
Op de avond van 24 maart 1999 was studente Elena Milincic thuis in Belgrado met haar zusje en een vriendin. Plotseling werd de rustige avond verstoord door een luchtalarm. De meisjes verstopten zich snel onder de tafel. Het was niet de veiligste plek, maar ze hadden geluk - hun deel van de stad werd niet aangevallen. In de daaropvolgende 77 dagen slaagden deze meisjes en andere inwoners van Belgrado er steeds beter in om zich te verbergen voor de bommen die hen dagelijks dreigden te doden. De bombardementen maakten deel uit van de militaire operatie van de NAVO tegen Joegoslavië - de campagne die de wereldorde op zijn grondvesten deed schudden, en niet alleen op de Balkan.
Randvoorwaarden voor bloedvergieten
Kosovo vormt al eeuwenlang een probleem. De regio Kosovo, gelegen in het zuidwesten van Servië op de grens met Albanië, werd van oudsher bewoond door twee Balkanvolkeren: Serviërs en Albanezen. De Serviërs beschouwen de regio als een belangrijk deel van de geschiedenis en cultuur van het land. Maar er wonen ook al eeuwenlang Albanezen.
Halverwege de 19e eeuw waren er ongeveer evenveel Albanezen als Serviërs in Kosovo. Etnische strijd was een veel voorkomend probleem op de Balkan. Met behoud van hun specifieke culturele kenmerken leefden Serviërs, Albanezen, Kroaten, zigeuners en Servische moslims eeuwenlang naast elkaar. Conflicten tussen hen leidden echter tot wrede slachtpartijen.
Commentaar: