kloof rijk arm
Interessant, zeg. De kloof tussen arm en rijk is toch niet zo groot als we dachten
De inkomensverdeling in Nederland is relatief gelijk en stabiel, maar bij de vermogens blijft de kloof tussen arm en rijk groot. De top van Nederland zag zijn private vermogen vorig jaar met 23 miljard euro groeien, waardoor deze rijkste 1 procent samen inmiddels 28,8 procent van al het Nederlandse vermogen bezit. Nu de huizenmarkt herstelt, is de vermogenskloof wel op 'relatief hoog niveau' aan het stabiliseren.
Dat blijkt uit de meest recente voorlopige gegevens over de hoogste vermogens, die de Volkskrant bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft opgevraagd en geanalyseerd op basis van de methode-Piketty. De Franse topeconoom Thomas Piketty kijkt in zijn befaamde boek nadrukkelijk naar de ontwikkeling van de vermogens van deze rijkste groep. Over het meten van vermogensongelijkheid is al tijden een wetenschappelijk debat gaande.

Begin 2013 bezaten de rijkste 75 duizend Nederlanders volgens de definitieve cijfers 27,6 procent van het private vermogen: aandelen, bank- en spaarrekeningen, huizen en andere bezittingen. De middengroepen hebben weinig privaat vermogen, en de onderkant kampt met schulden.

Ander maatstaf

Als je een andere maatstaf gebruikt dan die van Piketty - een meer technische - is er in 2014 geen toename meer van vermogensongelijkheid, maar van een stabilisatie op een hoog niveau, zegt hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen van het CBS. Volgens hem is sprake van 'een relatief grote ongelijkheid in vermogen'. Maar er kwam vorig jaar na vier jaar wel een einde aan de stijging van deze kloof, omdat de gedaalde huizenprijzen stabiliseerden.

Bij de berekeningen zijn de pensioenen buiten beschouwing gelaten. Het CBS doet dat omdat mensen nu niet bij hun pensioen kunnen, het is geen 'vrij' vermogen. Worden de meer dan 1.000 miljard euro voor de oude dag wel meegerekend, dan is de vermogenskloof veel kleiner, hoewel nog steeds veel groter dan de inkomensverschillen. Volgens critici moeten de pensioenen voor een goede vergelijking meetellen.

Exclusief die pensioenen steeg het vermogen van de rijkste 0,1 procent vorig jaar ook verder, tot 11,5 procent. Dat betekent dat de rijkste 7.500 huishoudens van Nederland met 129 miljard euro meer dan eentiende bezitten van de 1.085 miljard euro aan privaat vermogen.

Volgens de Utrechtse hoogleraar Bas van Bavel, die onder meer voor de WRR onderzoek deed, zagen de middengroepen ondanks de aantrekkende huizenprijzen hun vermogen nog niet groeien. De eigen woning is voor 'gewone' huishoudens veruit het belangrijkste bezit. Aan de onderkant zit nog steeds een groep van meer dan 10 procent die meer schulden heeft dan bezittingen. Van Bavel noemt de grote vermogensongelijkheid 'een van de grootste bedreigingen voor de veerkracht van de samenleving en voor de toekomstige verdienkracht van de economie'.


Gedaalde huizenprijzen

Volgens het CBS zit de groei van de vermogenskloof in de gedaalde huizenprijzen. Bijna zes op de tien huishoudens hebben een eigen huis dat tijdens de crisis minder waard werd. Vermogende huishoudens hadden daar relatief minder last van, omdat ze ook spaargeld en aandelen hebben. Omdat de huizenprijzen vorig jaar stabiliseerden, kwam er volgens het CBS ook een eind aan de toename van de vermogensongelijkheid. Het CBS kijkt daarbij niet naar de vermogens van de top en de onderkant, maar beoordeelt hoe alle Nederlandse vermogens zich ontwikkelen. Daarvoor gebruiken ze de 'ginicoëfficient' en die is in 2014 na vier jaar stijging niet meer verder gestegen.

In hoeverre (vermogens)ongelijkheid schadelijk is voor de economie, is onderwerp van fel debat. Het kabinet heeft inmiddels besloten de hogere vermogens na 2017 zwaarder te belasten. Volgens Van Bavel bieden die plannen onvoldoende soelaas. Nieuwe cijfers over de belastingdruk in Nederland laten zien dat de belastingen op arbeid en consumptie verder zijn toegenomen, en die op vermogens en vermogenswinst verder gedaald.