katoenplant
De witte, pluizige bloemen van de katoenplant (Gossypium) zijn de basisgrondstof voor de gelijknamige katoenvezels
De Pakistaanse katoenproductie is een belangrijk deel van de landbouw en de textielindustrie maar gaat door een zware crisis. De regering legt de schuld uitsluitend bij het weer en allerlei plagen, maar de katoenboeren wijzen het opgelegde genetisch gemanipuleerd ggo-zaad BT-cotton van Monsanto aan als echte schuldige.
De Pakistaanse economie haalt de verhoopte groei van 5,5 procent niet, zo blijkt aan het eind van het Pakistaanse fiscaal jaar 2015-2016 (in Pakistan begint het fiscale jaar op 1 juli). Dat is te wijten aan een 'serieuze tegenslag' in de landbouw, volgens de minister van financiën.

Aan de basis van de tegenvallende groei ligt het verlies van 27,8 procent van de voor Pakistan zo belangrijke katoenproductie. Goed geïnformeerde boeren wijten deze ramp aan het wijdverspreide gebruik van ggo-zaad, dat officieel in Pakistan werd geïntroduceerd in 2010, maar al sinds 2005 het land werd ingesmokkeld. Het ggo-zaad BT-cotton wordt door Monsanto opgedrongen aan de Pakistaanse boeren en wordt nu al op 88 procent van alle katoenakkers gezaaid.

Genetisch gemanipuleerde organismen (ggo's) staan wereldwijd ter discussie omdat multinationals als Monsanto, DuPont en Syngenta ongelooflijk dominant zijn geworden als gevolg van hun agressieve marketing. Op die manier gaan ze de globale landbouw domineren en komt de biodiversiteit in het gedrang.

De door Monsanto en andere multinationals opgedrongen ggo-gewassen zijn zeer kwetsbaar voor plagen, waardoor de teelt grote hoeveelheden pesticiden vereist die arme boeren zich niet kunnen veroorloven. Het is geen toeval dat de producenten van deze ggo-zaden ook de 'geschikte' verdelgingsmiddelen produceren en daar het grootste deel van hun inkomsten uit halen.

Leugens, verdomde leugens en statistieken

Opvallend is dat de katoenproductie in Pakistan niet is gestegen sinds de introductie van BT-cotton, terwijl het zogenaamde hogere rendement toch het verkoopargument is. Dat valt niet meteen uit de officiële statistieken op te maken, omdat de regering de meetmethode heeft veranderd. De eenheid voor geproduceerde katoen is de katoenbaal: tot voor kort stond één katoenbaal voor 176 kilogram, sinds 2011 is dat verlaagd naar 150 kilo.

De opbrengst per hectare en de totale oppervlakte voor katoenteelt schommelt flink. In het fiscaal jaar 2012-2013 werd 2,8 miljoen hectare bewerkt met een oogst van 815 kilo per hectare. In het fiscaal jaar 2015-2016 gaat het om 2,91 miljoen hectare met een opbrengst van 587 kilogram per hectare.

De regering staat volledig aan de zijde van de multinationals en noemt overvloedige neerslag en rupsenplagen als enige verklaring voor de dalende katoenproductie. De katoenboeren zijn het daar echter totaal mee oneens. Het is de slechte kwaliteit van de zaden - meer bepaald hun zwakkere resistentie tegen ziektes en grotere gevoeligheden voor zware regenval - die hun katoenplanten kwetsbaar maakt voor plagen, waardoor de productie daalt. Ze maken zich op voor een nieuw crisisjaar. Volgens de Pakistaanse media zijn verschillende katoenboeren daarom al op andere gewassen overgestapt.

Ondanks de tegenvallende resultaten, blijft de regering de verkoop van de ggo-katoenzaden van Monsanto promoten en goedkeuren. In februari 2016 gaf de overheidsdienst National Biosafety Committee (NBC) nog groen licht voor bijna 100 verschillende ggo-zaden, zonder de vereiste erkenningsprocedures te respecteren. Dat laat de multinationals Monsanto en Dupont toe ggo-maïs te verkopen zonder de normaal vereiste grootschalige tests en risico-onderzoek in open velden in Pakistan.

In april 2016 heeft het NBC deze vergunningen bevestigd, op uitdrukkelijk verzoek van de eerste minister. Dit lakse vergunningsbeleid helpt om de rol van de multinationals op de zadenmarkt te vergroten. In 2015 heeft het Pakistaans parlement de wetgeving op zaden van 1976 gewijzigd om aan de vereisten van de multinationals te voldoen. Dat heeft de Amerikaanse ggo-gigant Monsanto geen windeieren gelegd.

Het hoeft niet te verbazen dat de druk op de Pakistaanse overheid hiervoor van de VS kwam. Die willen namelijk dat Pakistan zijn 'verplichtingen' in de verdragen van de Wereldhandelsorganisatie nakomt. Voorheen was de productie van zaad en de prijsregeling een openbare aangelegenheid. Nu hebben de grote buitenlandse biotechbedrijven vrije toegang tot de Pakistaanse zadenmarkt, waar ze de lokale producenten met dumpingprijzen uit de markt duwen. Eenmaal hun monopolie is gevestigd leggen ze de boeren aankoopverplichtingen op van hun pesticiden.

De Pakistaanse organisatie Kissan Board ijvert voor de bescherming van de autonomie van de kleine boeren. Zij stapte naar de rechtbank om tegen de gang van zaken in te gaan en verzet zich tegen de beslissing om BT cotton toe te laten op de Pakistaanse markt. Nadat de regering beroep had aangetekend, belandde de rechtszaak in de koelkast. Er loopt echter nog een andere rechtszaak tegen de regering die het lot van BT-cotton zou kunnen bezegelen.

Bron: Cotton crisis in Pakistan