maar kunt, dan nog zou ik mijn handen er niet van weerhouden om te doden totdat de vrijers de volle prijs van al hun overtredingen hebben betaald. Nu ligt het voor u om te vechten in een open gevecht, of te vluchten, als iemand de dood en het lot kan ontlopen; maar menigeen, denk ik, zal niet ontsnappen aan totale vernietiging." (Homerus, Odyssee 22.60)
Gustave Moreau: De Vrijers
Gustave Moreau: De Vrijers (onvoltooid) 1852-1896
Deze ideeën en de bijbehorende mythen hadden blijkbaar al vorm gekregen tijdens de Donkere Eeuwen.

Let op wat er in het citaat van Rudder hierboven staat: "Het christendom heeft waarschijnlijk de verschrikkelijke waarschuwingen van vroegere wijzen onderdrukt in een poging om hun invloed te bagatelliseren."

Dat lijkt precies datgene te zijn waar het de Griekse filosofen om te doen was, zoals we hierna zullen zien.

Ga door naar Deel 3

P.S.1. 23-07-23 13:22 From Quantamagazine: How Quantum Physicists Explained Earth's Oscillating Weather Patterns

"Afgelopen december keek David Tong, kwantumtheoreticus aan de Universiteit van Cambridge, naar dezelfde vloeistofvergelijkingen die Thomson had gebruikt. Maar deze keer bekeek hij ze vanuit een topologisch perspectief. Uiteindelijk verbond Tong de vloeistoffen op aarde opnieuw met het kwantum-Hall-effect, maar via een andere benadering, waarbij hij de taal van de kwantumveldentheorie gebruikte. Toen hij de variabelen in de vloeistofstroomvergelijkingen aanpaste, ontdekte hij dat die vergelijkingen equivalent waren aan de Maxwell-Chern-Simons-theorie, die beschrijft hoe elektronen bewegen in een magnetisch veld. In deze nieuwe kijk op de aardstroming komt de hoogte van een golf overeen met een magnetisch veld en de snelheid ervan met een elektrisch veld. Met zijn werk kon Tong het bestaan verklaren van de Kelvin-golven aan de kust, die Thomson oorspronkelijk had ontdekt."