Afbeelding
In 1939 riep Time magazine Dorothy Thompson uit tot de meest invloedrijke vrouw in Amerika na Eleanor Roosevelt. De eerste Amerikaanse journaliste die uit Nazi-Duitsland werd gezet -- en toen nog de echtgenote van Sinclair Lewis -- was een van de leidende stemmen van het land tegen het fascisme. Ze had het van dichtbij in Europa meegemaakt en was woedend over de sluipende invloed ervan in Amerika.

In het augustusnummer van Harper's uit 1941 schreef Thompson een kort stukje, gebaseerd op haar lange Europese ervaring, waarin ze aangaf welke Amerikanen op een willekeurig etentje een "nazi" zouden kunnen worden. Het staat nog steeds in Harper's archieven en is vandaag de dag nog net zo inzichtelijk en vooruitziend als aan de vooravond van Amerika's deelname aan de Tweede Wereldoorlog.

Het artikel werpt een scherpzinnige blik op de manier waarop klasse, macht, beweegredenen en karakter vervlochten zijn bij het maken van individuele politieke keuzes in het aangezicht van autoritaristische macht. Thompson zag hoe mensen zich achter de ene of de andere kant van een onzichtbare lijn schaarden die in Europa al was uitgegroeid tot een slagveld. Vanaf een afstand van 67 jaar rapporteert ze ons wat ze zag, hoe het zover kon komen en het soort mensen dat ons daar waarschijnlijk weer naar toe zal voeren.
Het is een interessant en ietwat macaber gezelschapsspel dat je op een grote bijeenkomst met kennissen kunt spelen: speculeren wie er ingeval van machtsvertoon nazi zou worden. Ik denk dat ik het inmiddels wel weet. Ik heb het al vaak meegemaakt - in Duitsland, in Oostenrijk en in Frankrijk. Ik heb de types leren kennen: de geboren nazi's, de nazi's die de democratie zelf heeft geschapen, degenen die zeker mee zullen doen. En ik ken ook mensen die nooit, onder geen enkele denkbare omstandigheid, nazi zouden worden.

Het is absurd om te denken dat raciale kenmerken hierbij onderscheidend zijn. Duitsers zijn misschien meer vatbaar voor nazisme dan de meeste mensen, maar ik betwijfel het. Joden worden uitgesloten, maar dat is een arbitraire beslissing. Ik ken veel Joden die geboren nazi's zijn en veel anderen die morgenvroeg de Hitlergroet zouden uitbrengen als ze de kans zouden krijgen. Er zijn Joden die hun eigen voorouders hebben afgezworen om "Ere-Ariërs en nazi's" te worden; er zijn volbloed Joden die enthousiast gingen werken voor Hitlers geheime dienst. Nazisme heeft niets te maken met ras en nationaliteit. Het spreekt een bepaald type geest aan.

In grote mate speelt hier ook de ziekte van een generatie - de generatie die aan het einde van de laatste oorlog jong of nog niet geboren was. Dit geldt zowel voor Engelsen, Fransen en Amerikanen als voor Duitsers. Het is de ziekte van de zogenaamde "verloren generatie."

Soms denk ik dat er directe biologische factoren meespelen - een soort onderwijs, kost en fysieke training die een nieuw soort mens met een van nature verstoorde balans heeft voortgebracht . Hij werd gevoed met vitamines en gevuld met energieën die zijn beperkte intellect nooit onder controle kon krijgen. Hij kreeg vormen van onderwijs die hem bevrijdden van remmingen. Zijn lichaam is sterk. Zijn geest is kinderlijk. Zijn ziel werd vrijwel volledig verwaarloosd.

Laten we in ieder geval de personen uit het gezelschap eens onder de loep nemen.

De meneer die bij de open haard staat met een vrijwel onaangeroerd glas whisky naast zich op de schoorsteenmantel is meneer A, een telg uit een van de vooraanstaande Amerikaanse patriciërsgeslachten. Er was nooit een Amerikaans Blauw Boekje zonder vermelding van een aantal personen met zijn achternaam. Hij is arm en verdient de kost als redacteur. Hij heeft een klassieke opleiding genoten, heeft een gedegen en gecultiveerde smaak in literatuur, schilderkunst en muziek; heeft geen greintje snobisme in zich; is rijk aan humor, hoffelijkheid en gevatheid. Hij was luitenant in de wereldoorlog, is Republikein op politiek gebied, maar stemde twee keer voor Roosevelt, de laatste keer voor Willkie. Hij is bescheiden, niet bijzonder briljant, een trouwe vriend en een man die vreselijk geniet van het gezelschap van mooie en sprankelende vrouwen. Zijn vrouw, waar hij dol op was, is overleden en hij zal nooit hertrouwen.

Hij trok nooit enige aandacht vanwege zijn uitzonderlijke moed. Maar ik steek mijn hand ervoor in het vuur dat niets op aarde hem ooit tot een nazi zou kunnen maken. Hij zou het vreselijk vinden om tegen ze te vechten, maar ze zouden hem nooit kunnen bekeren.... Waarom niet?

Naast hem staat meneer B, een man van zijn eigen klasse, afgestudeerd aan dezelfde prepschool en universiteit, rijk, sportief, eigenaar van een beroemde renstal, vice-president bij een bank, getrouwd met een bekende society beauty. Hij is een leuke vent en razend populair. Maar als Amerika nazistisch zou worden, zou hij zeker meedoen, en al in een vroeg stadium. Waarom? ... Waarom de een wel en de ander niet?

Meneer A's leven is gebaseerd op een bepaalde vorm van persoonlijk gedrag. Hoewel hij geen geld heeft, hebben zijn onopvallende onderscheiding en opleiding hem altijd verzekerd van een baan. Hij is nooit verwikkeld geraakt in scherpe concurrentie. Hij is een vrij man. Ik betwijfel of hij ooit in zijn leven iets heeft gedaan wat hij niet wilde of wat tegen zijn code indruiste. Nazisme zou niet passen bij zijn normen en hij is er nooit aan gewend geraakt om concessies te doen.

Meneer B is boven zijn werkelijke capaciteiten uitgestegen dankzij zijn gezondheid, zijn knappe uiterlijk en het feit dat hij met iedereen makkelijk kan kletsen. Hij trouwde voor het geld en heeft veel andere dingen gedaan voor het geld. Zijn code is niet de zijne, maar die van zijn klasse - niet slechter, niet beter, Hij past gemakkelijk in elk patroon dat succesvol is. Dat is het enige waaraan hij zijn waarde afmeet - succes. Nazisme als minderheidsbeweging zou hem niet aantrekken. Als zo'n beweging waarschijnlijk aan de macht zou komen, dan wel.

De norse meneer daar, die met een mooie Franse emigrante praat, is al een nazi. Meneer C is een briljante en verbitterde intellectueel. Hij was een arme blanke jongen uit het Zuiden, die met een beurs twee universiteiten bezocht waar hij alle academische onderscheidingen kreeg, maar nooit gevraagd werd om lid te worden van het studentencorps. Zijn briljante talenten leverden hem achtereenvolgens overheidsfuncties op, een partnerschap bij een vooraanstaand advocatenkantoor en uiteindelijk een goedbetaalde baan als adviseur op Wall Street. Hij heeft zich altijd onder belangrijke mensen bewogen en zat immer in de sociale periferie. Zijn collega's bewonderen zijn intellect en maken er gebruik van, maar nodigen hem - of zijn vrouw - zelden uit voor een etentje.

Hij is een snob, die zijn eigen snobisme verafschuwt. Hij veracht de mannen om hem heen - hij veracht, bijvoorbeeld, meneer B - omdat hij weet dat wat hij heeft moeten bereiken door hard te werken, mannen als B voor elkaar kregen door de juiste mensen te kennen. Maar zijn minachting is onlosmakelijk verbonden met afgunst. Nog meer dan de klasse waarbinnen hij onzeker is opgeklommen, haat hij de mensen van wie hij afkomstig is. Hij haat zijn moeder en zijn vader omdat ze zijn ouders zijn. Hij verafschuwt alles wat hem herinnert aan zijn afkomst en zijn vernederingen. Hij is bitter antisemitisch omdat de sociale onzekerheid van de Joden hem herinnert aan zijn eigen psychologische onzekerheid.

Hij heeft medelijden volledig uit zijn natuur gewist en vreugde heeft hij nooit gekend. Hij heeft een ambitie, bitter en vurig. Hij wil dermate hoog opklimmen dat niemand hem ooit nog kan vernederen. Niet om te heersen, maar om de geheime heerser te zijn die aan de touwtjes trekt van de marionetten die door zijn brein worden geschapen. Sommigen van hen spreken nu al zijn taal - hoewel ze hem nog nooit ontmoet hebben.

Daar zit hij: hij praat eerder onhandig dan gladjes, hij is hoffelijk. Hij dwingt een afstandelijk en koud respect af. Maar hij is een zeer gevaarlijk man. Als hij primitief en wreed was geweest, zou hij een crimineel zijn - een moordenaar. Maar hij is subtiel en wreed. Hij zou hoog rijzen binnen een naziregime. Zo'n regime heeft dergelijke mannen nodig - intellectueel en meedogenloos. Maar meneer C is geen geboren nazi. Hij is het product van een democratie die schijnheilig sociale gelijkheid predikt en een achteloos onbarmhartig snobisme praktiseert. Hij is een gevoelige, begaafde man die vernederd werd tot nihilisme. Hij zou lachen als er koppen zouden rollen.

Ik denk dat de jonge D die daar staat, de enige geboren nazi van het gezelschap is. De jonge D is de verwende enige zoon van een liefhebbende moeder. Nog nooit in zijn leven ondervond hij enige tegenwerking. Hij besteedt zijn tijd vooral om te kijken waar hij mee weg kan komen. Hij wordt voortdurend gearresteerd voor te hard rijden en zijn moeder betaalt de boetes. Hij is meedogenloos geweest tegenover twee echtgenotes en zijn moeder betaalt de alimentatie. Zijn leven bestaat uit het zoeken naar sensatie en theatraliteit. Hij houdt met niemand ook maar de minste rekening. Hij ziet er hartstikke goed uit, op een inhoudsloze, arrogante manier, en is buitensporig ijdel. Hij zou zichzelf zeker in een uniform wanen als dat hem de kans zou geven om op te scheppen en over anderen de baas te spelen.

Mevrouw E is vast en zeker een nazi in spe. Verbaast die uitspraak je? Mevrouw E lijkt zo lief, zo aanhankelijk, zo schuw. Dat is ze ook. Ze is een masochist. Ze is getrouwd met een man die haar voortdurend vernedert, over haar heerst, haar met minder respect behandelt dan hij zijn honden behandelt. Hij is een vooraanstaand wetenschapper en mevrouw E, die heel jong met hem getrouwd is, heeft zichzelf ervan overtuigd dat hij een genie is, en dat er iets van superieure vrouwelijkheid schuilt in haar volslagen gebrek aan trots, in haar hondse toewijding. Ze spreekt afkeurend over andere "mannelijke" of onvoldoende toegewijde echtgenotes. Haar man is echter totaal op haar uitgekeken. Hij verwaarloost haar volledig en zij zoekt iemand anders over wie ze haar extatische zelfvernedering kan uitstorten. Ze zal de eerste de beste populaire held die de basale ondergeschiktheid van de vrouw verkondigt met blije opwinding beprikkelen.

Aan de andere kant zou mevrouw F nooit nazi worden. Ze is de populairste vrouw van het gezelschap, knap, vrolijk, geestig en vol warme emoties. Ze was tien jaar geleden een populaire actrice; trouwde heel gelukkig; kreeg prompt vier kinderen op een rij; heeft een leuk huis, is niet rijk maar heeft geen geldzorgen, heeft zich nooit losgemaakt van haar eigen blijmoedige beroep en is kerngezond en verstandig. Alle mannen proberen de liefde met haar te bedrijven; ze lacht ze allemaal uit en haar man kijkt geamuseerd toe. Ze staat al op eigen benen vanaf haar kindertijd, ze heeft haar mans carrière enorm geholpen (hij is advocaat), ze is een aanwinst op ieder feestje in elke hoofdstad, en ze is op en top Amerikaans.

II

Hoe zit het met de butler die de drankjes serveert? Ik kijk James geamuseerd aan. James zit goed. James was butler bij de top aristocratische famillies, beschouwt alle nazi's als parvenu's en communisten en heeft een heel goed gevoel voor "mensen van kwaliteit." Hij bedient de rustige redacteur met zo'n vriendelijke air van gelijkheid, die goede bedienden altijd tonen tegenover degenen die ze goed genoeg vinden om te bedienen, en hij bedient de paardenman stijfjes en kil.

Bill, de kleinzoon van de chauffeur, helpt vanavond met bedienen. Hij heeft op een openbare middelbare school in de Bronx gezeten en werkt 's avonds bij om zijn studie aan het City College te betalen, waar hij een ingenieursopleiding volgt. Hij is een "proletariër," hoewel je dat nooit zou raden als je hem zonder dat witte jasje zou zien. Hij speelt een geweldig partijtje tennis - hij is tennisleraar geweest in zomerresorts - is een uitmuntend zwemmer, haalt alleen maar tienen voor zijn vakken en vindt dat Amerika oké is en wee degene die zegt dat dat niet zo is. Hij zat korte tijd in het jongerencongres van het communisme, maar dat was als de mazelen. Hij hoefde niet in dienst omdat zijn ogen niet goed genoeg waren, maar hij wil wel vliegtuigen ontwerpen "net als Sikorsky." Hij denkt dat Lindbergh "gewoon de zoveelste opgeblazen piloot met een rijke vrouw" is en dat deze " Amerika altijd omlaag haalt, alsof we niet over Hitler zouden kunnen zegevieren als we dat zouden willen". Op dit punt uit Bill zijn verontwaardiging.

Meneer G is een zeer intellectuele jongeman en was een wonderkind. Hij houdt zich al sinds zijn tiende bezig met algemene ideeën en heeft zo'n brein dat alles sprankelend kan rationaliseren. Ik ken hem nu tien jaar en in die tijd heb ik hem enthousiast Marx, sociaal krediet, technocratie, Keynesiaanse economie, Chestertoniaans distributisme en al het andere dat je je maar kunt voorstellen, horen uitleggen. Meneer G zal nooit een nazi worden, omdat hij nooit iets zal zijn. Zijn hersenen werken heel anders dan de rest van zijn lichaam. Hij zal echter zeker in staat zijn om het nazisme volledig uit te leggen en zich ervoor te verontschuldigen als het ooit de kop opsteekt. Maar meneer G is altijd een "afwijkeling." Toen hij met het communisme speelde, was hij een trotskist; toen hij over Keynes sprak, was dat om verbeteringen voor te stellen; Chestertons economische ideeën waren goed, maar hij was te zeer gebonden aan de katholieke filosofie. We kunnen er dus zeker van zijn dat meneer G een nazi in spe is, maar zeker niet van harte. Hij zou zeker gezuiverd worden.

Meneer H is historicus en biograaf. Hij is een Amerikaan van Nederlandse afkomst, geboren en getogen in het Midden-Westen. Hij is al zijn hele leven verliefd op Amerika. Hij kan hele hoofdstukken van Thoreau en delen van Amerikaanse poëzie citeren, van Emerson tot Steve Benet. Hij kent de brieven van Jefferson, de papieren van Hamilton en de toespraken van Lincoln. Hij is een verzamelaar van vroeg-Amerikaans meubilair, woont in New England, heeft als hobby een boerderij waar hij niet veel geld op verliest en heeft een gruwelijke hekel aan dit soort feestjes. Hij heeft een schunnig en mannelijk gevoel voor humor, is onconventioneel en verspeelde een hoogleraarschap vanwege een liefdesaffaire. Daarna trouwde hij met de dame en leefde nog lang en gelukkig als het loon der zonde.

H heeft nooit getwijfeld aan zijn eigen authentieke Amerikanisme. Dit is zijn land en hij kent het van Acadia tot Zenith. Zijn voorouders vochten in de Revolutionaire Oorlog en in alle oorlogen daarna. Hij is zeker een intellectueel, maar een intellectueel die een beetje naar koeienstallen en muffige tweeds ruikt. Hij is de meest goedmoedige en gemoedelijke man ter wereld, maar als iemand ooit zou proberen om van dit land een imitatie van Hitler, Mussolini of Petain te maken, zal H een pistool pakken en vechten. Hoewel H's liberalisme hem niet toestaat het te zeggen, is hij er heimelijk van overtuigd dat niemand wiens voorouders niet in dit land hebben gewoond vanaf de tijd van vóór de Burgeroorlog, Amerika echt begrijpt, of er in geval van machtsvertoon echt voor zou vechten, tegen het nazisme, of welk ander buitenlands isme dan ook.

Maar H heeft het mis. Er is één andere persoon in het gezelschap die met H zou meevechten en dat is niet eens een Amerikaans staatsburger. Hij is een jonge Duitse emigrant, die ik heb meegenomen naar het etentje. Iedereen bekijkt hem enigszins met argusogen omdat hij zo Germaans is, zo blond met blauwe ogen, zo bruin dat je op de een of andere manier verwacht dat hij een korte broek aan heeft. Hij ziet eruit als het model van een nazi. Zijn Engels is gebrekkig - hij heeft het pas vijf jaar geleden geleerd. Hij komt uit een oude Oost-Pruisische familie; hij was lid van de naoorlogse Jeugdbeweging en daarna van de Republikeinse "Reichsbanner." Al zijn Duitse vrienden werden nazi - zonder uitzondering. Hij trok berooid naar Zwitserland, studeerde er nieuw-testamentisch Grieks, luisterde naar de grote protestantse theoloog Karl Barth, kwam naar Amerika dankzij de hulp van een Amerikaanse vriend die hij op een universiteit had ontmoet, kreeg een baan als leraar klassieke talen op een chique privéschool, nam ontslag en werkt nu in een vliegtuigfabriek - in de nachtploeg, om vliegtuigen te maken die naar Groot-Brittannië worden gestuurd om Duitsland te verslaan. Hij heeft boekdelen over de Amerikaanse geschiedenis verslonden, kent Whitman uit zijn hoofd, vraagt zich af waarom zo weinig Amerikanen ooit echt de Federalist-papers hebben gelezen, gelooft in de Verenigde Staten van Europa, de Unie van de Engelssprekende wereld en de komende wereldwijde democratische revolutie. Hij gelooft dat Amerika het land van de Creatieve Evolutie is zodra het zijn zelfgenoegzaamheid van de middenklasse, zijn gebureaucratiseerde industrie, zijn voortwoekerende, zich uitdijende overheid van zich afschudt en zichzelf innerlijk bevrijdt.

De mensen in het gezelschap denken dat hij geen Amerikaan is, maar hij is meer Amerikaans dan vrijwel ieder van hen. Hij heeft Amerika ontdekt en zijn geest is vergelijkbaar met die van de pioniers. Hij is woedend op Amerika omdat het zijn kracht, schoonheid en macht niet beseft. Hij praat over de arbeiders in de fabriek waar hij werkt .... Hij nam de baan "om het echte Amerika te begrijpen." Hij vindt die mannen geweldig. "Waarom komen jullie Amerikaanse intellectuelen nooit bij ze, maken jullie nooit een praatje met ze?"

Ik grinnik bitter in mezelf, denkend dat als we ooit in oorlog zouden raken met de nazi's hij waarschijnlijk opgesloten zou worden, terwijl meneer B en meneer G en mevrouw E defaitisme zouden verspreiden op alle partijtjes zoals deze. "Natuurlijk vind ik Hitler maar niks, maar..."

Meneer J daar is Joods. Meneer J is een heel belangrijk man. Hij is enorm rijk - hij heeft een fortuin vergaard door een dozijn directeursfuncties bij verschillende bedrijven, door een fabelachtig huwelijk, door een speculatieve flair en door een aangeboren talent voor geld en een aangeboren liefde voor macht. Hij is intelligent en arrogant. Hij gaat zelden met Joden om. Hij betreurt elke verwijzing naar de "Joodse kwestie." Hij vindt dat Hitler "niet beoordeeld moet worden vanuit het standpunt van antisemitisme." Hij vindt dat "de Joden terughoudend moeten zijn in alle politieke kwesties." Hij beschouwt Roosevelt als "een vijand van het bedrijfsleven." Hij vindt "het een zware slag voor de Joden dat Frankfurter werd benoemd in het Hooggerechtshof."

De norse meneer C - de echte nazi in het gezelschap - gaat een vleiend en aandachtig gesprek met hem aan. Meneer J is het helemaal eens met meneer C. Meneer J voelt zich absoluut aangetrokken tot meneer C. Hij doet zijn best om naar zijn naam te vragen - ze hebben elkaar nog nooit ontmoet. "Een zeer intelligente man."

Meneer K aanschouwt het tafereel met een trieste humor in zijn expressieve ogen. Meneer K is ook Joods. Meneer K is een Jood uit het Zuiden. Hij spreekt met een Zuidelijke tongval. Hij vertelt onnavolgbare verhalen. Tien jaar geleden was hij eigenaar van een zeer succesvol bedrijf dat hij vanaf nul had opgebouwd. Hij verkocht het voor een mooie prijs, nam zijn behoeftige familieleden in dienst en geniet nu zelf van een inkomen van ongeveer vijftig dollar per week. Op zijn veertigste begon hij artikelen te schrijven over vreemde en ongewone plaatsen uit het Amerikaanse leven. Hij is vrijgezel en een trieste man die iedereen aan het lachen maakt. Hij reist voortdurend, kent Amerika van duizend verschillende kanten en houdt er op een rustige, diepgaande, discrete manier van. Hij is een dikke vriend van H, de biograaf. Net als H waren zijn voorouders al lang voor de Burgeroorlog in dit land. Hij voelt zich aangetrokken tot de jonge Duitser. Na verloop van tijd zitten ze bij elkaar. De onberispelijke meneer uit New England, de plattelandsman - intellectueel uit het Midden-Westen, de gelukkige vrouw die door de goden wordt toegelachen, de jonge Duitser, de rustige, evenwichtige Jood uit het Zuiden. En aan de andere kant zitten de anderen.

Meneer L komt net binnen. Meneer L is tegenwoordig een leeuw. Mijn gastvrouw was helemaal de kluts kwijt toen ze me aan de telefoon vertelde: "...en L komt ook. Je weet dat het vreselijk moeilijk is om hem zover te krijgen dat hij komt." L is een zeer machtige vakbondsleider. "Schat, hij is een man van het volk, maar echt fascinerend." L is een man van het volk en net zo fascinerend als mijn paardenman, de vice-president bij de bank, de vriendenmaker, en om dezelfde redenen en op dezelfde manier. L houdt toespraken over het "derde deel van de natie," en L heeft verdomd goed geboerd met het opkomen voor de onderdrukten. Hij heeft de beste auto van iedereen in het gezelschap; salaris betekent niets voor hem omdat hij leeft op een onkostenrekening. Hij is het eens met de allergrootste en machtigste industriëlen in het land dat het aan de sterken is om de baas te spelen over de zwakken en hij heeft van collectieve onderhandelingen een wettelijke verplichting gemaakt om hem of zijn handlangers aan te stellen als "agenten van de arbeid," met de macht om loonstrookjes te belasten en met het geld te doen wat ze willen. L is de meest krachtige geboren nazi in dit gezelschap Meneer B beschouwt hem met minachting, die getemperd wordt door haat. Meneer B zal hem gebruiken. L kakelt B's toespraken al na. Hij heeft het verstand van een Neanderthaler, maar hij heeft een onfeilbaar instinct voor macht. In privégesprekken hekelt hij de Joden als "parasieten." Niemand heeft hem ooit gevraagd wat de creatieve functies zijn van een goedbetaalde agent die een percentage van de arbeid van miljoenen mensen pakt en het daar verdeelt waar het zijn eigen politieke macht kan vergroten.

III

Het is leuk - een macaber soort leuk - dit gezelschapsspel "Wie is een nazi in spe?" En het vereenvoudigt de zaken - deze vraag stellen met betrekking tot specifieke persoonlijkheden.

Aardige, goede, gelukkige, fatsoenlijke, zelfbewuste mensen worden nooit nazi. Bijvoorbeeld de zachtaardige filosoof wiens naam in het Blauwe Boekje staat, of Bill van City College aan wie de democratie een kans gaf om vliegtuigen te ontwerpen - zij zullen nooit nazi's worden. Maar de gefrustreerde en vernederde intellectueel, de rijke en bange speculant, de verwende zoon, de werknemers-tiran, de man die succes heeft bereikt door te ruiken waar de wind van succes vandaan waait - in een crisis zouden zij allemaal nazi's worden.

Geloof me, aardige mensen worden geen nazi's. Hun ras, huidskleur, geloof of sociale toestand is niet het criterium. Het is iets dat in hen zit.

Degenen die niets in zich hebben om hen te vertellen wat ze wel en niet leuk vinden - of het nu door opvoeding, geluk, wijsheid of een code komt, hoe ouderwets of hoe modern ook - zijn nazi's in spe. Het is een grappig spel. Probeer het maar eens op het volgende feestje waar je naartoe gaat.
Zie: http://dneiwert.blogspot.com/2008/01/who-goes-nazi.html