vulkaan
Figuur 1: Vulkaanuitbarsting verspreidt as in de atmosfeer.
Een onderzoek van de Universiteit van Cambridge, dat op 13 juni 2023 werd gepubliceerd, komt tot de verbazingwekkende conclusie dat alle huidige klimaatmodellen aanzienlijk moeten worden bijgewerkt, omdat ze geen rekening houden met de effecten van vulkanische activiteit op het klimaat.

De onderzoekers stellen dat het effect van vulkanisme op ons klimaat vier keer zo groot is als eerder werd aangenomen.

De conclusies van dit onderzoek bevestigen dat de uitgangspunten van de plaat-klimatologie-theorie, die op 7 oktober 2014 voor het publiek werd vrijgegeven, correct zijn.

De conclusie van het Cambridge-onderzoek luidt als volgt:
"Klimaatprojecties zijn de simulaties van het klimaat op aarde in de toekomst met behulp van complexe klimaatmodellen. Standaard klimaatprojecties, zoals beschreven in het zesde evaluatierapport van het Intergouvernementele Panel voor Klimaatverandering (IPCC), gaan ervan uit dat de explosieve vulkanische activiteit in de periode 2015-2100 van hetzelfde niveau is als in de periode 1850-2014. Met behulp van de meest recente ijskern- en satellietgegevens blijkt dat explosieve uitbarstingen in de periode 2015-2100 meer zwaveldioxide in de bovenste atmosfeer kunnen uitstoten dan standaard klimaatprojecties. Onze simulaties met klimaatmodellen laten zien dat de invloed van vulkaanuitbarstingen op het klimaat, waaronder de temperatuur van het aardoppervlak, het zeeniveau en de omvang van het zeeijs, wordt onderschat, omdat de huidige klimaatprojecties niet volledig rekening houden met de terugkerende frequentie van vulkaanuitbarstingen. We stellen ook vast dat uitbarstingen van kleine omvang vaak voorkomen en een aanzienlijk effect kunnen hebben op het toekomstige klimaat." (Zie Hier).
Als het effect van vulkanische activiteit het klimaat op aarde aanzienlijk heeft veranderd, zoals blijkt uit de Cambridge-studie, waarom hebben alle eerdere onderzoekers het effect van deze activiteit dan niet onderkend? Drie redenen kunnen een rol hebben gespeeld bij dit falen. Deze zijn: Afgelegen Ligging, Interpretatiebias en Gebrek aan Monitoring.

Afgelegen Ligging

stille oceaan
© Google Earth and some labeling by J. KamisFiguur 2: De hoogtekaart van de Stille Oceaan beslaat 165.760.000 vierkante kilometer en heeft een gemiddelde diepte van 4.267,2 meter.
Oceanen bedekken 71% van het aardoppervlak en hebben een gemiddelde diepte van 4.267,2 meter (figuur 2). Poolijskappen bedekken 9% en hebben een gemiddelde dikte van 1.889,76 meter. Zeeijs bedekt 5% van het aardoppervlak. 85% van onze planeet ligt dus afgelegen.

In het verleden werd de bathymetrie (hoogte) van de oceaanbodem in kaart gebracht met behulp van geluidsgolven, satellieten en loodlijnmethoden. De meeste van deze karteringen hebben echter een lage tot gemiddelde resolutie. De hoogte van de oceaan wordt gebruikt om breukruggen, vulkanen en hydrothermale ventilatieopeningen te identificeren. Het is moeilijk om het aantal van dit soort geologische verschijnselen op de oceaanbodem te herkennen en te tellen met behulp van kaarten van de oceaanbodem met lage resolutie, waardoor veel van deze verschijnselen vrijwel onzichtbaar zijn.

In 2017 lanceerde de Nippon Foundation het GEBCO Seabed Project, dat als doel heeft om 100% van de oceanen op aarde nauwkeurig in kaart te brengen. Het onderstaande fragment beschrijft de doelen en de voortgang van dit project. Van de BBC:

We zijn net een beetje minder onwetend geworden over de planeet aarde.

Het initiatief, dat een volledige kaart van de oceaanbodem wil samenstellen, zegt dat een vijfde van deze taak nu is volbracht.

Toen het Nippon Foundation-GEBCO Seabed 2030 Project in 2017 van start ging, was slechts 6% van de wereldwijde oceaanbodem volgens zogenaamde moderne standaarden in kaart gebracht.

Dat cijfer staat nu op 19%, terwijl dat vorig jaar nog 15% was.

Zo'n 14,5 miljoen vierkante kilometer nieuwe bathymetrische (diepte)gegevens werden in 2019 opgenomen in het GEBCO-grid - een gebied dat overeenkomt met bijna twee keer de oppervlakte van Australië

Toch moet er nog een groot deel van de planeet in aanvaardbare mate in kaart worden gebracht.

Een voorbeeld van een hoogtekaart van de oceaanbodem met hoge resolutie, afkomstig van het Foundation-karteringsproject, wordt getoond in Figuur 3.

Antarctica
© NOAA and labeling and drawings by J. KamisFiguur 3: Een driedimensionale afbeelding met hoge resolutie van een oceaanbodemgebied voor de oostkust van Antarctica.
Twee onderzoeken laten zien hoe de hoogtekartering van de oceaanbodem met een hogere resolutie ons het juiste aantal geologische verschijnselen laat zien. Deze onderzoeken werden uitgevoerd in het exacte gebied voor de kust van Californië. Het eerste onderzoek was van een eerdere datum.

Dit oudere onderzoek ontdekte naar schatting 47 hydrothermale ventilatieopeningen, voornamelijk gelegen in vijf complexen van velden met ventilatieopeningen. Het meer recente onderzoek, dat gebruik maakte van bathymetrische gegevens met een hogere resolutie, was in staat om in totaal 572 hydrothermale ventilatieopeningen te identificeren (citaat hieronder).

De wetenschappers gaven deze ventilatieopeningen fantasienamen zoals Mothra, Salty Dawg en Sasquatch. Ze ontdekten tevens dat deze regio niet alleen een enorm aantal hydrothermale ventilatieopeningen bevatte, maar dat sommige ook de hoogste hydrothermale ventilatieopeningen ter wereld waren. De hoogste van deze schoorstenen, "Godzilla," bereikte een hoogte van 45 meter voordat hij in 1995 omviel.

Deze hoogte weerspiegelt de omvang van de huidige of vroegere emissies van oververhitte en chemisch geladen emissies. Hogere en grotere ventilatieopeningen kunnen worden geïnterpreteerd als een emissie van grotere hoeveelheden vloeistof of als een indicatie dat de emissie langer duurde. Ik denk dat dit voorbeeld aantoont, dat het effect van alle emissies van de oceaanbodem door geologische verschijnselen, die uiteindelijk in de atmosfeer terechtkomen, niet goed wordt meegenomen in klimaatcomputermodellen.

Interpretatiebias

Wetenschappers hebben jarenlang trends in het klimaat en klimaatgerelateerde gebeurtenissen op geforceerde wijze in een atmosferische context geplaatst, door erop te hameren dat de hoofdoorzaak van deze trends en gebeurtenissen verband houdt met atmosferische krachten.

Dit geforceerde proces is niet in overeenstemming met de juiste wetenschappelijke methodologie, omdat het de invloed op het klimaat van vele andere natuurlijke krachten negeert, vooral geologische krachten. Het geforceerd inpassen van alle gegevens, waarnemingen en trends in een atmosferische context wordt hier "interpretatiebias" genoemd. (Kamis 8-31-2015).

De theorie van continentale drift werd in 1912 geïntroduceerd door Alfred Wegener. Wegener stelde dat continenten lateraal over het aardoppervlak bewogen, dat hun vormen als een legpuzzel in elkaar pasten en dat recente onderzoeken aantoonden dat de beperkte verspreiding van specifieke fossielsoorten bestond op nu ver uit elkaar gelegen continenten.

Hij meende dat deze informatie bewees dat continenten uit elkaar dreven. De introductie van zijn theorie werd sterk verworpen door alle wetenschappers, vooral geologen, werd niet ondersteund door collegiaal getoetste studies, paste niet in de 100% bewezen theorie dat continenten op en neer dobberden, ook wel Isostasie genoemd, en werd extreem bekritiseerd door de pers die zijn theorie vervolgens censureerde.

Pas in de periode 1950-1977 realiseerden wetenschappers zich dat de theorie van Wegener juist was en moesten dat vervolgens toegeven. Onderzoekers verzamelden gegevens die bevestigden dat geologische krachten die geassocieerd werden met grote geologische verschijnselen zoals divergerende breukstelsels, deel uitmaakten van het proces dat continenten en grote segmenten van rotslagen op de oceaanbodem uit elkaar deed bewegen.

Sindsdien hebben geologen en geofysici ontdekt dat Mantelconvectiecellen de primaire energiebron vormen die continenten en grote oceaansegmenten zijdelings of onder elkaar verplaatsen met een snelheid van 2,54 tot 5,08 cm per jaar. Wetenschappers gebruikten deze verfijningen van Wegeners theorie om de naam van de theorie van continentale drift te veranderen in de theorie van de platentektoniek .

Onvoldoende monitoring

De belangrijkste reden waarom geologische krachten verborgen zijn gebleven, is onvoldoende monitoring. Om het effect van geologische krachten op onze oceanen, atmosfeer en klimaat goed te kunnen berekenen, is het nodig om het aantal meetapparaten die emissies van geologische kenmerken op de oceaanbodem en op het land meten, uit te breiden. Voor een adequate monitoring moeten de apparaten drie aspecten van geologische emissies registreren.

Frequentie

Geologen weten al vele jaren dat geologische verschijnselen zoals breuksegmenten, vulkanen, hydrothermale ventilatieopeningen, enz. onregelmatig aan- en uitschakelen. Om deze aan- en uitschakelingspatronen beter te begrijpen, is het noodzakelijk om historische en moderne gegevens te integreren.

De juiste integratie van deze twee datasets moet rekening houden met het feit dat ze op veel manieren verschillen, bijvoorbeeld wat betreft nauwkeurigheid, de tijdspanne tussen elk gegevenspunt en de hoeveelheid gegevens binnen elke set. Er is extra monitoring nodig van het huidige patroon van alle geologische verschijnselen.

Tijdsduur

De tijdsduur waarbinnen elk geologisch verschijnsel vloeistoffen (gas en visceus) uitstoot voordat het uitschakelt, vormt een belangrijke factor bij het bepalen van het totale uitgestoten volume. De duur van de uitstoot varieert sterk van verschijnsel tot verschijnsel.

Het komt vaak voor dat geologische veschijnselen zoals vulkanen duizenden jaren actief blijven en dan plotseling uitdoven. Omgekeerd worden sommige doodgewaande geologische verschijnselen plotseling zonder waarschuwing actief.

Ik erken dat het extreem moeilijk is om de exacte tijdsduur van alle soorten geologische verschijnselen vast te stellen. Maar extra gegevens die verkregen worden door intensievere monitoring, zullen schattingen van de tijdsduur helpen verbeteren.

Volume

Wetenschappers hebben bewezen dat de uitstoot van grote vulkaanuitbarstingen op het land of in de oceaan onmiddellijke en langdurige effecten hebben op ons klimaat. Tot voor kort namen wetenschappers echter aan dat emissies van kleine vulkaanuitbarstingen op land of in de oceaan geen dan wel weinig gevolgen opleverden voor ons klimaat.

Deze veronderstelling is onjuist gebleken. De Cambridge-studie concludeerde dat de cumulatieve hoeveelheid emissies van kleine en middelgrote terrestrische en oceanische vulkaanuitbarstingen een aanzienlijk effect hebben op het klimaat.

Samenvatting

De conclusies van het Cambridge-onderzoek vereisen het bijstellen van alle huidige klimaatmodellen, omdat daarin het significante en onderschatte effect van vulkanisme op het klimaat niet wordt meegenomen.

Nog belangrijker is dat het Cambridge-onderzoek aantoont dat geologische activiteit, zowel lokaal als wereldwijd, ervoor zorgt dat verhitte en chemisch geladen vloeistoffen van verschillende soorten geologische verschijnselen vrijkomen in de atmosfeer van de aarde. Deze emissies hebben in het verleden en tot op de dag van vandaag het klimaat en klimaatgerelateerde gebeurtenissen beïnvloed en in veel gevallen volledig gecontroleerd, volgens de plaat-klimatologie-theorie.
James Edward Kamis is een gepensioneerd geoloog met tweeënveertig jaar ervaring. Hij heeft een Bachelor of Science in geologie van de Northern Illinois University en een Master of Science in geologie van de Idaho State University. Meer dan zesenveertig jaar onderzoek hebben hem ervan overtuigd, dat geologische krachten het klimaat en klimaatgerelateerde gebeurtenissen aanzienlijk beïnvloeden, of in sommige gevallen volledig beheersen, zoals blijkt uit zijn plaat-klimatologie-theorie en nieuwste boek.
Zie: https://climatechangedispatch.com/new-study-all-computer-models-have-underestimated-volcanisms-effect-on-climate/