boodschap op mondkapje
© Onbekend
Toen ik klein was voerde mijn vader in en rondom het huis experimenten uit. Als je op de bovenkant van een wijnfles blaast, hoeveel manieren van trillingen zijn er dan? Hoe geraak je tot de hogere tonen?

Een andere keer was het onderwerp van onderzoek de "invalshoek van rust" van een hoopje zand, zoals in een zandloper. Hangt die af van de grootte van de deeltjes? Van hun vorm? Bepalen deze factoren de snelheid waarmee een zandloper leegloopt?

De leukste vond ik de vraag met welke techniek een kan water het snelst leegloopt. Moet je de kruik gewoon ondersteboven houden en de lucht erin laten stromen (zoals dat moet om het water te vervangen) op die onderbroken, klok-klok-klok manier, of moet je de kan onder een geleidelijkere hoek houden zodat de stroom ononderbroken is? Antwoord: zet de kan op zijn kop en draai hem krachtig rond, zodat er een draaikolk ontstaat. Hierdoor ontstaat een holle ruimte in het midden van de stroom, waar de lucht vrij kan instromen. De kruik zal zeer snel leeg zijn.

Dankzij deze "natuurkunde-experimenten-in-de- keuken" werd mijn vader beroemd, nadat hij er opdrachten op had gebaseerd in een door hem geschreven studieboek, dat in 1968 werd gepubliceerd en geliefd was bij generaties natuurkundestudenten: Waves (Berkeley Physics Course, Vol. 3). Mijn zuster en ik, twee en vijf jaar oud, worden in het dankwoord vermeld voor het inleveren van onze Slinkies ten bate van dit doel.


Hij voerde dit soort onderzoeken uit, niet alleen als een pedagogische oefening, maar om zijn eigen nieuwsgierigheid te bevredigen. En hij maakte daar zelfs tijd voor toen hij aan vooroplopend onderzoek met betrekking tot deeltjesfysica werkte in het lab van Louis Alvarez in het Lawrence Berkeley Laboratory. Dit was vrij vroeg in het overgangsstadium van wetenschapsbeoefening naar "big science".

In 1968 won Alvarez de Nobelprijs voor zijn uitvinding en gebruik van de bubbelkamer, een instrument voor het opsporen van deeltjesverval. Het was een apparaat dat gemakkelijk op een tafelblad paste. Vandaag de dag kun je er zelf een bouwen als je wilt. Maar in de loop van de volgende decennia verwerden deeltjesversnellers tot enorme installaties (CERN, SLAC), welke het soort onroerend goed vereisen dat alleen regeringen en grote instellingen, of consortia van instellingen, kunnen bemachtigen. Wetenschappelijke artikelen telden niet meer een handvol, maar honderden auteurs. Wetenschappers werden wetenschappelijke bureaucraten: slimme institutionele spelers bedreven in het verkrijgen van overheidssubsidies, het beheren van uitdijende personeelsbestanden en het opbouwen van onderzoeksrijken.

Onvermijdelijk selecteerde een dergelijke omgeving bepaalde typen mensen, het soort dat zo'n leven aantrekkelijk zou vinden. Er was een gezonde dosis carrièredrang en politiek talent nodig. Dergelijke kwaliteiten staan, laten we zeggen, haaks op het onderliggende waarheidsmotief van de wetenschap.

Men kan zich de aantrekkingskracht van een terugkeer naar de basis goed voorstellen voor iemand die zich aangetrokken voelde tot een wetenschappelijke carrière toen het vooruitzicht nog een meer intieme schaal had. Natuurkunde in de keuken betreft de pure intellectuele verfrissing van het zich verwonderen over iets dat met het eigen ongesteunde vermogen in de wereld wordt waargenomen en het vervolgens te onderzoeken. Dit vormt het basisbeeld dat wij hebben van wat wetenschap inhoudt, onsterfelijk gemaakt in de anekdote van Galileo, die de scheve toren van Pisa binnengaat en verschillende voorwerpen laat vallen om te zien hoe snel zij vallen.

Wetenschap als autoriteit

In 1633 werd Galileo voor de Inquisitie gedaagd, omdat hij had aangetoond dat de aarde niet op een vast punt staat maar om de zon draait. Dit vormde uiteraard een probleem, omdat de kerkelijke autoriteiten meenden dat hun legitimiteit berustte op een bewering dat zij de werkelijkheid voldoende begrepen, zoals dat inderdaad het geval was. Galilei had er geen belang bij een martelaar te worden en trok zijn verhaal in om het vege lijf te redden. Maar in de overlevering van de Verlichting wordt gezegd dat hij mompelde: "maar het beweegt wel!"

Deze anekdote heeft een prominente plaats in het verhaal dat wij vertellen over wat het betekent modern te zijn. Aan de ene kant staat de wetenschap met haar toewijding aan de waarheid. Aan de andere kant autoriteit, of het nu kerkelijk of politiek is. In dit verhaal staat "wetenschap" voor een vrijheid van de geest welke inherent in strijd is met de idee van gezag.

De pandemie bracht het naast elkaar bestaan van tegenstrijdige gegevens aan het licht tussen enerzijds ons geïdealiseerde beeld van de wetenschap en anderzijds het werk dat de "wetenschap" in onze maatschappij moet doen. Ik denk dat deze tegenstrijdigheid kan worden teruggevoerd op deze wanverhouding tussen wetenschap als een activiteit van de eenzame geest en de institutionele realiteit ervan. Big science is fundamenteel sociaal in haar uitvoering en dit brengt bepaalde zaken met zich mee.

Praktisch bekeken is "gepolitiseerde wetenschap" de enige soort die er is (of liever, de enige soort waarover men waarschijnlijk hoort). Maar het is juist het apolitieke beeld van de wetenschap als belangeloze scheidsrechter van de werkelijkheid, dat haar tot zo'n machtig instrument van de politiek maakt. Deze tegenstrijdigheid is nu in de openbaarheid gekomen. De "anti-wetenschap" neigingen van het populisme zijn in belangrijke mate een reactie op de kloof die is ontstaan tussen de praktijk van de wetenschap en het ideaal dat haar gezag verzekert. Als een wijze waarop kennis kan worden verkregen is het de trots van de wetenschap om falsifieerbaar te zijn (in tegenstelling tot religie).

Maar wat voor soort autoriteit zou het zijn die volhoudt dat haar eigen begrip van de werkelijkheid slechts voorlopig is? Vermoedelijk is het hele punt van autoriteit het verklaren van de werkelijkheid en het verschaffen van zekerheid in een onzekere wereld, ten behoeve van sociale coördinatie, zelfs tegen de prijs van vereenvoudiging. Om de haar toebedeelde rol te kunnen vervullen, moet wetenschap meer op religie gaan lijken.

De stortvloed van klachten over een afnemend "geloof in de wetenschap" stelt het probleem bijna te openhartig. De meest verdorvenen onder ons zijn de klimaatsceptici, tenzij dat de Covid-ontkenners zijn, die ervan worden beschuldigd zich niet aan de wetenschap te houden. Als dit alles middeleeuws klinkt, zou dat ons tot nadenken moeten stemmen.

Wij leven onder een gemengd regime, een instabiele hybride van democratische en technocratische vormen van gezag. Wetenschap en publieke opinie moeten zo veel mogelijk met één stem spreken, anders ontstaat er een conflict. Volgens het officiële verhaal proberen we door middel van onderwijs wetenschappelijke kennis en opinie op elkaar af te stemmen. Maar in werkelijkheid is wetenschap moeilijk en er is veel wetenschap. We moeten het vooral op goed geloof aannemen. Dat geldt voor de meeste journalisten en professoren en ook voor loodgieters. Het verenigen van wetenschap en publieke opinie vindt niet plaats door onderwijs, maar door een soort verspreide demagogie, oftewel sciëntisme. Wij leren dat dit geen stabiele oplossing is voor het eeuwige probleem van autoriteit dat elke samenleving moet oplossen.

De uitdrukking "volg de wetenschap" klinkt vals. Dat komt omdat wetenschap nergens toe leidt. Zij kan verschillende mogelijkheden tot handelen belichten door de risico's te kwantificeren en de afwegingen te specificeren. Maar zij kan niet de noodzakelijke keuzes voor ons maken. Door te doen alsof dat wel zo is, kunnen besluitvormers de verantwoordelijkheid ontlopen voor de keuzes die zij in onze plaats maken.

Wetenschap wordt steeds meer als autoriteit opgedrongen. Wetenschap wordt ingeroepen om de overdracht van soevereiniteit van democratische naar technocratische organen te legitimeren en als middel om dergelijke stappen uit de sfeer van politieke strijd te houden.

In het afgelopen jaar heeft een angstig publiek ingestemd met een buitengewone uitbreiding van de jurisdictie van deskundigen op elk gebied van het leven. Een patroon van "bestuur tijdens noodtoestand" is prominent geworden, waarbij verzet tegen dergelijke invasies wordt gekarakteriseerd als "anti-wetenschap".

Maar de kwestie van de politieke legitimiteit van het deskundigenbeleid zal waarschijnlijk niet verdwijnen. De komende jaren zal het enkel heviger worden uitgevochten naarmate de leiders van bestuursorganen zich beroepen op een klimaatnoodsituatie, welke naar verluidt een totale transformatie van de samenleving vereist.

We moeten weten hoe we op dit punt zijn aanbeland.

In The Revolt of the Public traceert voormalig inlichtingenanalist Martin Gurri de wortels van een "politiek van ontkenning", welke de westerse samenlevingen heeft overspoeld, gekoppeld aan een grootschalige ineenstorting van autoriteit binnen alle domeinen - politiek, journalistiek, financiën, religie, wetenschap. Hij wijt het aan het internet. Autoriteit is altijd gevestigd geweest in hiërarchische structuren van expertise, bewaakt door accreditatie en lange leertijd, waarvan de leden een "reflexieve afkeer van de amateuristische overtreder" ontwikkelen.

Wil gezag werkelijk gezaghebbend zijn, dan moet het een of ander epistemisch monopolie claimen, of het nu om priesterlijke of wetenschappelijke kennis gaat. In de 20e eeuw, vooral na de spectaculaire successen van het Manhattan Project en de maanlanding van de Apollo, ontwikkelde zich een spiraal waarin het publiek wonderen van technische deskundigheid ging verwachten (vliegende auto's en maankolonies werden geacht op handen te zijn). Omgekeerd werd het wekken van verwachtingen van maatschappelijk nut genormaliseerd in de processen van het zoeken naar subsidies en institutionele concurrentie, welke nu onlosmakelijk verbonden zijn met de wetenschappelijke praktijk.

Het systeem was duurzaam, zij het op een ongemakkelijke manier, zolang onvermijdelijke mislukkingen achter de coulissen konden worden gehouden. Dit vereiste een robuuste bewaking, zodat de beoordeling van institutionele prestaties een zaak was van de elite (de blue-ribbon-commissie; door collega's beoordeeld), waardoor "informele pacten van wederzijdse bescherming" konden worden ontwikkeld, zoals Gurri het formuleert. Via internet en social media worden die gevallen van mislukking met genoegen verspreid en maakten derhalve een dergelijke poortbewaking onmogelijk. En daarmee komen we tot de kern van het zeer beknopte en verhelderende betoog waarmee Gurri de opstand van het publiek verklaart.

In de afgelopen jaren hebben replicaties van een groot aantal reeds gedane proeven een crisis in de wetenschap veroorzaakt (zgn. replicatiecrisis) en een verontrustend aantal van de ooit als robuust beschouwde bevindingen op vele gebieden van tafel geveegd. Dit omvatte bevindingen welke aan de basis lagen van gehele onderzoeksprogramma's en wetenschappelijke koninkrijken, welke nu zijn afgebrokkeld. De redenen voor deze mislukkingen zijn fascinerend en bieden een blik op het menselijke element van de wetenschappelijke praktijk.

Henry H. Bauer, hoogleraar scheikunde en voormalig decaan van kunst en wetenschappen aan Virginia Tech, publiceerde in 2004 een artikel waarin hij beschreef hoe wetenschap in de 21e eeuw wordt bedreven: volgens hem is wetenschap fundamenteel bedrijfsmatig (in de zin van collectief zijnd).
"Het is duidelijk dat de wetenschap van de 21e eeuw iets anders inhoudt dan de 'moderne wetenschap' van de 17e tot en met de 20e eeuw.
Nu is wetenschap vooral georganiseerd rond "kennismonopolies" waarbij afwijkende meningen worden uitgesloten. Zij doen dit niet als een kwestie van fragmentarisch falen van ruimdenkendheid door individuen die jaloers zijn op hun vakgebied, maar systematisch.

Het uiterst belangrijke proces van collegiale toetsing is afhankelijk van zowel belangeloosheid als bekwaamheid.
"Zo rond het midden van de 20e eeuw hebben de kosten van onderzoek en de behoefte aan teams van samenwerkende specialisten het echter steeds moeilijker gemaakt om beoordelaars te vinden die zowel direct deskundig als belangeloos zijn; echt geïnformeerde mensen zijn in feite ofwel collega's ofwel concurrenten."
Bauer schrijft dat
"collegiale toetsers eerder de creativiteit en echte innovatie verstikken dan aanmoedigen. Gecentraliseerde financiering en gecentraliseerde besluitvorming maken wetenschap meer bureaucratisch en minder een activiteit van onafhankelijke, zelf-gemotiveerde waarheidszoekers." In universiteiten "wordt de maatstaf voor wetenschappelijke prestaties de hoeveelheid 'onderzoekssteun' die binnenkomt, niet de productie van nuttige kennis".
(De universiteitsbesturen romen standaard 50% van ieder bedrag aan subsidie af ter dekking van de "indirecte kosten" van de ondersteuning van het onderzoek).

Gezien de benodigde middelen om "big science" te bedrijven, moet de wetenschap een institutioneel doel dienen, of dat nu commercieel of gouvernementeel is. In de afgelopen 12 maanden hebben we de farmaceutische industrie en haar onderliggende capaciteit voor wetenschappelijke verwezenlijkingen op haar best gezien. De ontwikkeling van mRNA-vaccins betekent een invloedrijke doorbraak. Dit heeft plaatsgevonden in commerciële laboratoria die door grote overheidssteun tijdelijk waren bevrijd van de noodzaak indruk te maken op de financiële markten of de vraag van de consument aan te wakkeren. Dit zou tot nadenken moeten stemmen omtrent de politieke reflex om farmaceutische bedrijven te demoniseren, welke zowel bij Links als bij Rechts overheerst.

Men mag er echter niet van uitgaan dat "financiële overwegingen" een straffende werking uitoefenen op wetenschappelijk onderzoek dat automatisch in overeenstemming wordt gebracht met het waarheidsmotief. De farmaceutische bedrijven zijn berucht vanwege het feit dat zij op grote schaal artsen hebben betaald om hun producten aan te prijzen, aan te bevelen en voor te schrijven en onderzoekers hebben gerekruteerd om hun naam te verbinden aan artikelen welke door de bedrijven zijn geschreven en die vervolgens in wetenschappelijke en vaktijdschriften worden gepubliceerd. Erger nog, de klinische proeven waarvan de resultaten door de federale instanties worden gebruikt om te beslissen of geneesmiddelen veilig en effectief zijn, worden meestal uitgevoerd door of in opdracht van de farmaceutische bedrijven zelf.

De grootschaligheid van big science - zowel de bedrijfsvorm van de activiteit als de behoefte aan grote middelen die anders dan door de wetenschap zelf worden gegenereerd - zorgt ervoor dat de wetenschap dan in de wereld van de niet-wetenschappelijke zorgen wordt geplaatst. Met inbegrip van de zorgen die door politieke lobby's worden geuit. Als de bezorgdheid in de publieke belangstelling staat, kan elke afwijking van de officiële consensus de carrière van een onderzoeker in gevaar brengen.

Opiniepeilingen geven over het algemeen aan, dat wat "iedereen weet" over een wetenschappelijke kwestie en de invloed daarvan op het algemeen belang, identiek zal zijn aan de goed gedegen geïnstitutionaliseerde opvatting. Dit is niet verwonderlijk gezien de rol die de media spelen bij het tot stand brengen van consensus. Journalisten, zelden in staat zijn om wetenschappelijke verklaringen kritisch te beoordelen, werken mee aan het als wetenschap propageren van de uitspraken van zichzelf beschermende "onderzoekskartels".

Bauers concept van een onderzoekskartel kwam in de openbaarheid door een voorval dat zich vijf jaar na het verschijnen van zijn artikel voordeed. In 2009 hackte iemand de e-mails van de Climate Research Unit van de Universiteit van East Anglia in Groot-Brittannië en gaf ze vrij, hetgeen leidde tot het "climategate"-schandaal, waarbij onthuld werd, dat de wetenschappers die de scepter zwaaiden binnen de klimaatbureaucratie, niet ingingen op verzoeken van buitenstaanders om hun gegevens te delen. Dit gebeurde op een moment dat veel vakgebieden, als reactie op hun eigen replicatiecrises, het delen van gegevens als norm gingen hanteren in hun onderzoeksgemeenschappen, evenals andere praktijken, zoals het rapporteren van nulbevindingen en het vooraf registreren van hypothesen in gedeelde fora.

Het kartel voor klimaatonderzoek baseerde zijn autoriteit op het proces van collegiale toetsing van legitiem geachte tijdschriften, dat de bemoeizuchtige uitdagers niet hadden ondergaan. Maar, zoals Gurri opmerkt in zijn behandeling van climategate,
"aangezien de groep grotendeels de controle had over de collegiale toetsing voor hun vakgebied en een belangrijk gedeelte van de onderwerpen van de e-mails ging over hoe men afwijkende stemmen uit de tijdschriften en de media kon weren, berustte de bewering op circulaire logica".
Men kan volledig overtuigd zijn van de realiteit en de nijpende gevolgen van klimaatverandering en tegelijkertijd zichzelf enige nieuwsgierigheid veroorloven over de politieke druk die op de wetenschap wordt uitgeoefend, hoop ik. Probeert u zich eens voor te stellen hoe het er aan toe gaat wanneer de IPPC bijeenkomt. Machtige organisaties met een groot personeelsbestand, resoluties zijn voorbereid, communicatiestrategieën zijn opgesteld, "wereldwijde partners" uit het bedrijfsleven zijn binnengehaald, task forces van verschillende instanties staan klaar en diplomatieke kanalen staan open, wachtend op het verlossende woord van een uitverkoren groep wetenschappers die samen in een commissie zitten.

Dit is geen omgeving die bevorderlijk is voor bedenkingen, kwalificaties of andere twijfels. De functie van het orgaan is het voortbrengen van een product: politieke legitimiteit.

De derde poot: moralisme

Het climategate-schandaal bracht een klap toe aan het IPPC en daarmee aan de verbonden machtscentra, waarvoor het dient als beslisser van wetenschap. Misschien heeft dit in die centra geleid tot een verhoogde ontvankelijkheid voor de komst van een figuur als Greta Thunberg, die de morele urgentie van de zaak laat escaleren ("Hoe durf je!) en er een indrukwekkend menselijk gezicht aan geeft dat massale energie kan opwekken. Zij valt op door haar kennis van zaken en door haar kind-zijn, ze ziet er nog jonger en fragieler uit dan ze is en daarom is zij een ideale slachtoffer-wijsgeer.

Er lijkt een patroon te bestaan, dat zich niet beperkt tot de klimaatwetenschapspolitiek, waarin de massa-energie welke wordt opgewekt door beroemdheden (die altijd met stelligheid spreken) de hand van activisten sterkt om campagnes te organiseren, waarin elke onderzoeksinstelling die er niet in slaagt een dissidente onderzoeker te disciplineren, als een kanaal van "desinformatie" wordt beschouwd. De instelling wordt onder een soort morele curatelen geplaatst, welke wordt opgeheven wanneer de hoofden van de instelling de overtredende onderzoeker openlijk verketteren en zich distantiëren van zijn of haar bevindingen. Vervolgens proberen zij de schade te herstellen door de doelstellingen van de activisten te bevestigen in termen die de bevestigingen van rivaliserende instellingen overtreffen.

Naarmate dit zich herhaalt op verschillende gebieden van het gevestigde denken, vooral die welke raken aan ideologische taboes, volgt het een logica van escalatie die de soorten onderzoek beperkt die aanvaardbaar zijn voor door instellingen gesteund onderzoek en deze in de door politieke lobby's gedicteerde richting duwt.

Het behoeft geen betoog dat dit alles zich afspeelt ver buiten het terrein van de wetenschappelijke discussie, maar het drama wordt voorgesteld alsof de wetenschappelijke integriteit hersteld wordt. In het internettijdperk van relatief open informatiestromen kan een kartel van expertise alleen in stand worden gehouden als het deel uitmaakt van een groter geheel van georganiseerde opinies en belangen die samen in staat zijn een soort moreel-epistemische vorm van beschermingszwendel uit te oefenen. Omgekeerd zijn politieke lobby's afhankelijk van wetenschappelijke instanties die bereid zijn hun rol te spelen.

Dit kan worden gezien als onderdeel van een grotere verschuiving binnen instellingen van een cultuur van overtuiging naar een cultuur waarin dwingende morele decreten ergens van bovenaf komen, moeilijk om precies te lokaliseren, maar overgebracht in de ethische stijl van HR. Verzwakt door de ongecontroleerde verspreiding van informatie en de daarmee gepaard gaande verbrokkeling van het gezag, moeten de instellingen die bepaalde beelden van wat er gaande is in de wereld bekrachtigen niet alleen een monopolie op kennis laten gelden, maar een moratorium instellen op het stellen van vragen en het opmerken van patronen.

Onderzoekskartels mobiliseren de protesterende energieën van politieke activisten als stoorzenders en op hun beurt bepalen de prioriteiten van activistische NGO's en stichtingen de stroom van financiële en politieke steun aan onderzoeksinstellingen, in een kringetje van wederzijdse steun.

Een van de meest opvallende kenmerken van de huidige tijd, voor wie oplet op politiek gebied, is dat we in toenemende mate worden geregeerd door het middel van paniekscenario's, welke te lijken zijn bedacht om berusting te wekken bij een publiek dat sceptisch is geworden ten aanzien van instellingen die beweren over de nodige deskundigheid te beschikken. En dit vindt plaats op allerlei gebieden. Buitenstaanders die het beleid aan de kaak stellen door middel van feiten en argumenten welke een ander beeld geven van wat er in de wereld gebeurt dan het heersende beeld, worden niet met feiten en argumenten beantwoord, maar veeleer met een aanklacht. Op deze manier worden epistemische bedreigingen voor het institutionele gezag opgelost als morele conflicten tussen goede mensen en slechte mensen.

De opgedreven morele inhoud van aankondigingen welke ogenschijnlijk deskundig-technisch zijn, moet worden verklaard. Ik wees erop, dat er twee concurrerende bronnen van politieke legitimiteit zijn, de wetenschap en de publieke opinie, welke op onvolmaakte wijze met elkaar worden verzoend door middel van een soort verdeelde demagogie, die we sciëntisme kunnen noemen. Deze demagogie is verdeeld in die zin, dat met elkaar verweven machtscentra erop vertrouwen dat zij elkaar wederzijds overeind houden.

Maar nu deze formule begint te wankelen, nu de publieke opinie zich losmaakt van de autoriteit van deskundigen en zich hiertegen gaat verzetten, is er een derde poot aan de constructie toegevoegd in een poging het te stabiliseren: de morele grandeur van het Slachtoffer. Zich scharen aan de zijde van het slachtoffer, zoals elke grote instelling nu lijkt te doen, is om kritiek buiten de deur te houden. Dat hoopt men in ieder geval.

In de onvergetelijke zomer van 2020 werd de morele energie van het antiracisme gekoppeld aan de wetenschappelijke autoriteit van de volksgezondheid en vice versa. Zo werd "blanke suprematie" als noodsituatie verklaard op het gebied van de volksgezondheid - dringend genoeg om de mandaten voor het afstand houden op te schorten zodat demonstraties konden worden gehouden. Dus hoe werd de beschrijving van Amerika als blanke suprematie omgezet in een wetenschappelijk klinkende bewering?

Michael Lind betoogde, dat covid een klassenstrijd blootlegde, niet tussen arbeid en kapitaal, maar tussen twee groepen die beide "elites" kunnen worden genoemd: aan de ene kant de eigenaren van kleine bedrijven die tegen lockdowns waren en aan de andere kant de professionals die meer werkzekerheid genoten, thuis konden werken en doorgaans een maximalistisch standpunt innamen omtrent hygiënepolitiek. Daar kunnen we nog aan toevoegen dat professionals in de kenniseconomie van nature meer respect tonen voor deskundigen, aangezien epistemische prestige de basisvaluta van de kenniseconomie is.

Deze kloof werd in kaart gebracht op de reeds bestaande scheidslijn welke zich rond president Trump had ontwikkeld, waarbij de bevolking werd ingedeeld in goede en slechte mensen. Voor professionals hing zowel de status van iemand's ziel alsook de eigen status en levensvatbaarheid binnen de institutionele economie af van de vraag of men zich zichtbaar aan de juiste kant van die scheidslijn bevond. Volgens de Manicheïstische binaire visie van 2016 vormt het fundamentele vraagteken dat boven iemands hoofd hangt hoezeer iemand krachtig en oprecht antiracistisch is. Voor blanke mensen die werkzaam waren bij technische instellingen welke verbonden zijn met volksgezondheid, leek de samenloop van de protesten omtrent George Floyd en de pandemie een kans om hun morele gevoeligheid over de rassenkwestie om te zetten in het tegenovergestelde ervan: morele autoriteit.

Meer dan 1.200 gezondheidsdeskundigen, sprekend als zodanig, ondertekenden een open brief, waarin zij massaprotesten aanmoedigen als zijnde noodzakelijk om de "doordringende dodelijke kracht van blanke suprematie" aan te pakken. Door hun wetenschappelijke kennis kunnen vooral zij deze doordringende kracht opsporen. Hoofdartikelen in tijdschriften als The Lancet, The New England Journal of Medicine, Scientific American en zelfs Nature spreken nu de taal van de Kritische Rassentheorie, waarbij de onzichtbare smet van "witheid" wordt aangevoerd als verklarend middel, waarbij de veranderlijkheid en rechtvaardiging beheerst wordt voor welk pandemisch beleidsvoorschrift dan ook dat goed lijkt om zich bij aan te sluiten.

De wetenschap is opmerkelijk duidelijk. Ze is ook omgebogen voor uitgebreide doeleinden. In februari 2021 organiseerde het medische tijdschrift The Lancet een Commissie over Overheidsbeleid en Gezondheid in het Tijdperk-Trump teneinde de politisering van de wetenschap door de president te betreuren - en tegelijkertijd aan te dringen op "door de wetenschap gestuurde voorstellen" die de volksgezondheid zouden aanpakken door middel van herstelbetalingen voor nakomelingen van slaven en andere slachtoffers van historische onderdrukking, de versterking van positieve actie en de goedkeuring van de Green New Deal, naast andere maatregelen. Men kan zeker oprecht, vrij en weloverwogen pleiten voor een dergelijk beleid. Velen deden dat. Maar misschien is het ook zo dat de morele rangschikking en de daaruit voortvloeiende onzekerheid onder technocratische professionals hen er snel toe heeft gebracht zich aan activisten over te geven en grootsere visies op een getransformeerde samenleving te onderschrijven.

Het spectaculaire succes van "volksgezondheid" bij het opwekken van angstige berusting bij de bevolking tijdens de pandemie heeft geleid tot een stormloop om elk technocratisch-progressief project, dat weinig kans zou maken als het op democratische wijze zou worden uitgevoerd, aan te grijpen als een antwoord op een existentiële bedreiging. In de eerste week van de regering-Biden drong de meerderheidsleider van de Senaat er bij de president op aan een "klimaatnoodtoestand" af te kondigen en bevoegdheden op zich te nemen, welke hem het recht zouden geven het Congres terzijde te schuiven en te regeren door middel van executive fiat (Red.: een mandaat buiten het wetgevende proces om) Op onheilspellende wijze worden we voorbereid op "klimaat-lockdowns".

De wijsheid van het Oosten

Westerse landen hadden al lang noodplannen klaarliggen voor het omgaan met pandemieën, waarin quarantainemaatregelen werden begrensd door liberale beginselen - waarbij de individuele autonomie werd gerespecteerd en dwang zoveel mogelijk werd vermeden. Aldus zouden de reeds geïnfecteerden en de bijzonder kwetsbaren geïsoleerd worden, in tegenstelling tot het opsluiten van gezonde mensen in hun huizen. China daarentegen is een autoritair regime dat collectieve problemen oplost door strenge controle van zijn bevolking en indringende bewaking. Toen de COVID-pandemie serieus begon, riep China dan ook alle activiteiten in Wuhan en andere getroffen gebieden een halt toe. In het Westen ging men er gewoon van uit dat een dergelijke handelwijze geen optie was.

Zoals de Britse epidemioloog Neil Ferguson afgelopen december tegenover de Times stelde:
"Het is een communistische eenpartijstaat, zeiden we. Wij zouden in Europa niet weg kunnen komen met [lockdowns], dachten we ... en toen deed Italië het. En we realiseerden ons dat we dat wel konden. Tegenwoordig voelt een lockdown onvermijdelijk."
Wat onmogelijk leek op grond van de grondbeginselen van de westerse samenleving voelt nu niet alleen als mogelijk, maar als onvermijdelijk. En deze volledige ommekeer vond plaats in de loop van enkele maanden.

Acceptatie van een dergelijk akkoord lijkt volledig af te hangen van de ernst van de dreiging. Er is zeker een punt van gevaar waarboven liberale principes een onbetaalbare luxe worden. Covid is inderdaad een zeer ernstige ziekte, met een sterftecijfer dat ongeveer tienmaal hoger ligt dan dat van de griep: ruwweg één procent van alle besmette personen overlijdt. In tegenstelling tot de griep is dit sterftecijfer echter zo scheefgetrokken door leeftijd en andere risicofactoren en varieert het meer dan duizendvoudig van zeer jong tot zeer oud, dat het totaalcijfer van één procent misleidend kan zijn. In november 2020 was de gemiddelde leeftijd van de dodelijke slachtoffers van Covid in Groot-Brittannië 82.4 jaar.

In juli 2020 geloofde 29% van de Britse burgers dat "6-10% of meer" van de bevolking al door Covid om het leven was gekomen. Ongeveer 50% van de ondervraagden had een meer realistische schatting van 1%. Het werkelijke cijfer was ongeveer een tiende van een procent. De perceptie van het publiek van het risico om aan Covid te sterven werd dus met één tot twee orden van grootte opgeblazen. Dit is zeer belangrijk.

In het Westen telt de publieke opinie veel zwaarder dan in China. Alleen als mensen voldoende bang zijn, zullen zij elementaire vrijheden opgeven omwille van de veiligheid - dit is de basisformule van Hobbes' Leviathan. Angst aanjagen is al lange tijd een essentieel element van het bedrijfsmodel van de massamedia en dit lijkt in het Westen op een traject van integratie met staatsfuncties te zitten, in een steeds hechtere symbiose. Terwijl de Chinese regering haar toevlucht neemt tot dwang van buitenaf, moet dwang in het westen van binnenuit komen; van een mentale toestand in het individu. De staat is nominaal in handen van mensen die gekozen zijn om te dienen als vertegenwoordigers van het volk, dus kan het geen voorwerp van angst zijn. Iets anders moet de bron van de angst zijn, zodat de staat de rol kan spelen om ons te redden. Maar om deze rol te kunnen spelen, moet de staatsmacht worden geleid door deskundigen.

Begin 2020 aanvaardde de publieke opinie de noodzaak van een kortstondige opschorting van de fundamentele vrijheden in de veronderstelling dat we, zodra de noodtoestand voorbij was, weer konden terugkeren naar het niet-China-zijn. Maar zulks is uitgaan van een robuustheid van de liberale politieke cultuur welke wellicht niet gerechtvaardigd is. Lord Sumption, jurist en gepensioneerd lid van het Hooggerechtshof van het Verenigd Koninkrijk, pleit ervoor om lockdowns in het Westen te beschouwen als het overschrijden van een grens die waarschijnlijk niet meer onoverschreden zal worden. In een interview met Freddie Sayers van UnHerd wijst hij erop, dat de wet de regering ruime bevoegdheden geeft om in noodgevallen op te treden.
"Er zijn veel dingen die regeringen kunnen doen, waarvan algemeen wordt aanvaard dat ze dat niet moeten doen. En één daarvan, tot afgelopen maart, was het opsluiten van gezonde mensen in hun huizen."
Hij maakt de Burkeaanse opmerking dat onze status als vrije samenleving niet berust op wetten, maar op conventie, een "collectief instinct" over wat we zouden moeten doen, geworteld in gewoonten van denken en voelen welke zich in de loop van decennia en eeuwen langzaam ontwikkelen. Deze zijn kwetsbaar. Het is veel gemakkelijker een conventie te vernietigen dan er een op te richten. Dit suggereert dat het heel moeilijk kan zijn om terug te keren naar het niet-China-zijn.

Lord Sumption zegt,
"Wanneer je voor je fundamentele vrijheden afhankelijk bent van een conventie in plaats van van de wet, is de betovering verbroken zodra de conventie wordt verbroken. Als je eenmaal een positie hebt bereikt waarin het ondenkbaar is om mensen op te sluiten, op nationaal niveau, behalve wanneer iemand denkt dat het een goed idee is, dan is er eerlijk gezegd helemaal geen barrière meer. We hebben die drempel overschreden. En regeringen vergeten dit soort dingen niet. Ik denk dat dit een model is dat, als we niet erg voorzichtig zijn, zal worden aanvaard als een manier om met allerlei collectieve problemen om te gaan."
Net als in de VS heeft de overheid in het VK enorme bevoegdheden.
"Het enige dat ons beschermt tegen het heerszuchtige gebruik van die macht is een conventie waarvan wij hebben besloten ons te ontdoen."
Het is duidelijk dat er een bewondering opbloeit voor de Chinese stijl van bestuur in wat wij de centristische opinie noemen, grotendeels als reactie op de populistische onlusten van het Trump- en Brexit-tijdperk. Het is ook duidelijk dat "Wetenschap" (in tegenstelling tot echte wetenschap) hierbij een belangrijke rol speelt. Net als andere vormen van demagogie, presenteert sciëntisme samengevatte gegevens en een samengesteld beeld van de werkelijkheid. Daarbij kan het angsten opwekken die sterk genoeg zijn om democratische beginselen terzijde te schuiven.

De pandemie is nu in de fase van verval en de vaccins zijn in de meeste delen van de Verenigde Staten beschikbaar voor iedereen die dat wil. Maar veel mensen weigeren hun mondkapjes op te geven, alsof ze tot een nieuwe religieuze orde zijn toegetreden. De brede inzet van angst als instrument van staatspropaganda heeft een desoriënterend effect gehad, zodat onze perceptie van risico's is losgeraakt van de realiteit.

Wij accepteren allerlei risico's in het leven, zonder daar over na te denken. Er één uitpikken en het tot een zaak van intense aandacht maken is gelijk aan het aannemen van een vertekend beeld, dat reële kosten met zich meebrengt, welke ergens buiten iemands blikveld om betaald worden. Om ons hieruit te bevrijden - om risico's in hun juiste context te plaatsen - is een bevestiging van het leven nodig, een heroriëntatie op al die waardevolle activiteiten die het bestaan verheffen boven het louter vegetatieve.

Gezichtsverlies

Misschien heeft de pandemie onze lange tocht naar atomisering alleen maar versneld en officieel bekrachtigd. Door de naaktheid van ons gezicht ontmoeten we elkaar als individuen en daarbij ervaren we vluchtige momenten van gratie en vertrouwen. Als we onze gezichten achter mondkapjes verbergen, trekken we deze uitnodiging in.

Dit moet politiek van belang zijn.

Misschien worden we ons door zulke microscopische momenten bewust van onszelf als een volk, verbonden door een gedeeld lot. Dat is wat solidariteit is. Solidariteit is op haar beurt het beste bastion tegen despotisme, zoals Hannah Arendt opmerkte in On The Origins of Totalitarianism. Zich distantiëren van een dergelijke ontmoeting heeft nu het stempel van goed burgerschap, d.w.z. van goede hygiëne. Maar onder welk soort regime moeten wij burgers zijn?

Het "volgen van de wetenschap" om bepaalde risico's te minimaliseren en andere te negeren ontslaat ons van het uitoefenen van ons eigen oordeel, verankerd in een gevoel van wat het leven de moeite waard maakt. Het ontslaat ons ook van de existentiële uitdaging om ons met hoop en vertrouwen in een onzekere wereld te storten. Een samenleving die niet in staat is het leven te bevestigen en de dood te aanvaarden, zal worden bevolkt door de wandelende doden, aanhangers van een cultus van het half-leven die immer roepen om begeleiding van deskundigen.

Er is gezegd: een volk krijgt de regering die het verdient.

Zie: https://unherd.com/2021/05/how-science-has-been-corrupted/
Over de auteur:
Matthew B Crawford is afgestudeerd in natuurkunde en politieke filosofie. Hij is een senior fellow aan de Universiteit van Virginia's Institute for Advanced Studies in Culture.