Propaganda is niet hetzelfde als vroeger. Het is iets dat nog veel erger is. Deels vanwege de doeltreffendheid waarmee het ons raakt, hebben we geen enkel idee wanneer we ermee te maken hebben, noch wat het met ons doet.

stay home
Dit betoog is een aanpassing aan de huidige omstandigheden van een hoofdstuk uit mijn boek Give Us Back the Bad Roads uit 2018 (Currach Press), met de titel 'Engineering Consent'.
Hetzelfde syndroom duikt telkens op in allerlei signalen die ik om me heen waarneem: mensen die op straat liever onder de bus springen dan gewoon dicht langs elkaar heen te lopen; een journalist die ik ooit op zijn minst vaag intelligent vond schrijft nu over 'gevallen' onder de schijnbare indruk dat de PCR-testen exact doen wat er op het etiketje Covid staat; een politieke beweging die geacht wordt pro-vrijheid te zijn en een snellere uitrol van vaccins eist; een half dozijn politieagenten die op een vrouw gaan zitten en elkaar helpen om haar in de boeien te slaan omdat ze zich op meer dan vijf kilometer van haar huis bevindt en niemand die ook maar een kik geeft. Signalen van wat? Signalen van medeplichtigheid aan een terreur die alle verstand te boven gaat. Signalen van het uit handen hebben gegeven van de keuze om er een eigen mening op na te houden. Signalen van een overgave aan het onoverkomelijke, het onvermijdelijke. Signalen van het ommuurd zijn door leugens.

Er is iets dat wij niet vatten, iets dat te maken heeft met de geest van de algemene mens.

Het is niet voldoende om over 'propaganda' te spreken. Het woord, gebruikt door ons beperkte begrip van haar betekenis, is ontoereikend om zelfs maar in de verste verte te begrijpen waar we ons thans bevinden. En er aldus in deze tijd op dergelijke wijze over te spreken is hetzelfde als op het dek van de Ark van Noach staan en het weer te bespreken.

Onlangs stuurde iemand mij een link van een artikel met de kop 'Huishoudens beter af als gevolg van pandemie - Centrale Bank'. Dit artikel was volslagen krankzinnig, grenzeloos idioot, met de onvergetelijke zin: 'Door de massale werkloosheid van vorig jaar zijn de huishoudens beter af en door de overvloed aan spaargeld zijn we nog nooit zo rijk geweest'. Dit klinkt als propaganda, maar dat is het niet. Aangezien het de indruk wekt dat mensen hun tijd hebben verspild met het opstarten van bedrijven en 's morgens uit hun bed zijn gekomen om in hun levensonderhoud te voorzien, is het even relevant voor het werkelijke leven als een eunuch die zijn spaargeld berekent op wat hij uitspaart aan condooms. Het is simpelweg clownesk. Wie denkt dat dit propaganda is, begrijpt totaal niet wat propaganda is. Propaganda is alomtegenwoordig, verraderlijk, bedrieglijk, nietsontziend, vaak onzichtbaar en altijd manipulatief. Dit artikel op zichzelf beschouwd is slechts een onschuldig stukje stommiteit, dat over een paar jaar in het Boek der Bewijzen zal worden opgevoerd wanneer de ware omvang van de schade van de lockdown in het licht wordt toegelaten van nog donkerder dagen dan deze.

Propaganda roept bij de meeste mensen een beeld op van eenmalige of terugkerende boodschappen van misleidende beweringen, zoiets als het bewerken van informatie voor een enkelvoudig doel. Iemand leest misschien een verdraaid artikel en denkt het beestje te herkennen. Evenzo, een poster, een slogan, een TV reclame. Dit zijn allemaal instrumenten van propaganda, maar niet propaganda zelf. Zij behelzen niet het verschijnsel dat in de geschiedenis heeft bestaan, vooral de geschiedenis van de afgelopen eeuw en met name de geschiedenis van de drang van mensen naar winst en macht om de burger, in zijn hoedanigheid als lid van een kudde, te manipuleren, die, in het algemeen, geen mogelijkheid tot immuniteit bezit tegen dergelijke manipulatie. In werkelijkheid gaat het om het opwekken en beheersen van het gevoel van het publiek. Wie had bijvoorbeeld kunnen voorspellen dat de kleur geel, ooit geassocieerd met paaseieren, de kleur van terreur en onderdrukking zou kunnen worden? Antwoord: een hypnotiseur kon dat voorspellen, aangezien geel reeds lang door 'diepte manipulatoren' wordt erkend als een van de meest effectieve hypnotische kleuren.

Sinds veel langer nog was propaganda een essentieel element in het arsenaal van de moderne technocratische staat en van hen die door middel daarvan willen heersen. De peetvader van de moderne public relations, Edward Bernays, schreef in zijn boek Propaganda uit 1928 dat, zelfs als iedere burger tijd zou hebben om de gegevens met betrekking tot iedere vraag te onderzoeken, vrijwel niemand in staat zou zijn om tot weloverwogen conclusies te komen over wat dan ook. We hebben gewoonweg geen tijd noch toegang tot betrouwbare middelen van verificatie. Daarom hebben wij de neiging om dit onderzoek uit te besteden aan wat Bernays 'de onzichtbare regering' noemde, op wie wij vertrouwen om ons te vertellen wat dingen betekenen, welke dingen belangrijk zijn en welke opties wij kunnen overwegen. Voor het merendeel accepteren we de oordelen welke onze media en politieke elites ons aanreiken. Universele geletterdheid, zo herinnerde Bernays zich, zou deze omstandigheden moeten veranderen door iedere burger 'een verstand te geven dat geschikt is om mee te regeren'- de kerndoctrine van de democratie. 'Maar in plaats van verstand', merkte hij op, 'heeft universeel alfabetisme hem het vermogen verstrekt tot het haast routinematig geven van zijn fiat, versterkt door reclame slogans, redactionele artikelen, gepubliceerde wetenschappelijke gegevens, trivialiteiten van de roddelbladen en de clichés van de geschiedenis, maar zonder enige originele gedachte. Dit routinematig geven van zijn fiat wordt door miljoenen anderen gedupliceerd, zodat wanneer deze miljoenen worden blootgesteld aan dezelfde prikkels, zij allen dezelfde inprentingen krijgen.'

Er waren een aantal hoofdrolspelers in de ontwikkeling van propaganda en, daarvoor, de identificatie van de noodzakelijke onderliggende psychologieën en deze verschenen alle in de eerste helft van de vorige eeuw. De bekendste was Bernays, achterneef van Sigmund Freud, wiens ideeën hij aanpaste met het oog op manipulatie en motiverend onderzoek (MR), grotendeels ten behoeve van cliënten uit het bedrijfsleven. Een andere sleutelfiguur was Ernest Dichter, ook een in Wenen geboren psychoanalyticus, die in de jaren 1950 voorzitter was van het Instituut voor Motiverend Onderzoek en bekendheid verwierf als ingenieuze probleemoplosser voor slecht lopende reclamecampagnes. De belangrijkste figuur in het blootleggen van de diepe realiteit van propaganda was de Fransman Jacque Ellul, een filosoof en christen-anarchist, die misschien wel het beste overzicht van de discipline ontwikkelde in zijn boek uit 1965 Propagandas: The Formation of Men's Attitudes.

De technieken welke bekend zouden worden als 'diepte manipulatie' waren gebaseerd op een aantal belangrijke inzichten met betrekking tot de mens: dat mensen zich irrationeel en paradoxaal gedragen; dat zij liegen over hun beweegredenen, zowel tegen zichzelf als tegen anderen; dat hun belangrijkste prikkels emoties zijn, met name angst en schuldgevoel. In zijn boek uit 1957, The Hidden Persuaders, beschreef Vance Packard de ontdekking en benutting door de 'diepte' - industrie van wat 'onderliggende verlangens, behoeften en drijfveren' werden genoemd. Onder de belangrijkste onderliggende invloeden in het emotionele profiel van de meeste mensen vielen de drang naar conformiteit, de behoefte aan verbale prikkelingen en het verlangen naar veiligheid.

Bernays was de eerste die experimenteerde met de toepassing van psychoanalytische principes op het gebied van marketing door producten te koppelen aan emoties op een manier die inspeelde op de neiging van mensen om zich op onlogische manieren te gedragen. Geïntrigeerd door de idee van zijn oud-oom dat irrationele, groeps gebaseerde krachten het menselijk gedrag aansturen, wendde Bernays deze krachten aan om producten voor zijn klanten te verkopen. In Propaganda speculeerde hij, dat het mogelijk moest zijn om het gedrag van mensen te manipuleren zonder dat zij daarvan op de hoogte waren. Daarna bracht hij zijn theorieën in praktijk, eerst in opdracht van George Washington Hill, president van de American Tobacco Company, die het taboe wilde doorbreken dat tot het eind van de jaren twintig vrouwen ervan weerhield om in het openbaar een sigaret op te steken, aangezien er een sterk verband werd verondersteld tussen het rokende vrouwen en seksuele promiscuïteit. Hill, die het merk Lucky Strike van zijn bedrijf wilde promoten, raadpleegde Bernays, die op zijn beurt sprak met de toonaangevende New Yorkse psychoanalyticus en leerling van Freud, Dr. A.A. Brill, die sigaretten in principe beschouwde als fopspenen voor volwassenen, een teruggrijpen naar het zuigreflex van babies, maar bij Bernays een lichtje deed opgaan toen hij stelde dat sigaretten ook symbool stonden voor mannelijke macht. Bernays ontwikkelde een campagne welke erop gericht was vrouwen ervan te overtuigen dat roken in het openbaar hen in staat zou stellen een lans te breken voor seksuele gelijkheid. Vandaar Lucky Strike's 'Torches of Freedom' campagne, gelanceerd tijdens de New Yorkse Paas Parade op April Fools Day 1929. Bernays had een lijst met namen van vrouwelijke modellen gekregen van de redacteur van Vogue magazine en overtuigde genoeg van hen dat ze de zaak van gelijkheid konden bevorderen door sigaretten op te steken op Fifth Avenue. De parade werd een internationale sensatie en Bernays noemde zijn nieuw geteste techniek het 'uitdenken van instemming''. Deze zelfde Bernays 'ontdekte' ook, dat het 'knisperen en knetteren' van cornflakes-producten een cruciaal onderdeel uitmaakte van hun aantrekkingskracht, waarbij de ingebouwde knapperigheid een uitlaatklep vormde voor onbewuste agressie en andere opgekropte gevoelens.

Later ontwikkelde Ernest Dichter, die de omstreden bewering formuleerde, dat mannen cabriolets associeerden met jong zijn, vrijheid en een geheim verlangen naar een minnares, en dat aan vrouwen zeep kon worden verkocht als middel om hun zonden van zich af te wassen vóór een afspraakje, de idee verder om het onbewuste te gebruiken om mensen dingen te verkopen die ze niet nodig hadden. 'Je zult ervan versteld staan hoe vaak we onszelf misleiden,' schreef hij in zijn boek The Strategy of Desire uit 1960, 'ongeacht hoe slim we denken te zijn, wanneer we proberen uit te leggen waarom we ons gedragen zoals we doen.'

Dichter meende dat menselijke motivatie voor ongeveer een derde rationeel was en voor het overige beheerst werd door emotie. Hij noemde dit syndroom de 'ijsberg' en ontwikkelde de idee dat mensen kunnen worden overgehaald om dingen te kopen door hen onlogische associaties te laten maken welke door reclame worden ingegeven. Hij was een pionier op het gebied van marktonderzoekmethoden met focusgroepen, die hij met groot succes gebruikte voor cliënten als Procter & Gamble, Chrysler en DuPont. Hij was ook een van de eerste vroege uitvoerders van kwalitatief onderzoek waarbij langdurige diepte-interviews werden afgenomen, vergelijkbaar met therapiesessies. Om te begrijpen waarom mensen bepaalde dingen nou echt kochten, zo benadrukte hij, moest je op een dieper niveau met ze praten. 'Als je iemand lang genoeg laat praten', zei hij, 'kun je er door tussen de regels door te lezen achter komen wat hij echt bedoelt'. Dichter boorde de verlangens van mensen aan - meestal naar seks, veiligheid of prestige. Winkelen was voor hem een vorm van zelfexpressie. Hij begreep dat sommige mensen de voorkeur geven aan auto's die veilig aanvoelen, terwijl anderen hun stalen ros graag laten spreken van avontuur en jeugd. Hij verkocht meer schrijfmachines door voor te stellen de toetsenborden op dusdanige wijze te ontwerpen dat ze het vrouwelijk lichaam zouden verbeelden - 'ontvankelijker, met rondere vormen'. Hij ontdekte dat Amerikanen liever geld leenden van woekeraars tegen hogere rentetarieven dan van legitieme bankinstellingen, omdat ze bang waren beroordeeld te worden. Op basis van deze inzichten hielp hij banken bij het ontwikkelen van producten en boodschappen om dergelijke angsten te omzeilen. Hij was van mening dat mensen dingen kopen om andere dan alleen praktische redenen - als verlengstuk of weerspiegeling van hun persoonlijkheid bijvoorbeeld. Elk product, zo verklaarde hij, heeft een persoonlijkheid, en de juiste campagne zal dit communiceren naar mensen die zichzelf op een bepaalde manier zien. Hij maakte gebruik van neuroses en onvervulde verlangens en verdiende veel geld aan het inzicht dat oudere vrouwen graag taarten bakken als substituut voor het baren van kinderen. Via diepte-interviews leidde hij af dat het inzepen tijdens het baden een van de weinige gelegenheden was waarop de gemiddelde puriteinse Amerikaan van de jaren vijftig zich geoorloofd voelde om zichzelf te strelen. Het onderzoek toonde aan dat baden voor veel volwassenen een voorwendsel bleek voor auto-erotisch experimenteren, een ritueel dat zeldzame momenten van persoonlijke verwennerij opleverde, vooral voorafgaand aan een romantisch samenzijn.

Stelt u zich dit soort ideeën eens voor in het tijdperk van Big Data, wanneer de klanten van Dichters opvolgers toegang hebben tot nauwkeurig in kaart gebrachte overzichten van het menselijk verlangen op basis van werkelijk waargenomen gedrag.

Gewapend met dergelijke inzichten was het zelfs 70 jaar geleden al mogelijk om bijna alles te verkopen met de juiste slogan en beeldspraak. Het belangrijkste van propaganda, aldus Dichter, is dat het universeel en voortdurend is, waarbij dezelfde boodschap met verschillende middelen steeds weer opnieuw wordt overgebracht. Het doel is om de geest van een samenleving te 'drillen', net zoals men in het leger soldaten drilt. Propaganda is het meest effectief in handen van wat Bernays 'intelligente minderheden' noemde, waarmee hij geen minderheden in de hedendaagse zin van slachtoffergroepen bedoelde, maar intellectuele elites die de samenleving in bepaalde richtingen trachten te sturen. Bernays noemde deze intellectuele elites, zonder ironie, 'dictators'.

Bernays koppelde met betrekking tot reclame ook terug op het eerdere denken van de Franse filosoof Charles-Marie Gustave La Bon omtrent het vraagstuk van de 'groepsgeesten' - de idee dat de 'groepsgeest' een geheel andere tak van sport vertegenwoordigt dan onderzoek naar de individuele geest. Le Bon had in The Psychology of Crowds uiteengezet, dat een menigte een andere psychologie heeft dan een individu. Hij zag een menigte als de vorming van één enkel wezen, immer reagerend op onbewuste gedachten en zich conformerend aan wetten van mentale eenheid. Het bewustzijn dat het lidmaatschap van een menigte met zich meebrengt, zo stelde hij, kan de persoon transformeren door individuele leden in het bezit te stellen van 'een soort collectieve geest die hen doet voelen, denken en handelen op een heel andere manier dan die waarop elk individu zou voelen, denken en handelen indien die persoon in een staat van isolement zou verkeren'. In een psychologische menigte verdwijnt de individuele persoonlijkheid, de hersenactiviteit wordt vervangen door reflexactiviteit, hetgeen een verlaging van de intelligentie met zich meebrengt en welke een volledige transformatie van gevoelens teweegbrengt, die een verbetering of een verslechtering kunnen zijn ten opzichte van die van de leden van de menigte. Een menigte kan even gemakkelijk heldhaftig of misdadig worden, maar dat laatste is veel waarschijnlijker. 'De opkomst van de menigte', schreef Le Bon, 'wijst op de doodsstrijd van een beschaving'. De opwaartse klim naar beschaving is een intellectueel proces dat door individuen wordt aangedreven; de afdaling is een op hol geslagen kudde. Menigten zijn alleen nuttig voor vernietiging'.

Teneinde deze ideeën aan de markt aan te passen, werden ze door Bernays verder verfijnd en toegepast op reële situaties. Hoewel de groepsgeest niet 'denkt' in de normale zin van het woord, zo werkte hij uit, gedraagt deze zich toch alsof het een eigen intelligentie heeft. 'In plaats van gedachten', schreef hij, 'heeft het impulsen, gewoonten en emoties. Bij het nemen van een beslissing is de eerste impuls het voorbeeld van een vertrouwde leider te volgen. . . Maar wanneer het voorbeeld van de leider niet voorhanden is en de kudde voor zichzelf moet denken, doet ze dat door middel van clichés, simpele en mechanische woorden of beelden die staan voor een hele groep van ideeën of ervaringen'. Door op een oud cliché in te spelen of een nieuw cliché te manipuleren, kan de propagandist een hele massa groepsemoties in beweging brengen.

Jacques Ellul analyseerde de gedachten van deze pioniers in zijn boek Propagandes (Propagandas), het eerste significante waarschuwende werk over de gevaren van propaganda. Ellul behandelde propaganda als een sociologisch fenomeen, en niet - zoals Bernays en Dichter - als iets dat door bepaalde mensen voor specifieke doeleinden in het leven was geroepen. Hij zag eveneens dat propaganda een instrument was dat meer tot haar recht zou komen naarmate een samenleving een meer technologisch karakter kreeg. Hij constateerde dat technologie en propaganda een symbiotische relatie hadden: technologie maakt propaganda gemakkelijker en een technologische samenleving voedt zich met de effecten daarvan. 'Propaganda', zo schreef hij, 'wordt gebruikt om door de technologie gecreëerde problemen op te lossen, onaangepastheden te bespelen en het individu te integreren in een technologische wereld'. Hij verwierp het verwachte argument dat het afhangt van wat voor soort staat of regime propaganda bedrijft; dat doet er niet toe: '[Als we de technologische staat werkelijk hebben begrepen, wordt zo'n uitspraak zinloos. Te midden van een toenemende mechanisering en technologische organisatie is propaganda eenvoudigweg het middel dat wordt gebruikt om te voorkomen dat deze zaken als te beklemmend worden ervaren en om de mens over te halen zich er op gracieuze wijze aan te onderwerpen. Dit betekent uiteraard dat een technologische samenleving noodzakelijkerwijs door propaganda wordt gedreven, en ook dat wij reeds onvrij zijn. Inderdaad, reeds lang voor de opkomst van Kunstmatige Intelligentie waren wij immers al opgenomen in de machine die de kudde vormt, onderworpen aan de nodig geachte mate van propaganda om haar te beheersen.

Propaganda richt zich altijd tot het individu, ingebed in de massa. Het individu moet nooit als zodanig worden beschouwd, maar altijd, zo stelde Ellul, in termen van wat hij met anderen gemeen heeft, zoals zijn beweegredenen, zijn gevoelens of zijn mythen. Hij wordt gereduceerd tot een gemiddelde en, behalve voor een klein percentage, zal actie gebaseerd op gemiddelden effectief zijn. De propagandist spreekt het individu aan - in krantenartikelen, radio-uitzendingen enz. - als deel uitmakend van een groep. Het individu wordt nooit behandeld alsof hij alleen is. Emotioneel gedrag, impulsiviteit, buitensporigheid, enz. - al deze kenmerken van het individu, opgenomen in de massa, zijn bekend en zeer nuttig voor propaganda. 'Dit is de sleutel om te begrijpen hoe moderne opiniepeilingen werken: Ook hier worden individuen behandeld als onderdeel van een massa, en bovendien wordt het individu ertoe aangezet deze versie van zichzelf als geldig en waarheidsgetrouw te aanvaarden. Wanneer de opiniepeiler met haar klembord de kamer binnenkomt om de meningen van de aanwezigen te peilen, brengt zij de massa met zich mee'.

Volgens Ellul moet propaganda volledig zijn en hierin stemde hij overeen met Dichter. Zij moet tegelijkertijd gebruik maken van alle beschikbare communicatiemiddelen: pers, radio, TV, films, affiches, vergaderingen, huis-aan-huiswerving. Indien deze media sporadisch en zonder propagandistisch oogmerk gebruikt worden, leidt dit tot niets. Elk medium heeft een andere aanvalslijn en ze moeten allemaal samen worden ingezet om een complete, onvoorwaardelijke overgave te bereiken.

Ellul verfijnde en verwierp in sommige gevallen overgeërfde ideeën, zoals de idee dat alle propaganda leugens verkondigt en dat het enige doel ervan is om meningen te veranderen. Integendeel, zo stelde hij vast, het beste soort propaganda wordt gegenereerd uit halve waarheden en uit hun verband gerukte waarheden, en het voornaamste doel ervan is bestaande tendensen en percepties te versterken, waar nodig actie te bevorderen, en - het allerbelangrijkste - diegenen met een uitgesproken mening tegengesteld aan de propaganda, door middel van terreur of ontmoediging te weerhouden zich met haar agenda te bemoeien. Ellul karakteriseerde het conventionele onderwijs als 'pre-propaganda', het conditioneren van de geesten met enorme hoeveelheden tweedehands, losgekoppelde, oncontroleerbare, onsamenhangende en/of nutteloze informatie, welke als 'feiten' gepresenteerd wordt, maar bedoeld is om de burger voor te bereiden op het implementeren van propaganda.

Een van de belangrijkste gevolgen van normatieve propaganda is natuurlijk dat het de mogelijkheid van onafhankelijk denken verder onderdrukt. De hersenen hebben een beperkte capaciteit om informatie te beheren en te sorteren, en wanneer zij reeds overladen zijn met willekeurige, grotendeels ongevraagde feiten en meningen, hebben zij weinig 'ruimte meer op de harde schijf' voor hun eigen overpeinzingen. De moderne mens, zo merkte Ellul op, aanvaardt 'feiten' als de ultieme werkelijkheid. 'Hij is ervan overtuigd dat wat is, goed is'. Hij plaatst feiten boven waarden en past kritiekloos het moralisme van de 'vooruitgang' toe op iets waaraan hij waarde toekent omdat het bestaat. Iets presenteren als 'wetenschap' of 'vooruitgang' aan iemand betekent dat zo'n persoon al half overtuigd is.

'Overal', schrijft Ellul, 'vinden wij mensen die als hoogst persoonlijke waarheden uitspreken datgene wat zij slechts een uur tevoren in de krant hebben gelezen en wier overtuigingen slechts het resultaat zijn van machtige propaganda. Overal zijn mensen die blind vertrouwen op een politieke partij, een generaal, een filmster, een land of een zaak en die niet de geringste tegenwerpingen aan die god dulden ... We komen deze vervreemde mens overal tegen, en mogelijk zijn we hem zelf al.'

Universeel onderwijs van het soort dat door Ellul wordt beschreven heeft om tenminste vier redenen bevolkingsgroepen voortgebracht die een gemakkelijke prooi vormen voor propaganda: mensen die zichzelf als 'opgeleid' beschouwen hebben er behoefte aan om over allerlei zaken binnen hun gezichtsveld een mening te hebben; deze mensen hebben door hun opleiding' toegang tot grote hoeveelheden informatie welke contextloos genoemd zou kunnen worden; zij achten zichzelf in staat om over alle vraagstukken zelfstandig te oordelen; over het algemeen zijn dit mensen die het soort gemeenschap achter zich hebben gelaten welke in het verleden als een soort filter fungeerde voor propaganda van buitenaf, zoals gezinnen, kerken, dorpen, enz., om vervolgens in een of andere anonieme megastad te gaan wonen waarmee zij geen historische banden hebben. Vandaar dat de voorgeprogrammeerde burger, die geïsoleerd raakt in de massa-maatschappij en terug moet vallen op zijn eigen hulpmiddelen om aan zijn geconditioneerde behoeften te kunnen voldoen, een hapklare brok vormt voor propagandisten van allerlei slag. Wanneer men bedenkt dat men tegenwoordig onmiddellijk toegang heeft tot een bepaald soort basisinformatie over zo ongeveer van alles, dan is het niet verwonderlijk dat er voor vrijwel iedere maatschappelijke kwestie een kant-en-klare achterban bestaat voor de propagandistische indoctrinaties onder diegenen die menen dat zij hoog opgeleid zijn omdat zij een diploma alsmede onmiddellijke toegang tot Google en andere zoekmachines hebben en omdat zij zichzelf als vrij beschouwen omdat zij vasthouden aan, wat zij stellig geloven als zijnde hun eigen mening, maar niet vrij zijn. En deze wirwar van pseudo-geloof wordt bij elkaar gehouden door een soort culturele 'lijm', welke hoofdzakelijk bestaat uit elementen van een ingeslepen pseudo-moraliteit. Dit soort dingen geloven is niet alleen een bewijs van wijsheid, maar ook een bewijs van goedheid. Wat men de markt voor propaganda zou kunnen noemen, heeft zich dus uitgebreid tot vrijwel ieder lid van een moderne samenleving - iedereen, dat wil zeggen, behalve degenen die de achterliggende verhoudingen begrijpen en bereid zijn hun informatie bij andere dan kant-en-klare bronnen te zoeken en vastbesloten blijven om voor zichzelf na te denken.

Volgens Ellul heeft de burger die zich 'modern' waant propaganda nodig: om aan zijn gevoel van belangrijkheid te voldoen en zijn betrokkenheid bij de schijnbaar heersende democratie te betuigen; om een uitlaatklep te bieden voor zijn opgekropte energie, om zijn 'morele' instelling te etaleren, enzovoort. Zo bezien wordt het duidelijk dat een moderne samenleving propaganda nodig heeft op dezelfde manier en om dezelfde redenen als dat zij amusement nodig heeft. En Ellul stond erop dat hij zijn eigen woorden zorgvuldig koos: toen hij sprak over de 'noodzaak' van propaganda, drukte hij daarmee geen goedkeuring uit: "... de wereld van noodzakelijkheid is een wereld van zwakte, een wereld die de mens ontkent. Zeggen dat een fenomeen noodzakelijk is, betekent voor mij dat het de mens ontkent; haar noodzakelijkheid is een bewijs van macht, geen bewijs van uitmuntendheid".

Uit deze uiteenzetting blijkt duidelijk, dat de door La Bon, Bernays, Dichter en Ellul beschreven fundamentele voorwaarden ook vandaag nog bestaan, maar dat zij op exponentiële wijze vermenigvuldigd zijn als gevolg van de alomtegenwoordigheid van reclame, technologie, de kracht van het internet en de 24/7-stroom van informatie en reacties op geselecteerde wereldwijde gebeurtenissen.

Het lijkt duidelijk dat onze referentiepunten voor het in kaart brengen van propaganda inmiddels tientallen jaren verouderd zijn. In de tijd dat de pioniers van de diepte - manipulatie hun dubieuze handel dreven, hadden zij te maken met een wereld waarin er slechts een handjevol media waren waarmee een samenleving en haar leden konden worden gemanipuleerd. Het werk van de grondleggers van de 'wetenschap' van de 'diepte - benadering' - Bernays, Dichter enz. - ligt stevig verankerd in de eerste helft dan wel het midden van de 20e eeuw, toen TV nog niet echt bestond dan wel in de kinderschoenen stond en er slechts een paar kranten, bioscoop, reclameborden en radio waren. Ons begrip van 'diepte - manipulatie' stamt uit die periode en is niet aangepast aan de huidige tijd rekening houdend met het feit, dat de media nu bijna voortdurend centraal staat in het bewustzijn van het grootste deel van de mensheid. We hebben dus te maken met een ander beestje - in de gemiddelde mens - dan waar die mannen het over hadden. Toen, ter vergelijking, raakten reclame en propaganda slechts het buitenste oppervlak van het bewustzijn van het individu - in staat om het gehele denkproces te beïnvloeden, maar niet noodzakelijkerwijs te domineren, zoals dat nu wel het geval is. Praat-radio, 24 uur journaal, ontbijt-tv, het zijn allemaal verschijnselen van de afgelopen decennia, die bijna als menselijke entiteiten hun intrede hebben gedaan in de menselijke cultuur - meer als intieme relaties dan als technologische hulpjes - om nog maar te zwijgen van de sociale media en de andere internet-'cadeautjes'. De TV in de hoek is niet alleen een apparaat ter verkrijging van nieuws, informatie, amusement - het is in feite een soort persoon die in de hoek van de kamer zit en meestal de meest dominante, lawaaiige en luidruchtige.

In de Covid-show is de TV de narcist/psychopaat geworden, die de andere bewoners voorschrijft wat ze moeten denken en voelen en geen tegenspraak duldt. TV's zijn niet te onderbreken, dus de dynamiek van de situatie dicteert dat elke aanwezige non-conformist op zijn nummer zal worden gezet, tenzij een van hen het verdomde ding uitzet. Twitter is, zoals de naam bijna suggereert, ook een soort personificatie van psychopathische trekjes: het ene moment bevredigt het de hunkering van de gebruiker naar dopamine, het volgende moment wordt de verslaafde verscheurd door een of andere onbewust begane zonde tegen de orthodoxie. Zelfs wanneer de gebruiker de agressor is, dwingt hij of zij op agressieve wijze het denken af dat van elders/iemand anders komt.

Vandaar dat mensen niet meer zoals vroeger zijn, of, zoals we hen nog steeds veronderstellen te zijn: d.w.z. misschien 90% zichzelf, met 10% van hun 'inhoud' opgelegd. Het kan ook andersom zijn: 10% zichzelf en 90% opgelegd.

We blijven met elkaar praten in de veronderstelling dat we - aan beide kanten - nog steeds min of meer dezelfden zijn als vroeger (ik spreek hier vooral over ons ouderen; de jongeren bevinden zich in een veel slechtere situatie, omdat er misschien geen 10% is). In werkelijkheid is bijna niemand zo. Meestal hebben we te maken met mensen met uitgeholde geesten en dus uitgeholde zielen - wat doorgaat voor hun hersenen is volgepropt met ideeën waarvan andere mensen willen dat zij zich daaraan vastklampen. Het is niet zo dat zij worden gepropagandeerd - dat station zijn we reeds gepasseerd - maar dat hun geest volledig wordt gekoloniseerd en bezet door vreemde gedachten. En - nog onheilspellender - ze zijn verslaafd aan de bron van deze gedachten, de kwetsende doos in de hoek, die ('wie'?) hen alles vertelt wat ze weten, alles wat waar en onwaar is, en hen adviseert hoe te voorkomen dat ze op een vals spoor belanden door bedrieglijke verhalen, d.w.z. afgekeurde versies van de werkelijkheid. We hebben het hier dus niet over methoden van informatieverstrekking, maar over instrumenten om op massale wijze een hypnotische trance teweeg te brengen, een ander onderdeel van het moderne verhaal van kudde-management, waarover ik al in de zomer van 2020 schreef. Dit tilt de discussie naar een nieuw niveau - het informele tweede deel van dit betoog.

Volgens Jaques Ellul leidt een van de onopgemerkte gevolgen van propaganda tot een geleidelijke 'afsluiting' van het individu als gevolg van een groeiende ongevoeligheid voor herhaalde brokken propaganda. Omdat hij voortdurend wordt blootgesteld aan dezelfde boodschappen, begint hij krantenkoppen te lezen in plaats van artikelen. In de huidige context zapt hij met de afstandsbediening op zijn TV-toestel van zender naar zender, misschien op zoek naar een verrassingselement, maar altijd tevergeefs. Hij kijkt onophoudelijk op zijn telefoon, hunkerend naar een nieuw bericht met gegevens of instructies. Radio wordt niet meer dan achtergrondlawaai: hij hoort het niet en het kan hem ook niet schelen. Deze fase van het proces duidt niet op ongevoeligheid voor propaganda, maar juist op het tegendeel. Diep doordrongen van de symbolen van propaganda, hoeft hij niet langer de details te absorberen. Een vleugje kleur, een bekend logo, is voldoende voor opwekking van de vereiste Pavlov reactie. Het onderwerp van succesvolle propaganda lijkt op een verslaafde, die, hoe lang hij ook clean blijft, slechts één shot nodig heeft om weer terug in de goot te belanden.

Propaganda, zo meende Jacques Ellul, is 'een directe aanval op de mens'. Hoewel zelf een voorstander van democratie, was hij van mening dat propaganda de ware uitoefening van dergelijke vrijheden 'bijna onmogelijk' maakt. Dit is de reden waarom degenen die volharden in het denken voor zichzelf, of zelfs in het uiten van afgekeurde meningen, in moderne samenlevingen zo aan de schandpaal worden genageld. Het is niet alleen zo dat andersdenkenden een bedreiging vormen voor de reikwijdte of invloed van de propagandisten, want in werkelijkheid is dat zelden het geval omdat zij niet in staat zijn om door middel van de media een totale verzadiging te bereiken. De reden waarom zij zo gevreesd worden is dat zij door hun aanwezigheid het hele kaartenhuis in gevaar brengen. Hun ketterij brengt de kunstgreep in gevaar die essentieel is voor effectieve propaganda: het gevoel van vanzelfsprekendheid, feitelijkheid, dat hiermee gepaard gaat.

Propaganda, zo schrijft Ellul, 'duldt geen discussie. Ze verafschuwt tegenspraak. Zij moet een quasi-unanimiteit teweegbrengen, en de oppositie moet verwaarloosbaar worden, of in ieder geval haar mond houden'. Zich onderwerpen aan propaganda betekent dus dat men van zichzelf vervreemd raakt, want het sluit het vermogen tot kritisch denken af. Propaganda ontneemt het individu, berooft hem van een deel van zichzelf en laat hem een vreemd en kunstmatig leven leiden, zodanig dat hij een ander mens wordt en gehoorzaamt aan impulsen die hem vreemd zijn. Dit wordt bereikt door het individu te doordrenken met de emoties en reacties van de kudde, hetgeen tot gevolg heeft dat zijn individualiteit verdwijnt en zijn ego wordt bevrijd van alle verwarringen, onopgeloste tegenstrijdigheden en persoonlijke bedenkingen. Het dompelt het individu onder in de massa 'totdat hij geheel verdwijnt'. Wat in feite 'verdwijnt' is het vermogen van het individu tot persoonlijke reflectie, onafhankelijk denken, kritisch oordelen; deze worden vervangen door kant-en-klare gedachten, stereotypen, clichés, steekwoorden en 'richtlijnen'.

Eenmaal succesvol gepropageerd, is het individu niet langer een passieve ontvanger van de propaganda, maar wordt hij een evangelist. Hij neemt ferme standpunten in, begint zich tegen anderen te verzetten, bewaakt en houdt toezicht op het gevestigde dogma. 'Hij laat zich gelden', merkt Ellul op, 'op het moment dat hij zonder het in de gaten te hebben zijn eigen ik ontkent.'

De voornaamste reden waarom het individu niet meer kan oordelen voor zichzelf is, dat hij zijn gedachten voortdurend moet relateren aan het gehele complex van waarden en vooroordelen dat door de propaganda is vastgesteld, en dit is iets dat alleen, als een soort uit je hoofd stampen, geleerd kan worden. Eenmaal dusdanig weggeslonken, heeft de persoon geen toegang meer tot dat vermogen om te oordelen, te onderscheiden of kritisch te denken en deze vermogens zullen niet zomaar weer tevoorschijn komen wanneer de propaganda wordt stopgezet of onderdrukt. Het zal jaren van spirituele en intellectuele heropbouw in beslag nemen om ze te herstellen. Het slachtoffer van propaganda, beroofd van het ene opiniekanaal, zal eenvoudigweg op zoek gaan naar een ander, zoals een junkie op zoek is naar een ander soort fix. Dit, zegt Ellul, 'zal hem de kwelling besparen om een of andere gebeurtenis voor zichzelf te moeten beoordelen zonder dat er een kant-en-klare mening voorhanden is.'

Het begrip propaganda behelst dus meer dan we onszelf hebben toegestaan in beschouwing te nemen. Ook omvat dit woord een scala aan wat alleen maar nauwkeurig kan worden omschreven als massa-indoctrinatiewapens - en uiteindelijk ook vernietigingswapens: de vernietiging van geesten, harten, zielen, levens, middelen van bestaan, relaties en toekomsten. Het is dus geen klein, grappig iets; het is iets zeer groot en ongrappig. Wanneer journalisten dus hun lezers bestoken met verzonnen pseudo-verhaallijnen, verhalen omtrent 'menselijke betrokkenheid' met als enig doel hen te manipuleren om in een bepaalde gemoedstoestand te geraken; wanneer zij meewerken aan de vervalsing van statistieken om mensen te terroriseren; wanneer zij hun platforms gebruiken om niet alleen de afwijkende meningen te ontkennen, maar om andersdenkenden aan de schandpaal te nagelen zonder hen een stem van verdediging toe te kennen - dan begaan zij geen slachtofferloze misdrijven. Hun slachtoffers zijn talrijk, met name onder degenen die het minst in staat zijn zich te verdedigen tegen dit spervuur van leugenachtigheid dat muren van leugens in de wereld optrekt rond hun lichamen en hun zijn, muren die niet alleen henzelf opsluiten, maar ook al degenen die door hun geest-virus worden besmet. Dit zijn misdaden van een zeer modern soort. Maar het zijn hoe dan ook misdaden, des te verachtelijker omdat de misdadigers hun eigen sporen uitwissen en zichzelf wijsmaken dat zij met 'feiten' te maken hebben. Het zijn misdaden, begaan door individuen en collectieven tegen individuen en gemeenschappen-zonder-immuniteit, misdaden welke de Hemel verzoeken om vergelding.

Zie: https://johnwaters.substack.com/p/wall-of-lies