Het algemene thema van Horns of Moses stelt dat cyclische, kosmische rampen een grote rol hebben gespeeld in de vorming van de geschiedenis van onze planeet en haar beschavingen. In de eerste helft van dit boek wordt veel wetenschappelijk onderzoek behandeld. Ik zal dat zo kort mogelijk behandelen. We kunnen er niet omheen, want de praktische feiten waren van belang en hadden een aanzienlijke invloed op het denken van de Griekse filosofen.
Hoewel er veel weerstand is geweest tegen het concept van catastrofisme (waarschijnlijk vooral door wetenschappers van het type autoritaristische volger), publiceerde de Proceedings of the National Academy of Science enkele jaren geleden een studie van een internationaal team van wetenschappers die algemene overeenstemming hadden bereikt over het feit dat een meteoriet, of een storm van fragmenten van een komeet, iets meer dan 12.000 jaar geleden op aarde was ingeslagen en waarschijnlijk het uitsterven van de megafauna en veel prehistorische volkeren uit die tijd veroorzaakt had. Er wordt nu ook gezegd dat er op ten minste twee continenten bewijs werd aangetroffen voor de extreme hitte, die werd opgewekt door het equivalent van duizenden kernexplosies in de lucht.
De weerstand tegen de idee van catastrofisme berust op een bizar fenomeen. Het lijkt erop dat veel zogenaamde wetenschappers op dit onderwerp net zo schuimbekkend reageren als wanneer ze geconfronteerd worden met bewijs voor het zogenaamde paranormale. De ervaringen van Immanuel Velikovsky hieromtrent kunnen dienen als een schoolvoorbeeld. (Hoewel hij een aantal voorspellingen deed die later correct bleken te zijn, probeerde Velikovsky vier jaar lang door te dringen tot de reguliere wetenschappelijke kringen, wat op een totale mislukking uitliep. Degenen die hem steunden werden verstoten en academisch zwartgemaakt. De redacteur die de publicatie van zijn boek had verzorgd, werd ontslagen en onder druk van de gevestigde wetenschappelijke orde werden de publicatierechten overgedragen aan een andere uitgever. De wetenschappelijke gemeenschap werkte langdurig en intensief om Velikovsky in diskrediet te brengen, terwijl de Encyclopedia Britannica Yearbook voor 1950 niet eens vermeldt dat Worlds In Collision dat jaar een bestseller was.
Wat had Velikovsky in hemelsnaam gezegd om zulke censorische reacties uit te lokken? Als ze het eenvoudigweg oneens met hem waren, konden ze toch wel hun weerleggingen opschrijven en iedereen in een open forum aan het woord laten? Waarom deden ze zo hun best om dit boek onder de pet te houden? Waarom veroorzaakte dit boek, in het moeras van uiteenlopende wetenschappelijke meningen, een vrijwel unanieme uitroep van "Vals?"
In zijn eigen rol als psychiater analyseerde Dr. Velikovsky de reacties van de wetenschappelijke gemeenschap als vergelijkbaar met de reactie van een psychoot, die te horen heeft gekregen dat zijn problemen voortkomen uit de onderdrukking van verlangens om zijn moeder te verkrachten en zijn vader te vermoorden; de patiënt heeft uitgebreide verdedigingsmechanismen opgebouwd tegen deze ondraaglijke waarheid, die zich uit in stoornissen die erop gericht zijn om zijn ware verlangens voor zichzelf te verbergen. En hoewel hij weet dat het de waarheid is, haalt hij in gewelddadige woede uit naar degene die hem heeft beroofd van zijn zorgvuldig opgebouwde verdediging.
Vertaald in het kader van ons onderwerp hier, tast catastrofisme onze diepste gevoelens van veiligheid aan, onze vooroordelen tegen verandering. Psychologen hebben grafieken opgesteld van gebeurtenissen die tot stress leiden en geven elke gebeurtenis een bepaalde waarde. Blijkbaar is het kosmische bombardement op onze planeet van de bovenste plank. Een gedachte als deze raakt ons diep, zelfs als we het over dingen hebben die misschien al eeuwen geleden werden ervaren. "We willen het gevoel hebben dat onze huizen op stevige fundamenten rusten en dat de blauwe lucht boven ons een welwillend firmament is." Wat hebben we aan een huis," zei Thoreau, "als we geen respectabele planeet hebben om het op te bouwen?" (Merk op dat deze angst wordt gepolitiseerd door de Groene Beweging en hun Catastrofale Opwarming van de Aarde/Klimaatveranderingsprogramma. Klimaatveranderingsactivisten zijn net zo rabiaat en doodsbang als degenen die Velikovsky aanvielen).
Moderne theorieën over geologie, paleontologie, archeologie, biologie, kosmologie, enzovoort, worden alle uitgedrukt in Darwinistische termen, die stellen dat verandering langzaam plaatsvindt in de loop van eonen, geholpen door geleidelijke processen van natuurlijke selectie, erosie, enzovoort. James Hutton, grondlegger van de moderne zienswijze, formuleerde het als volgt: "Er mogen geen krachten worden aangewend die niet natuurlijk zijn voor de aardbol, geen actie mag worden toegestaan behalve die waarvan we het principe kennen." Deze doctrine werd binnen de wetenschappelijke gemeenschap gedurende geruime tijd als vanzelfsprekend beschouwd. "Als de natuur niet uniform zou zijn, dan zou men de resultaten van het ene experiment niet kunnen gebruiken om de uitkomst van het volgende te voorspellen; noch zou men kunnen aannemen dat wetten, die gebaseerd zijn op duizend gevarieerde observaties, waar zouden blijven. Zonder uniformiteit in de natuur zou het beoefenen van natuurkunde, scheikunde en biologie hetzelfde zijn als reizen in het Wonderland van Alice. Logica, wetenschap en het leven zelf zouden in duigen vallen."
De suggestie dat deze opvatting van een langzaam en ordelijk proces in haar basisveronderstelling volledig onjuist is, vormt een bedreiging voor de meest ontwrichtende gebeurtenis uit de geschiedenis van de wetenschap. Het afdoen van dit gegeven als "waarheid" zou de woede waarmee de ontkenning van de aarde als middelpunt van het universum werd omgeven, overschaduwen. Zolang geaccepteerd werd dat de zon rond de aarde draaide, bleven alle andere oeroude fouten als waarheid gelden. Op dezelfde manier zullen, zolang de stabiele toestand van het zonnestelsel het verklaarde dogma vormt, alle huidige wetenschappelijke veronderstellingen op dit punt samenhangen.
Dankzij autoritaristische persoonlijkheden die rijke elitaire autoriteiten willen behagen die hun controle over de samenleving moeten behouden, verandert de wetenschap zeer langzaam van mening en zijn de echt begaafde en originele onderzoekers ofwel uitgeput van de aanvallen en de verdediging, ofwel overleden tegen de tijd dat de consensus verandert. Dit is een slechte zaak voor de wetenschap en voor de mensheid.
Okee, voorwaarts: Allereerst wil ik het werk bespreken van dendrochronoloog/ paleo-ecoloog Mike Baillie (nu gepensioneerd) van Queens University in Belfast, Ierland. (Baillie is een vooraanstaand expert in dendrochronologie, oftewel datering door middel van boomringen. In de jaren 1980 was hij een van de sleutelfiguren bij het opbouwen van een jaarlijkse chronologie van de groei van boomringen tot 7.400 jaar geleden.) Bij het onderzoeken van boomringen vond Baillie klimatologische perioden van stress in 2354 v. Chr., 1628 v. Chr., 1159 v. Chr., 208 v. Chr. en 540 n. Chr. Het bewijs suggereerde dat dit waarschijnlijk in meer of mindere mate wereldwijde klimatologische perioden van stress waren.
De gebeurtenis van 540 n.Chr. valt samen met het op één na grootste ammoniumsignaal in het Groenlandse ijs van de afgelopen twee millennia, het grootste signaal werd in 1014 n.Chr. gevonden. Baillie verklaart het gebrek aan historische verwijzingen aan de hand van het feit dat de volkeren van die tijd hetgeen ze zagen in Bijbelse termen beschreven. Er waren inderdaad artistieke voorstellingen van verbazingwekkende atmosferische gebeurtenissen, maar die werden vrijwel altijd uitgelegd als een metafoor voor een Bijbels concept! Daarnaast speelde ook het probleem dat de Aristotelische kijk op de 'perfecte hemelen' de overhand had en zelfs als er gebeurtenissen werden waargenomen en gerapporteerd, werden deze wegverklaard of genegeerd in historische verslagen.
Dr. Baillie besloot historische verslagen en mythes te doorzoeken. Hij ontdekte dat de achteruitgang van het milieu samenviel met de ineenstorting van beschavingen, zoals het Romeinse Rijk en het begin van de donkere middeleeuwen in Europa. Hij schreef Exodus to Arthur: Catastrophic Encounters with Comets (Batsford (1999)), waarin zijn gegevens over boomringen en ijskernen gerelateerd worden aan een reeks wereldwijde trauma's over de afgelopen 4.400 jaar, gebeurtenissen die verband kunnen houden met de Bijbelse Exodus en donkere tijden in Egypte, China en Europa.
Baillie's latere boek, The Celtic Gods: Comets in Irish Mythology (Baillie & McCafferty (2005)), richtte zich op de gebeurtenis van 540 n. Chr., die werd opgetekend in de historische verslagen en mythes van Ierland. Baillie betoogt dat de mythische beelden en de periodiciteit van de gebeurtenissen overeenkomen met een komeet die de aarde doorkruist en gefragmenteerd is, zoals 2P/Encke, die beschreven werd door de astronomen Victor Clube en Bill Napier (waar we het zo meteen over zullen hebben). Baillie's nieuwste boek, New Light on the Black Death: The Cosmic Connection (Baillie (2006)), verzamelt het aanzienlijke bewijs dat de Zwarte Dood (1346-1350) het gevolg was van een reeks komeetgerelateerde rampen.
Vervolgens kwam het werk van natuurkundige Richard Firestone en geologen Alan West en Simon Warwick-Smith, dat werd gepresenteerd in een serie academische verhandelingen en een boek voor het grote publiek: The Cycle of Cosmic Catastrophes: How a Stone Age Comet Changed the Course of World Culture (2006). Ze behandelden de - tot dan toe - onverklaarbare massa-extincties van megafauna die gelijktijdig plaatsvonden met het begin van de mini-ijstijd van de Jonge Dryas (ca. 13.000 jaar geleden).
[Maar lang voordat Baillie en Firestone et al,] publiceerden Victor Clube, een astrofysicus, en Bill Napier, een astronoom, in 1990 The Cosmic Winter, een boek waarin ze beschrijven hoe ze baananalyses uitvoerden van verschillende meteorenregens die elk jaar de aarde treffen. Met behulp van geavanceerde computersoftware keken ze duizenden jaren terug in de tijd en volgden de banen van kometen, asteroïden en meteorenregens totdat ze iets verbazingwekkends ontdekten. Veel meteorenregens zijn aan elkaar verwant, zoals de Tauriden, Perseïden, Pisciden en Orioniden. Ook een aantal zeer grote kosmische objecten zijn aan elkaar gerelateerd: de kometen Encke en Rudnicki, de asteroïden Oljato, Hephaistos en nog zo'n 100 andere. Elk van die ruim 100 kosmische hemellichamen heeft een diameter van minstens 0.8 kilometer, terwijl sommige kilometers breed zijn. En wat hebben ze met elkaar gemeen? Volgens deze wetenschappers zijn ze allemaal nakomelingen van dezelfde enorme komeet die minder dan 20.000 jaar geleden voor het eerst ons stelsel binnenkwam! Clube en Napier berekenden dat, om alle brokstukken te kunnen verklaren die ze in ons zonnestelsel hadden aangetroffen, de oorspronkelijke komeet gigantisch groot moest zijn geweest. ...Volgens Baillie, Clube en Napier, et al. werd de aarde, net zoals Jupiter in 1994 herhaaldelijk werd getroffen door de miljoenen megaton zware inslagen van de komeet Shoemaker-Levy, 13.000 jaar geleden gebombardeerd door de brokstukken van een reuzenkomeet die voor de doodsbange ogen van de mensheid aan de hemel uiteenbrak. De meervoudige inslagen op de draaiende planeet veroorzaakten vloedgolven, woeste branden, atoombom-achtige ontploffingen, het massale uitsterven van vele prehistorische soorten zoals de mammoet en sabeltandtijger, het overgrote deel van de mensheid en lieten de wereld maanden, zo niet jaren, in duisternis achter.
Clube en Napier berekenden bovendien dat, door subtiele veranderingen in de banen van de aarde en de overgebleven kosmische brokstukken, de aarde ongeveer elke 2.000 tot 4.000 jaar het meest dichte deel van de reuzenkomeetwolken doorkruist. Als we kijken naar klimaat- en ijskerngegevens, kunnen we dat patroon ontdekken. Bijvoorbeeld, het iridium, helium-3, nitraat, ammonium en andere belangrijke metingen lijken gelijktijdig te stijgen en te dalen, met merkbare pieken rond 18.000, 16.000, 13.000, 9.000, 5.000 en 2.000 jaar geleden. In dat patroon van pieken om de 2.000 tot 4.000 jaar, zien we misschien de "visitekaartjes" van de terugkerende megakomeet.
Gelukkig betroffen de oudste pieken de zwaarste bombardementen en is het sindsdien, naarmate de overblijfselen van de komeet in nog kleinere stukjes uiteenvallen, rustiger geworden. Het gevaar is echter nog niet geweken. Sommige van de overgebleven stukken zijn groot genoeg om ernstige schade toe te brengen aan onze steden, het klimaat en de wereldeconomie. Clube en Napier (1984) voorspelden dat de aarde vanaf het jaar 2000 en nog gedurende 400 jaar een gevaarlijke tijd zou ingaan, waarin de veranderende baan van de planeet ons op een potentiële ramkoers zou brengen met de dichtste delen van de wolken die enkele zeer grote brokstukken bevatten. Twintig jaar na hun voorspelling bevinden we ons op dit moment in de gevarenzone. Het is een algemeen aanvaard feit dat sommige van die grote objecten zich momenteel in banen bevinden die de aarde kruisen, en het is slechts onzeker of ze ons zullen missen, wat het meest waarschijnlijk is, of dat ze ergens op onze planeet zullen neerstorten.(Firestone et al. (2006), pp. 354-355.) [nadruk, van mij]
Door deze gebeurtenis ontstonden de honderdduizenden Carolina Bays, vonden miljoenen dieren de dood - waarvan de meeste megafauna betroffen - en lagen wereldwijd opeengestapeld in grote massa's. Ook zou de aarde bijna volledig zijn ontdaan van elke bestaande menselijke beschaving. (Dit knelpunt komt duidelijk naar voren in genetische studies.) Wat Baillie, Clube en Napier voorstellen, in aanvulling op het scenario van Firestone et al., is dat onze planeet sindsdien talloze keren werd getroffen (en misschien zelfs vóór die grote gebeurtenis), en het is nog niet voorbij.
Dit 'nieuwe' type natuurramp wordt nu door veel geleerden beschouwd als de meest waarschijnlijke verklaring voor wijdverspreide en gelijktijdige culturele ineenstortingen op verschillende momenten in onze geschiedenis. Deze denkbeelden werden voornamelijk naar voren gebracht door beoefenaars van harde wetenschap - astronomen en geologen, dendrochronologen, enz. - en blijven bijna volledig onbekend (of volledig onbegrepen) bij beoefenaars van de zachte wetenschappen: archeologen en historici. Dit feit bemoeilijkt de inspanningen van de beoefenaars van de zachte wetenschappen om te verklaren wat ze mogelijk in de historische gegevens aantreffen.
Een recent voorbeeld, bekend als de Toengoeska-gebeurtenis, vond plaats boven Siberië in 1908, toen een bolide ongeveer 5 km boven de grond explodeerde en een gebied van ongeveer 2.000 km² volledig verwoestte door vuurbolvlagen. Hoewel het onder onderzoekers nog steeds een controversieel onderwerp is, wordt gedacht dat dit kosmische lichaam een doorsnee had van zo'n 60 meter (volgens sommigen een doorsnee van 190 meter) met een inslagenergie van ongeveer 20 tot 40 megaton (sommigen zeggen 3-5 megaton), gelijk aan de explosie van zo'n 2.000 (of op zijn minst enkele honderden) atoombommen ter grootte van Hiroshima, ook al was er geen daadwerkelijke fysieke inslag op de aarde. Met andere woorden, als er oude, geavanceerde beschavingen zouden zijn geweest die werden vernietigd door meerdere Toengoeska-achtige gebeurtenissen (herinnert u zich de honderdduizenden Carolina Bays?), dan zou het geen wonder zijn dat er geen of heel weinig sporen terug te vinden zijn en dat het bewijs dat er wèl is, zoals de bays, meestal wordt toegeschreven aan 'anomalie' of helemaal wordt genegeerd.
Baillie, Clube en Napier identificeerden de stamvader van het Tauridencomplex als een gigantische komeet, die ergens in de afgelopen twintig- tot dertigduizend jaar in een baan met een korte omloopsnelheid (ongeveer 3,3 jaar) werd geslingerd. Het Tauridencomplex omvat op dit moment de Tauriden-meteorenstroom, komeet Encke, 'asteroïden' zoals komeet 2101 Adonis en komeet 2201 Oljato, alsmede enorme hoeveelheden ruimtestof die langs de baan gesorteerd zijn in klonten, die tamelijk grotere lichamen kunnen bevatten. Asteroïden in het Tauridencomplex lijken geassocieerde meteorenregens te bevatten, wat betekent dat veel asteroïden waarschijnlijk uitgedoofde kometen zijn. Met andere woorden, een komeet kan meer omvatten dan alleen wat stof en sneeuw - er kan ook een aanzienlijke rotsachtige kern zijn naast veel giftige gassen en chemicaliën. Maar een baan van 3,3 jaar betekent natuurlijk niet per se dat er elke 3,3 jaar rampen zullen plaatsvinden; er komt meer bij kijken om de aarde in de juiste positie te brengen wanneer de hemellichamen die de aarde kruisen aanwezig zijn. Deze zienswijze op het zonnestelsel gaf me een heel andere kijk op de oude mythes die ik tot dan toe had proberen te ontrafelen als mogelijke historische daden van menselijke wezens, die door de Grieken waren gemythiseerd en vervolgens door de Hebreeën opnieuw waren gehistoriseerd.
Jarenlang stond de astronomische gevestigde orde zeer kritisch tegenover Baillie, Clube en Napier en hun hypothese over de reuzenkomeet. De inslag van komeet Shoemaker-Levy 9 op Jupiter in 1994 leidde echter tot een vrij snelle ommekeer in hun houding, tenminste onder nieuwsgierige en ruimdenkende wetenschappers.
Plasmakosmologie
Mijn bespreking in Horns of Moses bevat een vereenvoudigde uitleg van plasmakosmologie die, hoewel kort, nog steeds te lang is om hier op te nemen omdat ik de lezer enkel genoeg achtergrond probeer te geven om mijn bespreking van de Griekse filosofen te begrijpen. Hier volgt dus de sterk ingekorte versie.
Plasma's zijn de meest voorkomende vorm waarin materie in het universum voorkomt, zowel voor wat betreft massa als volume. Alle sterren zijn gemaakt van plasma en zelfs de interstellaire ruimte is gevuld met plasma. Dit wordt algemeen erkend door astronomen en natuurkundigen. Maar als iemand probeert om verder te gaan dan dat, komen de autoritaristen in groten getale in het geweer en roepen de god Einstein aan. (Dat is een onderwerp voor een andere keer.)
In de plasmakosmologie staat de gedachte centraal dat de dynamica van geïoniseerde gassen (of plasma's) de hoofdrol speelt in de fysica van het heelal op de schaal van planeten, zonnestelsels, sterrenstelsels en verder. Veel van de ideeën van de plasmakosmologie zijn afkomstig van Nobelprijswinnaar Hannes Alfvén uit 1970. Alfvén stelde voor om plasmaschalen te gebruiken om de resultaten van laboratoriumexperimenten en waarnemingen van plasmafysica in de ruimte te extrapoleren naar schalen die ordes van grootte groter zijn. De Einstein-cultisten erkennen zonder meer dat plasmafysica een belangrijke rol speelt in veel, zo niet de meeste (dat zullen ze toegeven), astrofysische verschijnselen, maar ze betogen dat veel van de conclusies van plasmafysica-experimenten die in laboratoria worden uitgevoerd gewoon niet als verklaring voor de hemelse verschijnselen kunnen dienen, omdat ze 'Einstein zouden weerleggen!' Voor de reguliere wetenschap is zwaartekracht de belangrijkste kracht die het gedrag van hemellichamen bepaalt, ondanks het feit dat elektromagnetische krachten sterker zijn dan zwaartekracht met een magnitude van 1039, waardoor elektromagnetisme de facto de drijvende kracht in ons universum is.
Alfvén schreef in 1939 een onderzoeksdocument ter ondersteuning van de theorie van Kristian Birkeland, die in 1913 had geschreven dat wat we nu de zonnewind noemen, stromingen in de ruimte genereerde die het noorderlicht veroorzaakten. Birkelands theorie werd destijds betwist en Alfvéns werk werd op zijn beurt jarenlang betwist door de Britse geofysicus en wiskundige Sydney Chapman, een vooraanstaand persoon in de ruimtefysica, die de heersende opvatting verdedigde dat stromen het vacuüm van de ruimte niet konden oversteken en daarom door de aarde moesten worden opgewekt. In 1967 werd echter bewezen dat de theorie van Birkeland, die eerder als een 'randverschijnsel' werd aangeduid, correct was, nadat er een sonde de ruimte in was gestuurd (d.w.z. waarnemingshypothese, experiment). Deze magnetische veldstromingen worden nu als eerbetoon aan hem Birkeland-stromingen genoemd.
Een Birkeland-stroom is simpelweg een elektronenstroom binnen plasma die vergelijkbaar is met een elektrische draad die elektronen vervoert. Birkeland-stromen hebben de vorm van een gloeidraad, aangezien ze worden samengeknepen door de magnetische kracht die door de stroom zelf wordt opgewekt. Net als in een klassieke draad, ontstaan Birkeland-stromen wanneer er een elektrisch potentiaalverschil optreedt tussen twee gebieden in de ruimte. Dan vormen zich stromen die de neiging hebben om de potentiaal van de twee gebieden in evenwicht te brengen door elektronische migratie.
Om de elektrische wisselwerking tussen de zon en haar planeten te begrijpen, moeten we onthouden dat een fundamentele wet van de plasmatheorie inhoudt dat in de ruimte elk elektrisch geladen voorwerp een isolerende bubbel om zich heen genereert. Deze isolerende bubbel wordt [in het Engels] de 'Langmuir-sheath' genoemd naar Irving Langmuir (1881-1957), Amerikaans scheikundige en natuurkundige en winnaar van de Nobelprijs voor scheikunde in 1932.
Net als de meeste hemellichamen heeft de zon zijn eigen Langmuir-sheath, die zich bijna 100 au (100 keer de afstand zon-aarde) naar buiten uitstrekt. Dit wordt ook wel de 'heliosfeer' genoemd. Elektrisch gezien, werkt het duo zon-heliosfeer als een reusachtige condensator; de zon is de positieve elektrode (anode), terwijl het binnenoppervlak van de heliosfeer de negatieve elektrode (kathode) vormt. Objecten (kometen, planeten enz.) in de heliosfeer kunnen elektrische ontladingen van de zon veroorzaken (zonnevlammen, zonnevlekken, CME's enz.).
Winston H. Bostick, (1916-1991), Amerikaans natuurkundige die plasmaoïden, plasmafocus en verschijnselen van draaikolken van plasma's ontdekte, voerde in de jaren 1950 laboratoriumexperimenten uit door titaniumdraden te laten verdampen met een stroom van 10.000 A, waardoor ze in plasma veranderden. Zijn experimenten waren "de eerste die de vorming van spiraalstructuren in het laboratorium vastlegden uit op elkaar inwerkende plasmoïden en die de opvallende gelijkenis met hun galactische analogen vaststelden." Ook Bostick wees er terecht op dat plasmaschaling van toepassing was op deze laboratoriumexperimenten en toonde aan dat sterrenstelsels in eerste instantie gevormd waren uit plasma onder invloed van een magnetisch veld. (Zie Nebulaire Plasmoïden hieronder.)
Computersimulaties in de jaren 1980 van botsende plasmawolken door Anthony Peratt, (een Amerikaanse fysicus die gespecialiseerd is in plasma en sinds 1981 voor het Los Alamos National Laboratory werkt), bootsten ook de vorm van sterrenstelsels na.
De simulatie in de bovenstaande afbeelding toont de dwarsdoorsnede van twee plasmafilamenten die samenkomen in wat een z-pinch wordt genoemd; de filamenten beginnen op het equivalent van 300.000 lichtjaar van elkaar en geleiden Birkeland-stromen van 1018 ampère. De simulaties lieten ook straalstromen van materiaal uit de centrale bufferzone zien, die lijken op de straalstromen die worden waargenomen bij quasars en actieve galactische kernen, die volgens de Einsteiniaanse natuurkunde worden toegeschreven aan 'zwarte gaten.' Wat fascinerend was, was dat bij het verdere verloop van de simulatie "de overgang van dubbele radiostelsels naar radioquasars naar radiostille QSO's naar eigenaardige en Seyfert-stelsels en uiteindelijk naar spiraalvormige sterrenstelsels" zichtbaar werd. (Peratt & Green (1983), 'On the Evolution of Interacting, Magnetized, Galactic Plasmas'. Peratt (1986), 'Evolution of the Plasma universe: ii. the Formation of systems of galaxies').
Kortom, veel van de werkelijk vreemde verschijnselen in het heelal die onverklaarbaar zijn - of alleen verklaarbaar met de meest bizarre en tegenstrijdige opvattingen in een poging om Einsteins relativiteit te ondersteunen - blijken een natuurlijke evolutie van elektromagnetische verschijnselen voor te stellen.
De simulatie verklaarde vlakke rotatiecurves van melkwegstelsels zonder exotische elementen zoals donkere materie te hoeven introduceren om de vergelijkingen kloppend te maken. Dit is godslastering, omdat de discrepantie tussen de waargenomen rotatiecurves van melkwegstelsels en de gesimuleerde curves op basis van de Einsteiniaanse zwaartekracht precies op die manier verklaard moest worden: een typisch geval van iets uitvinden om het onmogelijke te bereiken. Maar, zoals de experimenten van Peratt aantoonden, ontstaat een vlakke rotatiecurve heel natuurlijk in een sterrenstelsel dat beheerst wordt door elektromagnetische velden, de spiraalarmen van sterrenstelsels zijn als rollende veren die over hun hele lengte dezelfde rotatiesnelheid hebben. Met andere woorden, een sterrenstelsel is het fysieke en zichtbare deel van gigantische stromen die door de ruimte bewegen.
In een elektrisch universum treden draaiende sterrenstelsels, draaiende hemellichamen, draaiende planeten en sterren, om nog maar te zwijgen van meer alledaagse dingen als tornado's en cyclonen, op als logische gevolgen van Birkeland-stromen en de roterende elektromagnetische velden die deze veroorzaken.
Plasmakosmologie stelt voor dat de coma en de staart van een komeet ontstaan door een elektrische uitwisseling tussen de zon en een komeet. De coma is de Langmuir-sheath van de komeet. Het intense elektrische veld rond de komeet veroorzaakt massale ontladingen (vandaar de intense gloed). Deze ontladingen verschijnen ook als stralen die het oppervlak van de komeet eroderen en materie van de komeet wegslingeren. De staart bestaat uit deze geïoniseerde ejecta die samenhangend blijft, omdat het elektromagnetisch geleide Birkeland-stromen vormt. Reguliere wetenschappers komen aardig in de buurt van deze erkenning door de onverklaarbare helderheid van komeet Linear in 2000 een "charge exchange reaction" te noemen. Dat is bijna ketterij binnen de Einstein-cultus. De feiten willen dat, voordat Einstein op het toneel verscheen en de wetenschap ruïneerde, er al speculaties bestonden die leidden tot een begrip van de elektrische aard van het universum.
Aan het eind van de 19e eeuw publiceerde Scientific American (27 juli 1872, p. 57) bijvoorbeeld een artikel waarin stond dat professor Zollner uit Leipzig de "eigen helderheid" van kometen toeschreef aan "elektrische prikkelingen." Zollner stelde voor dat "de kernen van kometen, als massa's, onderhevig zijn aan zwaartekracht, terwijl de dampen die daaruit ontstaan, die uit zeer kleine deeltjes bestaan, onderhevig zijn aan de werking van de vrije elektriciteit van de zon..." Vervolgens schreef de uitgave van 11 augustus 1882 van English Mechanic and World of Science (pp. 516-7) over komeetstaarten: "...er lijkt onder natuurkundigen een snel groeiend besef te ontstaan, dat zowel het eigen licht van kometen als de verschijnselen van hun staarten tot de orde van elektrische verschijnselen behoren." In 1896 publiceerde Nature (nr. 1370, vol. 53, 30 jan. 1896, p. 306) een artikel waarin stond dat "men al lang dacht dat het fenomeen van de komeetstaarten op de een of andere manier te wijten was aan een elektrische afstoting van de zon, en recent natuurkundig onderzoek werpt extra licht op dit onderwerp."
Maar met de komst van Einstein viel de wetenschap in een echt zwart gat!
In de jaren 1960 stelde een ingenieur met de naam Ralph Juergens, die als technisch redacteur had gewerkt bij uitgeverij McGraw-Hill, voor dat de zon een positief geladen lichaam was in het centrum van een elektrisch systeem en dat de zon zelf het middelpunt vormde van een kosmische elektrische ontlading die de bron vormde van haar energie - dus niet volgens het oude principe E = MC2. Verschrikking der verschrikkingen! Godslastering!
Volgens de hypothese van Juergens bevindt een komeet zich het grootste deel van zijn tijd in de buitenste regionen van het zonnestelsel, waar het elektrische veld het meest negatief is. Volgens Juergens neemt de kern van de komeet van nature de negatieve lading van zijn omgeving over. Dit leidt tot elektrische spanningen op de komeet terwijl hij naar de zon toe valt. Juergens schrijft: "Er zal zich een bubbel van ruimtelading beginnen te vormen om het interplanetaire plasma af te schermen van het buitenaardse veld van de komeet. Terwijl de komeet naar de zon toe raast, neemt zijn bubbel de vorm aan van een lange staart die zich van de zon af uitstrekt..."
Juergens' model van de elektrische zon en van elektrisch ontladende kometen werd onmiddellijk overgenomen door Earl Milton, professor in de natuurkunde aan de Lethbridge University in Canada. In zijn toespraak op de jaarlijkse bijeenkomst van de Society of Interdisciplinary Studies in april 1980, gaf Milton een krachtige ondersteuning aan Juergens' hypothese: "Het komeetlichaam neemt de [elektrische lading] aan van de ruimte waarin het het grootste deel van zijn tijd heeft doorgebracht. Tijdens die zeldzame gebeurtenissen wanneer het de ruimte van het binnenste zonnestelsel binnenkomt, raakt het komeetlichaam uit evenwicht omdat het nu in een andere elektrische omgeving beweegt dan die waaraan het is aangepast. Er vindt dan een elektrische stroming plaats om de situatie te corrigeren. De bubbel die zich rond het komeetlichaam vormt, gloeit helder en neemt de karakteristieke vorm van de kop en staart van de komeet aan." (Goodspeed (2011), 'The Electric Comet: the Elephant in NASA's Living room?
Zoals komeetexperts weten, kunnen de kop en de staart enorm verschillende vormen aannemen, iets wat onverklaarbaar is volgens de gangbare komeettheorieën, maar volkomen normaal is volgens de dynamica van elektrische kometen. Deze verschillen werden eveneens door de Chinezen geregistreerd:
De zon is dus geen gesloten systeem dat op een dag zonder brandstof kan komen te zitten. Het lijkt erop dat de zon zijn energie krijgt van een elektrische stroming die door het sterrenstelsel loopt. Zolang de stroom blijft stromen, zal de zon blijven draaien. Als de zon echter rustiger wordt, kan dat betekenen dat hij zich op de een of andere manier efficiënter ontlaadt. We hebben het hier niet over een gebruikelijke ontlading binnen de heliosfeer zoals die door kometen wordt veroorzaakt en die de zonneactiviteit doet toenemen. Komeetactiviteit lijkt de afgelopen jaren te zijn toegenomen, waardoor volgens de dynamica van elektrische kometen de activiteit van de zon zou moeten toenemen. Maar dit is niet het geval. Een scenario zou kunnen zijn dat de zon wordt 'geground,' mogelijk door een enorme tegengesteld geladen ster, d.w.z. een bruine dwerg. Als een begeleidende ster ons zonnestelsel nadert, zou deze verantwoordelijk kunnen zijn voor zowel de toegenomen meteooractiviteit (omdat deze asteroïden uit de Oortwolk in de richting van ons zonnestelsel voortstuwde), als voor de verminderde zonneactiviteit ('grounding'). Vergeet niet dat zonneactiviteit een van de belangrijkste fenomenen is die de vernietiging van inkomende asteroïdenlichamen mogelijk maakt door er intense elektrische velden op uit te oefenen. Op deze manier zou zo'n begeleidende ster een grote bedreiging kunnen vormen voor het leven op aarde, zowel door kometen op de aarde af te sturen, als door uitschakeling van het 'beschermingssysteem' (verhoogde zonneactiviteit als reactie op indringers) tegen de dreiging van komeetinslagen.
Zoals eerder opgemerkt, voerden Anthony L. Peratt en zijn collega's van Los Alamos Research Laboratories plasma-experimenten uit en ontdekten dat krachtige plasmaontladingen verbazingwekkende vormen aannemen, waaronder mensachtige figuren, mensen met vogelkoppen, ringen, donuts, kronkelende slangen enzovoort. Toevallig werden dit soort vormen door voorouderlijke mensen over de hele wereld vastgelegd, vooral door middel van rotstekeningen die bekend staan als petrogliefen. Hij schrijft:
De ontdekking dat voorwerpen uit het Neolithicum of de vroege Bronstijd patronen vertonen die geassocieerd worden met z-pinches met een hoge stroomsterkte, biedt een mogelijk inzicht in de oorsprong en betekenis van deze oude symbolen die door de mens werden voortgebracht. ...
De ontdekking dat de basismorfologieën van rotstekeningen dezelfde zijn als die welke werden vastgelegd in ontladingen met een extreem hoge energiedichtheid, heeft de weg geopend naar het ontrafelen van de oorsprong van deze ogenschijnlijk grove, verkeerd getekende en wirwar van afbeeldingen die in ontelbare aantallen over de hele aardbol worden aangetroffen. Deze oude patronen, opgesteld in heteromac-stijl, zouden hoog-energetische fenomenen kunnen nabootsen en repliceren die zouden kunnen worden vastgelegd op een niet-uitwisbaar plasmascherm. Veel petrogliefen die blijkbaar duizenden jaren geleden werden vastgelegd, hebben een tegenhanger van plasmaontlading of een tegenhanger van instabiliteit, sommige op basis van één-op-één of overlapping. Wat nog opvallender is, is dat de afbeeldingen die op rotsen werden vastgelegd de enige afbeeldingen zijn die bij experimenten met extreme energiedichtheid werden waargenomen; er worden geen andere morfologieën of patronen waargenomen.(Peratt (2003), 'Characteristics for the Occurrence of a High-Current, Z-Pinch aurora) as recorded in Antiquity.')
Plasmaverschijnselen kunnen rotsen verhitten en versmelten, dingen verbranden die anders niet zouden branden, ijskappen doen smelten, aardbevingen en vulkaanuitbarstingen veroorzaken, ondiepe watermassa's doen verdampen en enorme stortregens teweegbrengen. Bovendien kan de straling van het plasma zeer waarschijnlijk genen in levende wezens, waaronder mensen, aantasten. Kortom, plasma-interacties tussen de aarde en kometen kunnen chaos veroorzaken. Als ze dergelijke verschijnselen zouden waarnemen, zouden mensen doodsbang worden en zeker denken dat er machtige en vernietigende levende wezens, dat wil zeggen 'goden,' in hun buurt zouden zijn. Tijdens zulke perioden zouden ze mogelijk hun toevlucht zoeken tot grotten en ondergrondse schuilplaatsen en zouden ze steden bouwen, schuilplaatsen uit massief gesteente houwen, enzovoort. Bewijs voor dit alles is te vinden in de archeologische gegevens.
Robert Schoch, de geofysicus aan de Universiteit van Boston die een controverse veroorzaakte door erop te wijzen dat de sfinx duizenden jaren ouder moet zijn dan de reguliere archeologen beweren vanwege de aanwezigheid van extreme waterverwering aan zijn buitenkant, denkt dat de plasmagebeurtenissen die de Ouden in hun rotskunst vastlegden te wijten waren aan extreme activiteit van de zon. Maar, zoals we verderop zullen zien aan de hand van de feitelijke schriftelijke bewijzen, is het beter om kometen te beschouwen als elektrisch geladen lichamen en rekening te houden met de hypothese van de reuzenkomeet van Clube en Napier. Ik sluit de mogelijkheid niet uit dat de zon op verschillende momenten in de geschiedenis zeker een aantal angstaanjagende plasmaverschijnselen heeft voortgebracht, maar ik denk dat de meest complete verklaring die alle gegevens omvat toch die is van de reuzenkomeet met een volledige elektrische lading die in wisselwerking staat met het elektromagnetische veld van de aarde, inclusief bijzonder angstaanjagende beelden van fragmenten die de aardatmosfeer binnendringen. Een reuzenkomeet zou ook een wisselwerking kunnen hebben met de andere planeten in het zonnestelsel, waarbij deze bijvoorbeeld het water en het leven van Mars zou kunnen vernietigen, elektrische potentialen zou kunnen uitwisselen en afschuwelijke littekens op die planeet zou kunnen achterlaten, een wisselwerking met Venus kunnen hebben en wel op zo'n manier, dat Venus de lading van de reuzenkomeet zou kunnen verwijderen, waardoor Venus' eigen elektrochemische samenstelling veranderd zou kunnen worden, enzovoorts.
Zoals hierboven vermeld, hebben Clube en Napier de banen van kometenstromen terugberekend en ontdekt dat 9.500 jaar geleden twee grote stromen zich in identieke banen bevonden, dat wil zeggen dat ze één enkel lichaam geweest moeten zijn. Komeet Oljato, een van de hemellichamen in kwestie, bevindt zich in een baan die hem rond 3000-3500 v. Chr. enkele honderden jaren in het baanvlak van de aarde zou hebben gebracht. Tegelijkertijd zou komeet Encke ook een dramatische aanwezigheid aan de hemel zijn geweest. Volgens berekeningen zou de huidige noordelijke Tauriden-meteorenzwerm ongeveer duizend jaar geleden van komeet Encke zijn losgebroken, wat overeenkomt met het bewijs van Mike Baillie's boomringen en ijskernen en hetgeen werd vastgelegd in de Chinese archieven. Kortom, het terugberekenen van de banen van meteoorstromen en asteroïden onthult op astronomische en wetenschappelijke wijze wat zich in verschillende perioden van de geschiedenis van onze huidige beschaving en voorgaande beschavingen aan de hemel moet hebben afgespeeld. Het optellen van de aantallen kometen en asteroïden in kwestie, tezamen met de schattingen van de verschillende verbonden stofwolken en stromen, geeft aan dat onze meest recente gigantische bezoeker, die de Ouden als Saturnus (niet de planeet) kenden, inderdaad een monster was. Er kwam een hele familie monsters uit voort, terwijl sommige voortbrengselen van de eerste splitsingen uigroeiden tot volwaardige monsters, elk met hun eigen familie van goden.
Ondanks het feit dat het in de lucht een stuk rustiger is geworden, is het waarschijnlijk dat er nog steeds honderdduizenden lichamen zijn die in staat zijn om Toengoeska-achtige explosies van vele megatonnen op aarde te veroorzaken en die rond de aarde draaien in de stromingen die de gigantische voorvader van de komeet heeft achtergelaten. Clube en Napier schrijven:
Astronomen, en wetenschappers in het algemeen, beschouwen zichzelf graag als tolerante beoordeelaars die zich zeer gemakkelijk aanpassen aan nieuwe ontdekkingen. Het bewijs toont in dit geval echter meestal het tegenovergestelde. Daarom valt te verwachten dat in sommige kringen de gegevens die nu voortkomen uit de Tauriden-meteorenstroom genegeerd zullen worden in de hoop dat er iets geruststellends zal opduiken. Hoewel dit een aloude wetenschappelijke truc is om met tegenstrijdige nieuwe feiten om te gaan, kleeft er in dit geval een morele dimensie aan: deze zwerm heeft tanden. (Clube en Napier (1990), p. 154.)
De oude religies van de prehistorische mens hadden onmiskenbaar een polytheïstisch en astronomisch karakter. Dit roept vragen op over de fundamentele aard van de goden die werden aanbeden. Als kometen tot de belangrijkste goden werden gerekend, zouden hun grillige bewegingen en veranderlijke verschijning wel eens aanleiding kunnen zijn geweest voor een gemakkelijke acceptatie van het wispelturige karakter van de antieke goden. ... Veel Griekse en Romeinse filosofen waren er onder andere erg op gebrand om kometen in materialistische termen te verklaren en ze van alle bovennatuurlijke kwaliteiten te ontdoen. Omdat de koppen en staarten van kometen vaak een menselijke of dierlijke vorm leken aan te nemen, leek het doel te zijn geweest om te bewijzen dat dit illusies waren die door volkomen natuurlijke oorzaken waren ontstaan. ... In de praktijk was het geloof in de goden echter zo diep geworteld dat de argumenten alleen maar lijken te hebben gediend om te overtuigen dat de goden onzichtbaar waren [aan de hemel]... De opkomst van het materialisme in de klassieke tijd ging gepaard met het heengaan van enkele zeer belangrijke prehistorische goden die kometen aan de hemel waren. Veel van de mythologische legenden kunnen dus geïnterpreteerd worden als sterk verfraaide verslagen van de evolutie van één, of misschien enkele, zeer grote kometen tijdens de laatste 2000 jaar van de prehistorie. (Clube en Napier (1982), p. 157)In de Neolithische en vroeghistorische tijd moet er een reeks kometen met het blote oog langs de dierenriem hebben bewogen, net zoals de planeten dat doen. Op elk moment waren er waarschijnlijk maar een paar echt grote en dominante lichamen, 'kinderen' van de monsterlijke voorvader. Sommige van die 'kinderen' kwamen naar de aarde en richtten verwoestingen aan of voerden 'onderlinge oorlogen,' wat eindeloze angstaanjagende spektakels opleverde. De komeetkernen zouden veel helderder zijn geweest dan Venus, zelfs op een 'veilige' afstand. Heftige meteorenstormen moeten aan de orde van de dag zijn geweest, waarbij vele vuurbollen in de atmosfeer explodeerden: de ware bliksemschichten van de goden. En de elektrische spektakels moeten ontzagwekkend zijn geweest, zowel tussen de kometen onderling, als tussen de kometen en de aarde, of tussen de kometen en andere planeten in het zonnestelsel. Zoals ik al opmerkte, is de reusachtige voorvader waarschijnlijk verantwoordelijk voor de vernietiging en de littekens van Mars en het laden van de atmosfeer van Venus, hoewel zich dat heel vroeg in zijn carrière moet hebben afgespeeld.
In de bovenstaande afbeelding zien we verschillende punten van belangrijke kruisingen tussen de baan van komeet Encke en het vlak van de baan van de aarde. Deze data komen bij benadering overeen met de wetenschappelijke gegevens die van de aarde zelf afkomstig zijn. De oude tradities van het 'einde van de Wereld', (ja, vele 'werelden' vonden in de loop der geschiedenis hun einde), de Egyptische tussenperioden, de ineenstorting van het Bronzen tijdperk, het einde van het Romeinse Rijk, en nog veel meer, moeten alle opnieuw worden bekeken met inbegrip van de wetenschappelijke gegevens die gebaseerd zijn op astronomische waarnemingen en het terugrekenen van de aldus verkregen gegevens.
Uiteraard begonnen de kometen na verloop van tijd hun lading, hun gassen en hun staarten te verliezen en verdwenen uit beeld, zodat alleen de voorspelbare, jaarlijkse meteoorzwermen overbleven. De goden die ooit hemelse bliksemschichten afvuurden en af en toe boos werden op de mensen en "de hele wereld vernietigden," beleefden hun eigen ondergang, de Götterdämmerung, hoewel we vermoeden dat hun 'dode lichamen' nog steeds rondwaren, zwartgeblakerd door het vuur - onzichtbaar, zogezegd - maar nog steeds dodelijk.
In de vroegste tijden kwamen de hemelse catastrofes uit het sterrenbeeld Ram, maar door de evolutie van de banen verschoven ze geleidelijk naar Stier. De piramideteksten, de vroegere hemelse godsdienst die nog ouder was dan de farao's, stonden de aanbidding voor van een god die het leven, de regen en het 'hemelse vuur' schonk. De verering van de hemelgod overheerst zowel bij de noordelijke Indo-Europeanen, als bij de zuidelijke Semitische volkeren al vanaf de allervroegste tijden. En zelfs in de vroegste tijden bestond de hemelgod niet alleen: hij baarde en bracht een heel pantheon van mindere goden en halfgoden voort.
Heel wat alternatieve onderzoekers hebben beweerd dat de planeten van ons zonnestelsel uit hun banen bewegen en met elkaar interageren op intense en angstaanjagende manieren, inclusief het uitwisselen van 'bliksemschichten,' enzovoort. Het lijkt erop dat de reden voor deze interpretatie te wijten is aan de verwarring over de namen van de goden die later aan planeten werden gegeven die eerder werden geassocieerd met een bepaalde komeetgebeurtenis. Ik denk niet dat deze mensen echt rekening houden met de mechanica van wat ze voorstellen, die in feite onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk is. We moeten op zoek naar een dieper begrip en hier maakt de theorie van Clube en Napier van een reuzenkomeet - of meer dan één - en het onderzoek dat ze hebben uitgevoerd naar de oude banen en teksten, het plaatje compleet.
Zoals we verderop zullen bespreken, verschoof het kosmologische denken in de 4e eeuw v. Chr. aanzienlijk met de opkomst van het nieuwe Griekse rationalisme. Dit kon alleen maar plaatsvinden als de 'goden' die de aarde duizenden jaren lang hadden geterroriseerd, geleidelijk in omvang, aantal en verschijningsfrequentie begonnen af te nemen; om zich te verspreiden en te verdelen in langere banen. Hier ontdekken we dat de studie van de planetaire beweging ontstond als een 'verklaring' voor waar de vroegere, onwetende, irrationele volkeren het feitelijk over hadden toen ze spraken over 'goden aan de hemel.' Pas na die tijd kregen de planeten de namen van bekende goden, namen die eerder toebehoorden aan de reuzenkometen en hun nakomelingen. Tegelijkertijd werden aan de planeten enkele komeetachtige eigenschappen toegekend, wat nergens op slaat tenzij de namen oorspronkelijk aan kometen waren verbonden. Al in de 9e eeuw beschreef de astroloog Kitab al-Mughni uit Bagdad, Jupiter als 'baard' en Mars als 'lamp,' Mercurius als 'speer' en Venus als 'ruiter.' Deze benamingen werden altijd al gebruikt om kometen te beschrijven. ( Ook denken we aan de 'lamp' die betrokken was bij het verbondsoffer van Abraham, om nog maar te zwijgen van brandende struiken, zuilen van vuur en wolken, enz.)
De gedachte dat de planeten in hun verre, vredige banen überhaupt belangrijk waren, was te danken aan het werk van Plato en Eudoxus. Een verklaring van stabiele, cirkelvormige, geometrische en eenvoudige banen werd door hen uitgewerkt, hoewel Plato in de Timaeus enigszins rekening hield met het oude wereldbeeld en de gebeurtenissen daarin. Toen kwam Plato's leerling Aristoteles met zijn radicale kosmologie die alles dat niet 'hier en nu' evident was, uitbande. Vleugjes Einstein en het moderne wetenschappelijke dogma, zonder twijfel! De komeetgoden werden gereduceerd tot verre volksherinneringen van aardse helden, terwijl het gevoel dat het 'daar en toen' heel anders was, volledig werd onderdrukt; hier zat ongetwijfeld een politiek motief achter.
De kosmologie van Aristoteles, met de nadruk op de perfecte, planetaire 'sferen,' verrees en domineerde religie en de academische wereld, een toestand die min of meer tot op de dag van vandaag voortduurt - ondanks Toengoeska en alle andere bewijzen.
Naarmate de hemelgoden vervaagden, werden de mythen over hen steeds minder begrijpelijk. De verhalen gingen duidelijk over hemelse wezens, maar het was moeilijk om ze te identificeren. De enige schijnbaar bewegende lichamen in het zonnestelsel waren de planeten en af en toe een komeet, en het was duidelijk dat de planeten te weinig in aantal en te eenvoudig in hun bewegingen waren om de wilde verhalen uit de hemelse mythen te ondersteunen. Dus, tezamen met de overdracht van de namen van een aantal van de belangrijkste kometen naar de planeten, werden de namen van veel van de andere goden toegewezen aan oude helden, stichters van steden, enzovoort.
Het lijkt erop dat Aristoteles (en anderen, zoals we verderop zullen zien) zich bezighield met het sussen van de angsten en het uitroeien van het bijgeloof van de gemiddelde mens. Hij deed dat uitstekend en wij hebben heel lang geleden onder de gevolgen en wellicht zullen we nog langer lijden.
Merk in de bovenstaande tabel op dat in de tijd van Plato de naam 'ster van _____' nog werd gebruikt. Deze benaming 'ster van...' was een directe verwijzing naar de stralende aard van de kometen die deze namen hadden opgeroepen. Maar rond 200 v. Chr. was de term 'ster van' verdwenen en rond 100 v. Chr. herinnerde waarschijnlijk niemand zich meer dat de namen ooit aan kometen hadden toebehoord.
(Ik sla hier de volgende paar hoofdstukken van het boek, waarin ik het bewijs presenteer dat de namen van deze Babylonische 'goden' oorspronkelijk namen van kometen/komeetfragmenten waren, over).
Het komt hier op neer: de 'harde' wetenschappen moeten het laatste woord hebben over wat er zich in astronomische termen precies heeft afgespeeld en dat is waarin Clube, Napier, Baille, Hoyle en enkele anderen hebben voorzien.
Ik zal nu proberen zo snel mogelijk over te gaan tot de bespreking van de Griekse filosofen. Tot gauw!
Naar Deel 2
Zie: https://ark-jadczyk.blogspot.com/2023/07/the-cosmic-context-of-greek-philosophy.html
Reacties van Lezers
voor onze Nieuwsbrief